Om alle de Vragers, (die my, en de mynen vragen, waaromme ik myne Spellen aan de Heeren Visitators, ter Visitatie, niet overgeeve, om gespeelt te worden,) eens vooral te beantwoorden. Men weete, datme zich wachte voor den steen waar aan me zich eenmaal gestooten hebbe, ook wille ik meester zyn en blyven van myne werken.
Ik hebbe dit Treurspel, genaamt Menalippe, voor eenige jaren aan de Heeren Visitators aangeboden om gespeelt te worden; t is geweest byúa anderhalf jaar in handen van die Heeren, en toen, door een ander, my weder behandigt, en bedankt, zonder de minste reede te geven, en wyl ik geen reede kan vinden, waarom een Spel, als dit is, verworpen wort, heb ik geen lust, myne stukken aan zulke Visitators ter Visitatie over te geven, die, zonder reden te geven, iets willen verwerpen.
k Heb hierom dit Spel, nadat het al voor eenige jaren, als een verworpeling, was weggelegt, nauwkeurig getoetst, tegens de Regelen der toneel Poëzye, om de feilen te ontdekken, doch niets gevonden dat er tegens strydt. k heb hier en daar wel een woort verandert, ook wel eenen regel, maar het Spel en schikkinge is gebleven, zo als het ten dien tyde is overgegeven. Doch, om niet te steunen op myn eigen oordeel, geeve ik den Lezer de Regelen op, en verwachte zyn oordeel, of dit Stuk, met deeze Regelen, overeenstemt, dan, of het daar meede strydig is.
Behalven de Algemeene kunst Regelen der Poëzye, is de Toneel-Poëzye aan eige bepaalde Regelen verbonden, om een Toneelstuk te volmaken.
Daar zyn Regelen die volstrekt Nootzakelyk zyn, om alle Warringe, en Tegenstrydigheit weg te nemen, en [fol. *2v] het Onderwerp, voor het Gezicht en Gehoor, naar de Bevattinge, volmaaktelyk uit te voeren.
Deeze Regelen eischen, Wezentlyk te Werken, naar de Reede; wat tegens de Reede aanloopt, is Tegenstrydig, en baart Ongenoegen. Wat naar de Reede gericht is, sluit in zich het Mogelyke, Waarschynelyke, en t Nootzakelyke. Deeze zyn de Gront-Regelen, waarop alle kunstkenners bouwen; dewyl die Regels overeenstemmen met de Reede.
Daar zyn ook Regelen uitgedacht, om het Werk Sieraat, en Luister te geven, en het hier door op te beuren tot eenen verhevenen trap, deze Regelen worden in alle Dichters niet even volmaakt gevonden, echter, wanneer de Wezentlyke Regelen, overeenkomen met de Reede, kan een Spel goet zyn, schoon er alle de Sieraadt Regelen niet in gevonden worden. doch, Beminners van de kunst, zullen naar deeze Regelen doelen.
Onder alle de Kunst-kenners, die Regelen der Toneel-Poëzye hebben opgegeven, achtte ik geen van den minste te zyn, de beroemde Corneille. hierom hebbe ik lust gehad, alle zyne Regelen beknopt by één te zamelen, om myne Menalippe, naar deeze Regelen te toetzen, en te zien, ofze van deze Regelen afwykt, en daarom verworpen is, dan, ofze met die Regelen overeenstemt. ook, om den Lezer met eenen opslag, de voornaamste Regelen der Toneel-Poëzye te doen zien. Dus begint hy:
(1) Het Spel zy uitgedacht om te Behagen; zal het Behaagelyk zyn, t moet geschikt worden naar Regelen, of alles loopt in t war.
(2) De Gront, van alle de Regelen, is het Mogelyke; en Waarschynelyke; men voegt er t Nootzakelyke by, mits de Nootzakelykheit niet strydig zy met een van beiden.
(3) De Waarschynelykheit moet in het Onderwerp zyn, of gemaakt worden door kunst.
