Jan van Daalen: Klucht van de jaloursze jonkker. Amsterdam, 1654. Uitgegeven door drs. G.C. van Uitert. Red. dr. A.J.E. Harmsen, Universiteit Leiden. Ceneton022200 Ursicula De tekst is grotendeels gezet in fractuurletter; voor neventekst en eigennamen is de romein gebruikt. Hier is het fractuurletter in een aparte kleur weergegeven. In deze uitgave zijn evidente zetfouten gecorrigeerd en gemarkeerd met een asterisk. |
KLUCHT[Vignet: Fervet opus, redolentque thymo fragrantia mella. - Yver]tAmsterdam, voor Jakob Vinkkel, Boeckverkooper, in de Lange-brug-steeg |
Namen der Perzoonen. |
Op de Reegel: |
KLUCHT |
De Ionkker en Hane- veer gaan binnen. |
Kaatje en Ielle weêr uit. |
Zingen en danszen, alle vier, lDe Yrze Ha. |
Kaatje en Moezeltje zingen eerst. (285) Hey kom an, Als en man, Danst vry dat de bille schuimen; Dat is gang, Niet te lang (290) Mosten wy ons tijd verzuimen; Want nu wy, Zy aan zy, Zoo gereet staan met ons viere, Was t een pijn (295) Dat ik mijn Vreugd nu langer zou bestieren. |
Ielle en Hansje zingen lest. Als twee broers, Op zen boers, Zellen wy dit lustig klaare; (300) Dat men Vrouw Altijd wouw Dat wy tzamen by haar waare, Om met vreugd En geneugd (305) Onzen tijd zoo te paszeere. Lustig, kom, Draay je om; Kan je niet, ik zel t je leere. |
Moezeltje doet de deur op. |
Haneveer uit. |
Kaatje en Moezeltje zitten op Ielle en Hansjes rug; Haneveer gaat tusschen haar beyen zitten, en vallen zaamen onder de voet, en vechten. |
Kaatje en Moezeltje op de knien. |
Ielle heeft Kaatje, en Hansje neemt Moezel- tje op de rug, en gaan al torszende binnen. |
Haneveer uit, en zeid: |
Ze gaan altemaal binnen, behalven Haneveer. |
J. v. DAALEN. |
tAEMSTEL-DAM, ____________________________________________________ Uit de Drukkery van KORNELIS DE BRUIN, voor-aan op de Lauwrier-gracht. ANNO MDCLIV. |
Tekstkritiek: |