U Ed: heeft zich niet te verwonderen wat ingebeelde kennis, en aangetrokken gemeenschap, my mag bewogen hebben zulk een staal van onderlinge kundschap in het werk te stellen, of, om klaarder te spreeken, met kracht de vriendschap te willen inwyen, met het opdringen van deze ofte diergelijke stoffen; zeekerlijk onze kennis is meerder als mijn Heer bekent is, behalven eenige mondelijke gemeenschap ben ik vry dieper in u boezem, ja zelf tot u hart, ja tot u ziel ingekroopen: ik ben zelf, buiten u wil en weten, een schatkist van u minnelijkste, en dienvolgens edelste driften geworden; u geest heeft my geopenbaart wat gulde aderen en stroomen van zuivere kennis in de duistere mijnen van u innerlijkste verborgentheden verhoolen leggen. Ik, zo bezorgt voor de gemene welstant, als greetig na de eer en lof, een kostelijken, hoewel tot noch toe verborgen schat, in t licht gebracht te hebben, poog alhier, met een vonksken van mijne Vaerzen, het smeulende vyer van een al te zedigen geest op te wekken: zo verre gaat mijn lust, zo ver mijn genegentheid. Ik offer u op, en wat? twee Roozen, een Roode met een Witte, ik meende dat het twee Wonders zouden geweest, en datze in de winter zouden gebloeit hebben, om hun eigen geringheid met zulk een zeltzame eigenschap te verheerlikken; maar de tijd en mijne hoop hebben my bedroogen: evenwel neemtze aan, hoe verslentert en verblikt ze mogen zijn, ze hebben door de doornen gewandelt, zonder datze zich met hun eigen kosten verweeren, alzoo ze tijdeloos afgeknot en onder de voet geworpen waren. Eylaas! Zy hebben veel uitgestaan, en echter zy quamen wederom op; maar eindelijk, gevelt door een gevaarlijker, hoewel zachter onheil, zouden ze hebben moeten onderblijven, tot mos en drek verrotten, in de vergetelbeek versmoort leggen, t en waar een gunstiger hand hen weder aangenomen had. Dusdanig zijn ze, doch versmaat ze echter niet, vermengt ze onder uwe Lauwren, dieze voor den blixem zullen beschermen: neemtze, zeg ik, aan; ist niet om hun waarde, t zij om de gunst van hem, die is, en eeuwig blijven wil, indien hy t mag waardig zijn, |