(4) Wil men in het Werk iets Verzieren, t moet hebben de uiterste Waarschynelykheit.
[fol. *3r]
(5) Het Mogelyke kan eenigzins stryden met de Waarschynelykheit; by Voorbeelt, een zwakke vrouwen arm, overwint een sterk man. of, een verstandig man word bedrogen, door eenen minder doorslepenen, zulks is Mogelyk, doch niet Waarschynelyk; echter legt er geen Tegenstrydigheit in, en mag bestaan.
(6) Dewyl de Nootzaakelykheit niet mag aanlopen tegens de Waarschynelykheit, eischt de Nootzakelykheitom de Waarschynelykheit te voldoen, alle de Bedryven, zo wel als de Toneelen, aan één te schakelen.
(7) Men hebbe geen vryheit tot Nootzakelyke Verzieringen, wanneer zy aanlopen tegens het Mogelyke, en Waarschynelyke.
(8) Men moet de Daat behandelen zo als zy is geschiet, zo t zyn kan, anders mag men de Daat behandelen zo als zy hebbe kunnen geschieden, naar de Waarschynelykheit, Mogelykheit, en Nootzakelykheit.
(9) Des is t geörelooft iets te veranderen in de Omstandigheden, mits zulks niet strydig is met de waare Daat.
(10) t Zyn de beste Onderwerpen, die veroorzaakt worden door t Geval, en niet door gewronge kunst.
(11) Het Onderwerp moet bestaan uit weinige Geslachten.
(12) Zeedelessen, en Zinspreuken, moetme spaarzaam gebruiken.
(13) Men moet de Deugden, en Gebreken, levendig afschetsen, in eene bevallige redeneringe, zulks baart genoegen, en doet nut.
(14) De Hartstochten moeten zuiver, na haare Eigenschappen, verbeelt worden, om Medelyden, of Vreeze te verwekken.
(15) Men moet doorluchte Personen, Verhevenerwyze afschetsen, t zy ten goede, of ten kwaade.
(16) De Zeden moeten Overeenkomstig, Gelykmatig, en Eenparig zyn, de Overeenkominge bestaat, om den Ouderdom des Perzoons, met zyne Waardigheit, Geboortenstant, en Lant, wel aan te merken. De Gelyk- [fol. *3v] matigheit is, den Perzoon zich zo te doen gedragen tot den einde van t Spel, als hy is opgekomen. Een Minnaar Verlieft. Een Koning Deftig. Een Krygsman Dapper. Een Redenaar Ernstig, enz. De Eenparigheit bestaat, alle de Perzonen, in de Zeden te doen volharden, die hen in den beginne gegeven zyn, tenzy een zonderling Geval, hen van Zeden doet veranderen.
(17) De Uitdrukkinge der gevoelens van den Wil, behoort tot de Redenkunde. deeze is gepaart met de Letterkunde, en eischt eene zuivere Taale. De Letterklanken Verschillende, en wel ter zaake gepast op de Daat; De Vaerzen Vloeyende, en Verheven, doch, men moetze niet Brommende uitten, wyl zulks onnatuurelyk is, gemerkt de werkende Perzonen niet opkomen als brommende Poëten, maar als Redenaars.
(18) Het Spel moet gericht zyn tot Zuiveringe der Hartstochten, door het vertonen van t verfoeyelyke des kwaats, en t straffen der kwaden, met aanpryzinge der Deugt, en t belonen der Deugdelyken.
(19) De Gevallen, om Medelyden te verwekken, moeten zyn tusschen Bloetverwanten, of vereenigde Vrienden, t zy door Liefde, of Verbintenisse, want, indien vyanden, of onverschilligen elkander beschadigen, zulks baart geen Medelyden.
