J.D. |
VOORZANGK. |
Aan de VOLMAAKTE |
Wy brengen Karel Stuart, die groote Monarch, voor u ten offer; maar niet gelijk hy placht, in t Vorstlijk praalgewaat, op zijnen Troon de gulde Rijxstaf te zwaien: dellenden die hem nu omringen doen u wel anders bespeuren. Wijze ziel, verschrik niet voor de woedende beulen, die heur godvergete handen in haar Koningx bloet dopen: dalmaghtige Vader zal, te zijner tijt, de geregtige straf over dit heiloos gespuis wel uitvoeren. Wy stofferen ons Treurtoneel nu met geen wraakzieke Minnaars, maar met den bloedigen ondergangk van die grote en rechtvaardige Martelaar, die van zijn eigen Onderzaten van den Koninglijken zetel is afgerukt, en gedwongen zijnen nek de bebloede Bijl van den verwoede Moorder toe te reiken. Het heeft mijn geest gelust in deze Treurstof te weien, en dongestadigheidt der Wereltsche vergangklijkheden toverdenken. Noit heeft de Zon, van den op- tot den nedergangk, gruwelijker daat beschouwt, als deze die nu zo onlangs by onzen tijde geschiet is: de Martel-asse, van zo veel hoogdravende vernuften ten grave uitgekrabt, is mijn Zanggodin ook op de tong gestoven, en heefter aangeprikkelt deze ruwe schets er van t ontwerpen. [fol. A2v] Aanziet, volmaakte Maagt, onzen rampzaligen Vorst met uw medogende ogen, daar de Digters van zingen: |
Deurluchtige Flonkerstar, verschoon mijn wufte jeucht, die zulk een zwaarwigtigen stuk, t geen alleen voor uitstekende vernuften behoorde gelaten te zijn, heb darren aangrijpen; een blinde zucht heeft my verrukt, en schipbreuk doen lijden in de Zee der heilige Poëzye: doch indien ghy eenig behagen in mijne uitsporigheên kunt vinden, zal ik al de hóón en smaat der bespottende Wereldt vernoecht dragen; want: |
Ondertusschen, beleefde Maagt, koomt de wemoedig Elizabeth by u vertroosting zoeken; grijpt ze in uw medogende armen, en droog de hete tranen, die zy om haar Vaders doot langs haar roosverwige wangen stort, af; en ontfang deze toewijding zoo gunstig, als u die wordt opgeoffert van, |
Amsterdam, 1649. den 14. van Lentemaant. | J. D. |
Aan mijn VRIENT, |
J. D. |
INHOUDT. |
WY openen de gordijn van ons bebloet Tooneel met Karel Stuart, Koningk van Engelant, Schotlant en Yrlant. Deze, naar een driejarige strijdt, tussen hem en zijne Onderzaten, waar in hy meest de nederlagen behiel, is ten lesten, alzo het meerendeel van zijn Leger verslagen en gevlucht was, by de Schotten, die toen, om de Rijxvergadering te helpen, optrokken, in een onbekent gewaad gevlucht; wanende by hen, wijl hy een Inboorling hunnes Lands was, meer heuls, dan by de Engelsche te vinden. Maar dongelukkige Vorst is, in zijn mening, bedrogen; vermits hem de Schotten, toen hy zich een weinig tijds by hen hadt onthouden, aan de Rijxvergaderinge van Engelandt overgeven: doch op voorwaarde, van aan zijn Koningklijk Perzoon niets te misdoen; dies hy op het eilant Wicht, tot naarder gelegentheidt,in bewaringe word gestelt. Ondertusschen dringen de Gezaghebbers van t Leger dapper aan om de Majesteit voor t gerecht te stellen: het meerendeel van zijn noemende hem hun gezworen vyandt. Behandegende ten dien einde een vertoonschrift aan de Rijxvergaderinge, die u, te laat, zien aan wie zy dOppermacht over dOorlogsbenden hadden vertrouwt; weigerende op het voornoemde vertoonschrift te antwoorden. Daar op rukt een gedeelte van t Leger naar de plaats daar de Koning, met de Rijxvergaderinge bevredigt zijnde, zijn Vryheidt verwachte. Fluks wordt de Majesteit gevankelijk op het kasteel Horst gebrocht. Daar by verzekerden zich de Legervoogden niet alleen van de starkste plaatzen, maar namen eenige Leden van de Rijxvergaderinge in bewaring, de rest ontgingen, met de vlucht, het onweêr dat er dreigde. Ten lesten hebben die van t Leger, na dat ze een ongehoorde wet gesmeet, en een helsche Bloedtraadt opgeworpen en verkoren hadden, deze rampzalige Vorst van Horst op Winzor, zijn Koningklijk Lusthof, gevoert. Beschuldigende hem daar van hoog verraadt en gruwelijke schelmstukken: invoegen dat hy daar door verdient heeft, dat hem de Kop met een Bijl van het lichaam zou gescheiden worden. Met welk bedrijf het Treurspel eindigt. |
Het Tooneel is Westmunster en Withal. |
PARSONAADJEN. |
DOORESLA. STELE. ASKE. KOKE. | } } | Bloetraden. |
ZWYGENDE. |
KAREL STUART, |
Fairfax. |
Kromwel. Fairfax. |
Rey van Schotze Maagden. ZANGK. |
TEGENZANGK. |
TOEZANGK. |
TWEEDE BEDRYF. |
Tomlisson. Hakker. |
Dooreslaar. Bredshauw. |
Rey van Schotze en Londze Maagden. ZANGK. |
TEGENZANGK. |
TOEZANGK. |
DARDE BEDRYF. |
Karel voor de Rechters. |
Eerste en tweede helbaardier. |
Fairfax. Kromwel. |
Eduart, Dienaar van Fairfax. |
Rey van Schotze Maagden. ZANGK. |
TEGENZANGK. |
TOEZANGK. |
VIERDE BEDRYF. |
Elizabet. Karel. Iames. Tomlisson. |
Iames. Iuxon. Elizabeth. Karel. Tomlisson. |
Kromwel. Twee Helbaardiers. |
Fairfax Dooreslaar. Kromwel. |
Rey van Schotze Maagden. ZANGK. |
TEGENZANGK. |
TOEZANGK. |
VYFDEBEDRYF. |
UIT. |
OP DE |
J. D. |
Tekstkritiek: |