OP DE |
C. v. G. |
HET |
HET[Vignet: fleuron met honden]TE ROTTERDAM |
VOORREDEN. |
Wel aan deftige Heeren, brave Burgers, en lustige Boeren, die uwe vadse tyden zoo graag in het lezen van vreemde en vrolyke dingen overbrengt: en uw gigtige, podagreuze, en venuszieke ledematen, met den balsem van Jan Koddeman strykt, hier heb je kramerye voor je inpertinente pyn: die je ook zekerlyk (indien het Juffrouw Natura geliefd) zal genezen, en op de been helpen. Het is een vreemde kost, nooit by de menschen onder de Drukpers of op een Tooneel geweest: doch ik beveel je evenwel, uit de grond van me gemoed, verwaarlooster je plicht, noch je werk niet mede: want ik zou t je in het alderminste geen dank weten: leest het wanneer je tyd hebt, en drinkter dan een beker tien of twaalf frisse Wyn op, het zal je geen zeer doen: en ik kan jer dit by zeggen, dat ik my wel voor [fol. *2v] tien duizend mandjes vol van de alderzoetste en mooiste duiveltjes dieer ooit op een Tooneel geweest zyn met lyf en darmen wensch, zoo ik lieg, of je dingen verhaal die niet waar zyn, of niet waar konnen worden: doch hier tegen over moet je stinken als een Bonsem, de roode loop (een scheeps plaag) door je darmen vliegen, de peperpest, zoo dicht als Schapewol, met quikzilver gemengeld, in je naars varen: en je moet altemaal (met Lots nieuwsgierige wyf) in zoutpylaren veranderen, arm en ellendig verliefd worden, of met een volle beurs onder de Pleitpragchers vervallen, zoo je me niet in myn schryven geloofd. Het is wat nieuws Lezer, en nieuwe kleederen zyn behaagchelyk, al zyn ze juist de schoonste niet. Ik dis je dit maar voor een versnapering op. Altyd een en dezelve kost te eeten (al was ze noch zoo lekker) doet de maag walgen: want Omne novum charum; vilescit quotidianum. t Behaagchlyk nieuw, lacht yder toe. Maar oude kost die word me moe. Ik moet je nu goede Lieden eens vertellen, waarom ik dit SCHEEPS LEVEN in druk heb laten uitgaan. Het is voor eerst, om je de gekheden, die aldaar gepleegt worden te doen zien: de slechte huishoudinge onder dat volkje te vertoonen: en om een aanprikkeling [fol. *3r] (voor hier namaals) te maken, tot een beter, rechtvaerdiger, en zediger leven. Ik heb myne huishouding mede voor eenige tyd in die winkel gehad... doch halte, als ik daar wat veel van vertelde, zoo zouden der sommige licht roode kaken krygen, en denken, dat ik van haar schreef: dit is myn meening niet, al schoon der genoeg onder zyn, die wel verdiende, dat ik se met een quispeling aan de Weereld vertoonden. Hunne manier van leven is zoo hatelyk, dat het zelfs van deftige mannen die nevens hun zyn, bespot, en veracht word: maar men weet dat in alle dingen het gebrek woond, en dater niets aan alle kanten volkomen is. Echter moet ik u dit zeggen, gy kaauwers, en knabbelaars, die je arbeidsbeenen in de mond draagt, rousmouzende Drinkebroers, die zoo graag pluisd, en pooid, op oud, en op nieuw: dat ik meer zucht en liefde voor het welwezen van myn Vaderland heb als gy. Zie eens om, hoe veel beleefder, en gemanierder men by andere Volkeren leeft: en hoeveel deugdelyker men malkander aldaar behandeld: Erreten, en Stokvis, uit de Koks ketel (slimmer als Arendjes Hond aan de wal) voor een Luitenant te moeten eeten, is een slecht kosje om vet te worden... Basta, ik scheyer af; het quaad word toch zelden gestraft onder de Grootte, placht