(20) Men merkt vier trappen aan, om te komen tot een Verheven Treurspel. Vooreerst, men kent Hem, dienme wil Bederven, en Verderft hem. Dit is eenen minder volmaaktheits trap. Ten tweede, men Verderft, zonder hem te kennen; en men kent Hem na zynen Doot, met ongenoegen. Dit hebbe iets verhevener. Ten derde, men staat ten Verderve vaardig, zonder Hem te kennen, en kent Hem recht tydig, om te Behouwen. Dit is t Verhevenste. ten vierde, men Kenne; onderneme; hebbe de Magt; en Voltrekke het niet, dit vervat wel iets kwaats, maar niets treurigs, en indien zulks geschiet, door eene simpele veranderinge van den wil, zonder een merkwaardig ge- [fol. *4r] val, dat er hem toe verpligt, van niet te verderven, dan is zulk een stuk van den geringsten slag. Maar, word hy, door een hoger magt, belet hem te Verderven, en die hy verderven wil, hem zelve doet omkomen, of, brengt onder de magt van dien hy wilde verderven, Dan kon dit Onderwerp wel verhevener zyn, dan de dry vorigen.
(21) Het Onderwerp moet zyn eene navolginge der Menschelyke Daden. Doorluchtig, Ongemeen, en eene Ernstige Daat; die, tot haare Volkomenheit, moet gebragt worden.
(22) Wanneer de Daat Volkomen zy, mag er geen Aanhangzel by gevoegt worden; zelfs moet den Uitgang kort zyn, doch, niet ontydig afgebroken, maar aflopende, wyl t rekken verveelt.
(23) Het Spel word verdeelt in Voorreden; Byvoegeselen; en Ontbindinge.
(24) De Voorreden, zynde het eerste Bedryf, moet in zich bevatten alle de Zaden, waar uit het vollegende Geboren word.
(25) Alle de Personen moeten in het eerste Bedryf opkomen, voor t minste genoemt worden, die Werken zullen.
(26) De Aanéénschakelinge, in de Voorreden, moet Hartstochtelyk zyn, geen simpele vertellinge.
(27) De Byvoegzelen zyn de dry middelste Bedryven, en moeten alle betrekkelyk zyn op het Onderwerp.
(28) Den Uitgang is het Vyfde Bedryf, en moet gebragt worden zo naby het leste Toneel, als t vallen kan.
(29) De Ontbindinge, indien zy is ter bevrediginge, moet geschieden door eene krachtige reede, of zonderling geval, in de werkende Daat. t is belachelyk zulks te doen door eene Godheit, of Engel, hier in is geen kunst, en zulks is niet betrekkelyk tot het Onderwerp.
(30) De Dry-Eenheden zyn de Daat, Plaats en Tydt. De Daat moet Enkel zyn, alle de meedewerkende Daden moeten de Enkele Daat volmaken.
[fol. *4v]
(31) Men moete in eene gedurige Werkinge zyn, wort er eene tusschenpozinge vereischt, dan moetme den Aanschouwer een Denkbeelt geven, wat werkinge men, in dien tusschentydt, zoude kunnen verrichten; doch beter, wanneer de Bedryven en Toneelen aan één geschakelt zyn.
(32) Men moet zo veele Werkende Daden voor het gezichte brengen, als t zyn kan.
(33) Het beste Verbant geschiet door openbare tzamenspraaken. te spreeken uit verborge plaatzen, geschiet zelden zonder Gemaaktheit. noch slechter is t aan één te schakelen, met stom op het Toneel te staan, om slegts te horen wat andere zeggen.
(34) Men moet het geene Geschiet is, voor de Werkende Daat, beknopt aan het Onderwerp binden.
(35) Yder Bedryf moet in zich een gedeelte der Enkele Daat bevatten.
(36) Yder Bedryf moet volkomen zyn, men maakt er zo veele Toneelen in, als er tot zyne Volmaaktheit behooren.
(37) De Perzonen moeten, zonder reede te geven, niet op het Toneel komen, noch weggaan, zonder dat men hoore waarom zy weggaan, en als zy in t zelve Bedryf wederkomen, ook reede van die komste geven.
