Mijn Heer en waarde Neeff:
NAat zeggen vanden Lacedemonischen Vorst Cleomenes,
kan men de gemoeden der Menschen, meer door oprechte trouw, en vriendelijk onthaal, als door giften en gaven, aan zigh verbinden: twellik met de waarheydt gants gheen onghelijkheydt heeft; want door uwe heusheyt en goede inborst, met ontallijke vrientschappen (onverdient) aan my betoont, ben ik met een natuurlijke beweeging aangeport en gedwongen om, of in mijne onmooglijkheydt iets mooghelijk te vinden waar, mijne dankbaarheydt aan U.E. te kennen geven. Maar steeds door mijne geringe en kleyn ingebeelde vergeldingh teegens U.E. groote gunst verachtert, gedaght ik eyndelijk op deeze woorden van Quintus Curtius:
Wie zigh schaampt in zijn staat,
Om anders groot geluk,
Die doet zigh zelven quaat,
En oorzaakt meerder druk.
Hier door weeder aangheprikkelt hebbe ik alle middelen gezoght, of ook yets by my konde voort-gebracht werden, om U.E. te behaaghen. Veel dingen over hoop te haalen wiert my door den Heer de la Nouë ontraden met deeze spreuk:
Die door Inbeeldingh by zigh zelver veel besluyt
Raakt vol onnutte zorgh en reght heel weynigh uyt.
Dewijl ik my vast in deeze woorden bekommert vondt, is my de Geest vanden verstorven doch eeuwigh in heughnis leevenden Madritsche Apoll, en grooten Spaensen Poët Lope de Vega Carpio opghewekt en herschapen door den kunstlievenden en yverighen Heer Iacobus Baroces zweevende op Neder-duydtze wieken, voor mijne oogen verscheenen, en al prikkelende zijn taalgenoot en rust-benijdende vriendt, gedwongen, deeze zijn gedwongen Vriendt my over te draagen, om op onze Amsteldamze Schouburgh in Neder-duytze Vaarzen te doen her-leeven. Dewijl ik nu aght eenighe stoff bekoomen te hebben, om dien vriendelijken bandt, daar U.E. my mee gedwongen, en aan U.E. verbonden hebt vaster te knoopen en te verbinden, zoo laat deezen gedwongen Vriendt, neffens het oprechte hart, van uwen ongeveynsden en geenzins ontvreemde Vriendt onder de Wieken uwer achtbaarheydt hunne toevlucht genieten. In dien er yets in is dat u ghevalt, het zal ons genoegh zijn, en onze moeyten zullen in wellusten verandren. Geen ghefronst Voorhooft, noch dwars ghetrokken Oogh zal oyt den yver van dankbaarheydt in my uytblussen, die door U.E. rijp verstandt, en bezadight oordeel van dagh tot dagh meer en meer in oprechte liefde bloeyen zal. Wel aan ontsanght dan waarde Neeff, bid ik ander maal, deezen ghedwongen Vriendt tot teeken van ware en oprechte Vriendtschap van die, die U.E. van harten wenst alles wat u hart tot tijdtlijke en eeuwighe welvaart zelfs wenschen zoude, blijve altijt U.E. willige en dienst-verplichten
Vriendt en Neeff,
ISAAC VOS. |