kleine Belytje te zeggen: en de rykste Steden [fol. *3v] staan het meeste voor de ondeugden open; geen bediening iser hoe gering daar een pratse zot bequaam toe is. Nu, zoo je het namaals niet beter maakt gy Forfadets, zoo geef ik al wat ik in de Weereld heb, aan het zoetste Dochtertje van Venus ten besten, indien ik je niet in het openbaar, met naam, en toenaam zal beklagen, over je ongehoorde onbillikheden: en ik wil me wel laten lubben, zoo je dan ook niet levendig als Roervinken, Roovers, Dwingelanden, en Atheïsten, zult gebrand, en gebraden worden. Maar hier, hey, holla, waar ben je Dreuil-ooren, en schynschoone Bedilallen, Achterklappers, en Kakelaars, die altoos met de muggen langs de straat zwieren? in dit Scheeps Leven heb je weêr stof, om je quade genegentheden te voldoen: het zy in het berispen van de schikking die de maker van dit werk vertoond: de taal die hy schryft, waar door hy yder in zyn natuurelyke gestalte laat zien; of zoo je wilt, om verkeerde toepassinge te bedenken, en die andere (buyten de gedachten van den Schryver) in te boezemen. Over al kun je met gemak je fenynigen imborst ontlasten: maar of jer wel zy zult by spinnen, dat weet ik niet: want ik kan je voor eerst by de helderheit van de beste soppige Peer dieer in de Weereld is verklaren: dat ik dit Blyspel, zonder eenige verçieringen, recht op [fol. *4r] zyn scheeps, zoo als het daar somtyds gespeeld word, heb willen vertoonen. Ten tweede, heb ik geen andere taal uit de monden van dat volkje konnen voortbrengen, als se by hunne Vaartjes, en hare Moertjes geleerd hadden. Komen der nu eenige fatsoendelyke menschen onder, die mede zulken taal uyten, zoo weet je wel, dat het spreekwoord waar is, die met pik om gaat word daar van besmet; dit zou je konnen zien, indien je met my, dat leven had by gewoond. Wil je nu eenige gelykenisse maken, en buiten dit stuk, hier of daar, eenige menschen opzoeken, die de Vertoonders zoude konnen verbeelden: zoo zeg ik je rond uit, dat je groot abuis begaan zult, en ik se (by de roode neus van Bacchus) zelfs niet ken: doch zoo je het evenwel doen wilt, ik kan het niet gebeteren; want zou je wel gelooven, dat den grooten Homerus (zonder gelykenis) ooit, of ooit, in zyn schryven gedacht heeft, aan die byzinnige redenen die Heraclides, Plutarchus, en Cornutus, uit zyne Schriften hebben opgehaald? en zoo je het geloofd, zoo geloof ik dat je bequaam bent, om met dien Engelschen gekken Broeder Lubin, uit het Boek van de Gestaltewisseling, daar Ovidius van schryft, de zeve Roomsche Sacramenten te pluizen. Nu, om je de quade overleggingen uit je zotte gedachten te bannen: zoo zeg ik je volmondig uit, dat ik dit werk in [fol. *4v] die uuren gemaakt heb, wanneer ik de tyd besteden in wel te zuipen en te vreten: gelyk als dat beroemde pimpernikkeltje Horatius placht te doen: en even als dien praatzuchtigen Griek, (hier voor genoemd) die het hooge Trooijen zoo vernuftig heeft weten om te gooijen; en als Ennius, dien vader van de Latynsche Dichters, met Cicero, onzen grooten Redenaar, ja zelfs den styfhoofdigen Cato deden; al te samen van myn volkje, die graag likten. Weet je wel Lezer, dat de vaten daar je Wyn in vind, lieffelyker, aanlokkender, en lekkerder zyn, als daar den Oly in is? Baay-vangers (die licht tot nadeel van myn Spel spreken zult) gy kunt my evenwel dien roem niet