(38) t Is nodig eenige kleinigheden op den kant te zetten, wegens de houdinge, en om warringe te myden,
(39) Men moet de Eenheit van den dag niet al te eng bepalen, men drage slegts zorge, alles, zonder zichtbaare klooven, aan één te schakelen, en men merke, in de tusschenpozen, dat men werkelyk bezig zy, ter volmakinge der Enkele Daat.
(40) Alle de Perzonen, die gewerkt hebben, mits zy in wezen zyn, moeten in het leste Toneel opkomen, vooral wanneer de Ontknopinge voor het gezichte geschiet. zulks is verhevener, dan door een verhaal.
(41) Ook moet de Eenheit der Plaatse, niet al te eng bepaalt worden, want, wen Geheimen, en Zamen- [fol. *5r] zweeringe, in een algemeen spreekvertrek verhandelt worden, strydt zulks met de Waarschynelykheit.
(42) Derhalven eischt de Nootzaakelykheit, het Algemeen spreekvertrek dus te schikken, om het verhandelde, tegens t Waarschynelyke, Regelmatige, ent Mogelyke, niet te doen aanlopen. om dit kunstig te doen, moet men de Daden uitvoeren, daar zy gevoegelyk kunnen voorvallen, en is t onmoogelyk, naar de eigenschap der Daat, de Eenheit der Plaatse te behouwen, dan moetme, ten minste, zorge dragen, dater geen zichtbare veranderinge in het Toneel zy, dus kan de Nootzaakelykheit, ons eenigzins verschoonen, wegens de Eenheit der Plaatse, en den Dag; schoon het strydt met de Waarschynelykheit.
Daar hebt gy, Lezer, zo niet alle, ten minste de voornaamste Grond- en Sieraad-Regelen, waar naar zich een goed Treurspel Dichter behoort te richten. k laat andere, die lust hebben, de Oude en Nieuwe stukken, naar deeze Regelen, toetzen, en zien, welke Gebrekkelyk, of wel in den Haak zyn. myne Menalippe hebbe ik aan deeze Regelen getoetst, en geen tegenstrydigheit gevonden, derhalven kan ik geen reede uitdenken, waarom men zulk een stuk onwaardig gekeurt hebbe, om gespeelt te worden. doch twee kunnen meêr zien dan één, kan een ander tegenstrydigheden ontdekken, my zal vrientschap geschieden, wenze my getoont worden; om dus in staat te zyn, myne feilen te verbeteren.
De Nootzakelykheit eischt, het vyfde Bedryf te doen speelen in de Hooft-tent van Orontes. doch, hier in is geen Wanvoegelykheit, wyl het Toneel niet verandert, t Gordyn valt, om den aanschouwer te doen weten dat hy de tente van Orontes ziet.
Ook is het Waarschynelyk, Kleoméne, met Alkaméne te zien in het algemeen spreekvertrek, wyl een yder daar kon komen, en te veiliger des nachts; te meêr, dewyl de spreekplaatze geschikt is in t Bosch, voor de Hooft-tent, daar een yder uit de Tente, en ter weder- [fol. *5v] zyde van het Bosch, kon komen. Ook eischte zulks de Nootzakelykheit, wanneer Alkaméne zich zelve moest bevechten, om schyn te geven aan de Dacers, datze Alcimedon, naar het vechtperk hadden zien vertrekken.
t Is ook niet Onwaarschynelyk t verhandelde in de opene Lucht te zien Speelen, gemerkt de volken ten dien tyde, hunne vergaderinge in de Bosschen hielden, Wyl ik dan geene tegenstrydigheden in dit Spel ontdekken kan, hebbe ik t gewaagt, schoon dit stuk is verworpen, dezen Verworpeling in t licht te doen wandelen. rechte kenners van de kunst, kunnen van zyn maakzel oordelen. |