Dit is een onderdeel van de Ceneton Groeipagina. Van dit toneelstuk moeten nog alle paginas gedaan worden. |
DE
[Vignet: tragedie en komedie als kuifelaars, Latet Quoque Utilitas].TAMSTERDAM, |
VERTOONERS. |
HENDRIK, WILLEM, JOOST, | } | Gasten. |
Jakomyn, zorgt dar het eeten gaarder is als gistren want myn Heer Zal je wat anders leeren, en wel licht het gat uit jaagen beurt het meer. JACOMYN. Hy mag zyn hoeren het gat uitjaagen, en wat anders leeren; maar geen eerlyke meiden; dat kun je hem zeggen. Wil hy me kwyt weezen, het hoeft hem maar een woord te kosten, ik zal alles wel laten leggen, En zo daadlyk gaan, laat hy me geld geeven, ik moet Nou al twee jaar huur hebben, hy mach me.... FLIP. Zoet, al zoet. Jakomyn: Eerst het me een hoope beks, en dan is t, zoet zoet, je mogt me in mijn weezen hebben gelaaten, Maar jy ben t oorzaak van het huishouden dat hier gehouden word. Al had onze heer tien tonne Gouds het zou niet baaten: Alle dagen brassen en domineren, met gasten, en hoeren, dat verslind; Daar leggender nog een deel op zaal, en in t voorhuis smoordronken, die hier gisteren gegeeten, en de heele nacht gedronken hebben, ik wed je zulk huishouden in de stad niet en vind. Te nochtend te vyf uuren is men eerst met groote giften uit de Ratelwachts handen geraakt, en van daar weêr nieuwe lichtmissen in de binnekamer, hy word van jou en zulke panlikkers leevend opgegeeten: Is dat gedaan, t geen jy Sinjeur toen hy weg ging belooft hebt? hoe weinig weeten De Ouders aan wien ze der kinders beveelen? is dat de jonge borst deugdsaam opbrengen, schaam jij je niet? Tien tegen een, dat het tavond niet weêr op een straatschenden zal gaan. FLIP. Hoe is t met de meid gelegen! Jakomyn: Al heb ik tot noch toe gezweegen, wat meen je, dat het me niet verdriet? Waaren al onze Heers vrienden, terwyl hy uitlandig is geweest, niet gestorven, ik zou het niet hebben geleden, Ik zou heter al lang gezeid hebben; maar nou ben je de de baas, en zulke jonge borsten zijn licht te overreden. Maar komt onze oude heer een thuis, ik meen datter een huisje leggen zal Ik vrees dat jy noch raspen zult. FLIP. In alle geval Jy zult niet voor my zaagen, maar ik ben daar niet bekommert voor. Onze ouden Heer heeft zyn zoon geschreeven, Dat hy noch wel vyf jaar uit zal blyven. Misschien krygen we haast noch gewenschter tyding. Jakomyn: Wat tyding kan voor jou gewenschter zyn? FLIP. Zyn dood. Jakomyn: Vagebond! Flip: Trouwens, vyf jaar is zo goed als dood, want in die tyd, zei de kaerel, komt de keizer, ik, of de Oliphant te sterven. Jakomyn: Dan blyf ik niet langer tot Alderheiligen, ik wil zo niet langer leeven. Flip: Nou Jakomyntje ik zal zorgen dat jy jou huur krygt; weest maar te vreên, Noch en goede vereering daar boven, ga maar heen, En doe jy je dingen. Daar komt myn Heer, met een van de gasten. Jakomyn: Zal die hoer hier weêr eeten? Flip: Je hoert zo. Jakomyn: Ja t is niet om te vergeeten, Zulken spyt als die karonje me lest dee... Maar ik acht me te goed. Om tegen haar te spreeken, ik heb te eerlyken gemoed. Flip, alleen: Wat zyn de vrouwluy jaloersch! Het spyter dat onze Heer zyn zinnen Op andere vallen; ik geloof zy heeft staat gemaakt dat hy haar zou beminnen. Tweede toneel Jacobus, Flip, Aaltje, Neeltje, Hans Jacobus: Mijn Engel ik zweer het.... Hans: Is myn Heer hier al? FLIP. Neen. Maar hy zal hier voort koomen. Hans: Ik kom slus dan wel weêr. Hans binnen. Flip spreekt met Jacobus. Aaltje: Wat dunkje Nicht? Neeltje: Het geen ik gezeid heb, zeg ik noch, Berouw je op geen vryers, want zy zyn vol bedrog. Jy bent slecht dat jy jou inbeeld, dat jy hem altyd jou vrind, en weldoener zult vinden, Ik vermaan je, laat je niet door wisje wasjes, en schoone beloften blinden. Als hy jou moe, of jy oud word, zal hy jou de schop geeven en laaten gaan, t Past de eerlike Vrouwen, maar geen juffertjes van onze nering, by een te houwen, daarom laat je raân. Hy zal jou verachten. Aaltje: Dat hoop ik niet. Jacobus komt binnen Neeltje: Ik heb wel meer iets zien geschieden, Dat niet gehoopt wierd, ik zeg hy zal van je vlieden. Wil je myn woorden niet gelooven, geloof dan t geen gy ziet; Flip luistert Ik spel je niet te vooren, of t is my zelve geschied. Doen ik jong en schoon was.... |