weg nemen, dat ik meer geld aan prikkelende Wyn, als aan walgachtigen Raapoly besteed hebbe. Lees myn arbeid Lullevaars, en pikter het beste deel uit, dat is de Spiegel van dit dwaze leven; eet en drinkt smakelyk, en doet beter (quod vidimus testamur) ik vertel je wat ik gezien heb, de rest doe ik daar by van hooren zeggen. Nu kinderen van de huilebalkende Heraclyt en Democryt, spring voor den dag, ik zal je helpen: en met het verschudden van de lever, alle gekke handelingen bespotten. Het is wat nieuws, een Blyspel van het Scheeps Leven te zien: die zich nu geen stuiver of twee blanken aan kosten kreund, kan met het schilderen van een Tooneel, daar [fol. *5r] men het achterste van een Schip (anders het halfdek) van binnen in verbeeld, dit met gemak doen spelen: zonder de ordres, die men in een stuk moet in acht nemen, in het minste te kreuken. Maar ik geloof, dat men om de verkeerde sparing (waar door het deftige Schouwburg het gene tot nut en voordeel gebouwd is komt te vervallen) dit werk niet veel zal vertoonen. Nu ik moey my met den oorzaak van dat verderf niet: doch ik weet echter wel, dat de grynzende nyt, de gepluimde hoovaerdy, en de schrapende eygenbaat, drie leelyke beesten zyn, die de Varkens slachten, en niemand eer goed doen, als na haar dood, wanneer je het Spek van haar gat snyt. k Zie wel Lezer dat je hier op my steroogt: maar keer je hoofd om, en wagt je voor die waaggeschotte bakhuizen, en doorgekraauwde voorhoofden: en ik bider je dit by, leer toch niet door de ondervinding, want zy is (ik zweer het je by de bloedroode styve kop van den vinnigen Priapus) te duivels schadelyk. Roemruchtige Helden, die hier, en daar, in de Hollandsche Weereld zit, staat, gaat, legt, slaapt, eet, of drinkt (want je zult naar alle gedachten iets doen) u heb ik noch een woordje te zeggen: dat is, dat je u de vertooning van dit werk, direct, of indirect, niet moet aantrekken: want je zoud (by honderd duizend Virgiliaanse Tarters, in het Ryk [fol. *5v] van de heilooze Schimmen geteeld en opgevoed) de menschen doen gelooven dat je een van dat soort waart, die hier in het verborgen of openbaar, te zien is. Zwyg dierhalven stil: lees het uit, drink elk Tooneel, een smakelyke teug van de beste Wyn die je vinden kunt, ik sta het je half: en vaar al te samen wel. Ceres zal je zoo ik hoop van dit Jaar overladen met Koorn, Bacchus met Most, Flora met Bloemen, zoo kan je wat ruiken: Pomona verleen je lekkere Boomvruchten, Venus beschikt je een zoet mooy Meisje om wat te douwdeyne, Pluto geef je Penningen zoo word je geëerd (want men kykt altyd meer naar vergulde Ezels als naar gryze) Juno bewaar je, door een frisse lucht in gezondheit: Minerva deel je toch rykelyk Wysheit mede, om je voor de gekheit te bewaren: doch wacht je voor Jupiter, en Vulcaan; want de eene zou achter je Dochters zitten (zoo ze mooy waren) en de andere, dat s een Hoornbeest. Maar gy happige Nadrukkers, die de lust der leergierige tot de Dichtkonst, in uw oortjes Drukkeryen uitdooft, en in uw bier- en broodswinkels, het edele Parnas, schandelyk onteert, u heb ik noch wat te zeggen: en dat is, dat ik je waarschouw, zoo je myn werk onder uw Pers brengt, ik het voor het myne niet zal erkennen, uw snoode arbeid, waar mede gy een verwarring in de burgerlyke huis- [fol. *6r] houdinge brengt, zal behekelen: en je bran pour vous, dat is uit het Picardyes overgezet, een schoone loert in je bek zal toewenschen: want je zult in de natuurlyke billikheit, in het recht der Volkeren, noch onder alle de Keyzerlyke Wetten, geen een vers, spreuk, hoofdstuk, aanteykening, of tuttel vinden, die je in het minste deel zeggen, toelaten, of gebieden, om dit te mogen doen; dewyler de reden tegen stryd, en de natuur het verwerpt. En ik zeg jer dit noch by, dat om je nadruk te bederven, ik myn werk als dan zoo goedkoop zal geven, dat jer je broek zult moeten by neêr leggen: dies gardes vous Tirelupyns, zoo je niet gek wilt wezen, en voorbedachtelyk in je quaad loopen: doch wat mach ik je al raden! Avicenna zeid toch, dat de soort van dolzinnige menschen, die tegen de reden arbeyden, talloos is: hy wil zeggen dat de Weereldlingen meest zotten zyn: en het Ventje spreekt waarachtig de waarheit. Hoor eens! weet je waarom dat de Schoolmeesters hunne Jongens by de ooren trekken, ener de kop schudden? t is om dat (dit lit by de oude Wysgeeren aan de geheugchenis toegeheyligt wezende) zy daar door de afgeweide zinnen herroepen zouden, en weder tot de rechte oeffeninge brengen: vat je de kneep Lezer? zie daar, ik wil der myn eer onder verwedden, placht Turelutyn te zeggen, groo- [fol. *6v] ter zaak kan ik op heden niet bedenken, al was ik Keyzer van Azia, Afrika, America, en Europa: dat je al te maal die dit Scheeps Leven leest (je moogter zooveel beks van hebben als je wilt) over honderd en vyftig Jaren geen stoop Court Wyn meer souffen zult, noch geen Rammelasje met zout meer knabbelen: en daarom, eet en drink zoo lang als je smaak hebt: doet wel by de menschen, geeft eere aan dat boven je is: en nyp je naars gerust toe als je sterven zult: zonder voor de Nikker te schroomen: want die bullebak zal je dan geen leed doen; maak maar dat het kloppertje van je gemoed nimmer den baas speeld. Maar zacht eens, ik zou je den oorspronk van de Scheepsbouw, hier wel met een beschryven; en hoe Neptunus de eerste geweest is die zyn billen in een bak zetten, en met een roeyspaan, in mooy weêr, op de zee dobberde, waarom hy naderhand als een God van de zilte baren geëerd wierd: en hoe dit vervolgens by de Mysiers in klein Azie is uitgevonden, en verbeterd: hoe Erytrus van Sabea, met houtte Vlotten, en Schuitten, naar de Eylanden voer die in de roode Zee lagen: hoe Sesostris, Koning van Egypten, het eerste groote Schip de drie Deltas verby, en de mond van de Nyl uitvoerden: hoe Animocles, een Corintisch Timmerman, de eerste Galleijen heeft uitgevonden: hoe dien grooten Atlas, Koning van [fol. *7r] Mauritanien, aan het ter Zeevarende Volk, de kennisse van de Sterren geleerd heeft: hoe de Menapyen, Volkeren van Zeeland, en Vlaanderen, van drooge beestevellen hunne Schuitten maakten, en daar mede naar Brittanje over staken: en voornamentlyk zou ik je wel vertellen, hoe Noachs Zoonen, dit vaner Vaartje geleerd hadden: hoe Dedalus, en Icarus, de Zeilen hebben uitgevonden, en voor wind uit de gevangenis van Minos, Koning van Kreta ontsnapt zyn: hoe Jazon met dat groote Schip Argos eerst naar Colchos voer, en het gulde Vlies veroverde: hoe Theseus naar Kreta zeilden, en de Minotaurum verwon: met honderd Historien van diergelyke soort meer, die ons alle de eerste Schepenbouwers, en Zeerobben, (die de baren met houte smoelen geklooft hebben) leeren kennen; maar het is nu myn meening niet; als ik het Leven van Jan Oostinjen in een Blyspel op schaf (het geene ik wel haast meen te doen) dan zal ik je wat van die kost mede deelen. Vaar wel Lezer, ik scheijer uit, en wens je (met een Portugeese knieknik, en een Spaanse strykade) goeden dag. |
BYGEVOEGDE |
Niettegenstaande de straffe waarschouwinge van den Auteur tegens het nadrukken, zoo zyn wy te raden geworden, door de meenigvuldige klachten der Toonel Beminneren, die zeyden niet anders te konnen zien, als dat de Druk in een oortjes Drukkery moest gedrukt zyn, door diener meer als duizend fouten in waren, waarvan zoo een Drukker wel meriteerd om onder een Compagny Ruiters geplaatst te worden, die langs haar hielen kakken, en die men met een A, B.borretje naar het school by een Matresje zend. Het nadrukken is niet geschied om de Dichtkunst uit te dooven: maar veel eer om ze doen ophelderen, en een luister aan den Auteur zyn werk te geven; men vind meer Auteuren die geen spelding verstaan, ten minsten moet een Drukker zoo wys zyn, die het zyn fonctie is, ener dagelyks meê omgaat. Nu zal ik de zelve woorden van den Auteur, die in de Voorreden van de tweede Saturnus geplaatst staan, gebruiken; dat is, dat je de vorige Druk niet in je gedachten neemt: die in je groote brilhuis legt, en yder blaatje dubbeld toegevouwen, om je vingers niet te bevuilen, dewyl hy veel te dun van druk is, naar stinkenburg stuurt, even als me de kaartepapiertjes, en theebriefjes doet. Den Auteur had doen een anderen Drukker of wel liever een Boekverkooper verkoren, [fol. *8r] die hy op zyn Mannewaarheit mocht geloven dat zyn Saturnus voor het nadrukken zou beschermen; maar Jakobus van Egmont veegdener zyn hinderste aan, en drukte de tweede Saturnus zoo wel na als de eerste: of er nu in het recht der Volkeren, of zelfs in de Pausselyke Wetten, geen een vers, al was het zelfs zoo vol fouten als het Latynse vers dat in de eerste Druk in de Voorreden staat, in het minste deel zeggen, toelaten of gebieden, om dit te mogen doen, alzoo min vind ik dat contrarie zeid, te meer dewyl men het werk verbeterd, en aantoond wat schaamtelooze Eerdieven haar schenzieke handen slaan aan de loffelyke Drukkonst, en schoon den Auteur om de nadruk te bederven, de zyne zoo goed koop zal geven, zoo zullen de Liefhebbers dat zelve onderscheit daar in maken, die gewoon zyn voor een beste druk tweemaal zoo veel te geven, als voor een slechte; het is dan tot daar toe, of het den Auteur voor zyn eyge werk erkent of niet, het zal en moet het zyne blyven zoo langer zyn naam voor staat: doch hy hoeft het hem niet te schamen, en wy willen verzekeren indien wy correspondentie met hem hadden mogen hebben, het zelve noch veel heerlyker hadde voor den dag gebracht, alzoo wy geen verandering hebben derven maken, als op eene plaats daar een halve regel was uitgelaten*, zoo deze verbeterde nadruk nu spoedig verkocht word, zullen wy zien wat wy in der tyd doen zullen. En vaar wel. |
VERTOONDERS. |
JAN DE PLUG, JAAP HOUWJEBEK, | } | Matrozen. |
Het Spel speeld op het Halfdek van het Schip, daar t op de Ree legt. |
HET |
EVERT. |
GUILJELMUS. |
EVERT. |
GUILJELMUS. |
EVERT. |
GUILJELMUS. |
DIRK. |
GUILJELMUS alleen tegen de Schipper stil. |
EVERT. |
GUILJELMUS. |
EVERT. |
GUILJELMUS. |
EVERT. |
GUILJELMUS. |
EVERT. |
GUILJELMUS. |
EVERT. |
GUILJELMUS. |
EVERT. |
GUILJELMUS. |
EVERT. |
GUILJELMUS. |
DIRK. |
GUILJELMUS. |
DIRK. |
EVERT met zyn kykertje. |
GUILJELMUS. |
EVERT. |
TWEEDE TOONEEL. |
HENDRICUS kykt naar de Sloep. |
GUILJELMUS. |
DAAN. |
GUILJELMUS. |
DAAN. |
GUILJELMUS. |
Hy geeft hem een slag. |
DAAN. |
GUILJELMUS. |
DAAN. |
HENDRICUS. |
GUILJELMUS. |
HENDRICUS. |
DERDE TOONEEL. |
DAVID. |
GUILJELMUS. |
DAVID. |
HENDRICUS. |
DAVID. |
GUILJELMUS. |
DAVID. |
GUILJELMUS stil. |
DAAN stil. |
GUILJELMUS. |
DAAN. |
Daan binnen. |
GUILJELMUS. |
EVERT. |
HENDRICUS. |
DAAN uit, en lacht. |
GUILJELMUS. |
DAAN lacht weer. |
GUILJELMUS. |
DAAN. |
GUILJELMUS. |
DAAN. |
VIERDE TOONEEL. |
GUILJELMUS. |
HENDRICUS. |
KAAT. |
HENDRICUS. |
Kaat, Tryn en Daan binnen. |
EVERT. |
GUILJELMUS. |
DIRK. |
EVERT. |
DIRK. |
EVERT. |
GUILJELMUS. |
EVERT. |
HENDRICUS. |
DAVID. |
GUILJELMUS. |
VYFDE TOONEEL. |
JAN. |
GUILJELMUS. |
JAN. |
KEES. |
GUILJELMUS. |
Daan uit. |
GUILJELMUS. |
DAAN. |
GUILJELMUS. |
JAN. |
Daan binnen. |
GUILJELMUS. |
EVERT. |
GUILJELMUS. |
HENDRICUS. |
GUILJELMUS. |
ZESDE TOONEEL. |
DAAN schenkt. |
JAN drinkt. |
DAAN. |
KEES. |
JAN om laag. |
KEES. |
ZEVENDE TOONEEL. |
JAAP. |
DAAN. |
JAAP. |
DAAN schenkt hem. |
JAAP drinkt. |
DAAN. |
JAAP. |
JAN. |
EVERT. |
DAAN. |
EVERT. |
JAN en JAAP. |
DIRK tegen Evert stil. |
EVERT. |
JAN. |
DAAN. |
DIRK lacht tegen Evert. |
EVERT. |
JAAP. |
DAAN. |
JAN drinkt weer. |
JAAP. |
DAAN. |
JAN. |
JAAP. |
DAAN. |
JAAP. |
EVERT. |
JAN. |
JAAP. |
EVERT. |
JAAP. |
EVERT. |
ACHTSTE TOONEEL. |
KLAAS. |
Hy slaater met een dag. |
EVERT. |
JAN. |
KLAAS. |
JAN. |
KLAAS. |
JAAP. |
NEGENDE TOONEEL. |
DIRK lacht. |
EVERT. |
DAAN. |
KLAAS. |
DAAN. Hy drinkt. |
EVERT. |
KLAAS. |
DAAN. |
EVERT. |
Hy drinkt. |
DAAN. |
EVERT. |
DAAN. |
EVERT. |
DIRK. |
KEES. |
DIRK. |
Daan binnen. |
KLAAS. |
EVERT. |
TIENDE TOONEEL. |
HENDRICUS. |
ELFDE TOONEEL. |
HENDRICUS. |
HEIN. |
HENDRICUS. |
HEIN. |
HENDRICUS. |
TWAALFDE TOONEEL. |
GUILJELMUS. |
HEIN. |
GUILJELMUS. |
HEIN. |
GUILJELMUS. |
HENDRICUS. |
GUILJELMUS. |
HENDRICUS. |
GUILJELMUS. |
HENDRICUS. |
GUILJELMUS. |
HENDRICUS stil. |
GUILJELMUS. |
HENDRICUS. |
GUILJELMUS. |
HENDRICUS. |
GUILJELMUS. |
Dirk kykt met een groote graviteit op het Kompas. |
GUILJELMUS. |
DIRK. |
GUILJELMUS. |
HEIN. |
GUILJELMUS. |
HEIN. |
GUILJELMUS. |
HEIN. |
GUILJELMUS. |
HEIN. |
GUILJELMUS. |
HEIN. |
GUILJELMUS. |
HEIN. |
GUILJELMUS. |
HEIN. |
HENDRICUS. |
GUILJELMUS. |
DAAN. |
GUILJELMUS. |
DAAN. |
GUILJELMUS. |
DAAN. |
HEIN. |
DERTIENDE TOONEEL. |
GUILJELMUS. |
DIRK. |
GUILJELMUS. |
DIRK. |
GUILJELMUS. |
DIRK. |
GUILJELMUS. |
DIRK. |
GUILJELMUS. |
Daar word geroepen. |
DIRK. |
GUILJELMUS. |
VEERTIENDE TOONEEL. |
PHLIP. |
GUILJELMUS. |
HENDRICUS vat hem by de schouder. |
PHLIP. |
GUILJELMUS. |
Daan roept van binnen alree man, en komt met de rotting uit. |
PHLIP. |
GUILJELMUS. |
HENDRICUS. |
PHLIP. |
GUILJELMUS. |
PHLIP. |
GUILJELMUS. |
Hy dreigt hem met de stok. Phlip wykt. |
PHLIP. |
GUILJELMUS. |
PHLIP. |
GUILJELMUS. |
PHLIP. |
GUILJELMUS. |
PHLIP. |
GUILJELMUS. |
PHLIP. |
GUILJELMUS. |
PHLIP. |
HENDRICUS. |
PHLIP. |
VYFTIENDE TOONEEL. |
KAAT. |
GUILJELMUS. |
KAAT. |
DAAN. |
Ze lagchen altemaal. |
GUILJELMUS. |
DAAN. |
GUILJELMUS. |
HENDRICUS. |
TRYN. |
KAAT. |
DAAN. |
GUILJELMUS. |
DAAN. |
GUILJELMUS. |
DAAN. |
Binnen. |
DIRK lacht. |
GUILJELMUS. |
DIRK. |
HENDRICUS. |
DIRK. |
GUILJELMUS. |
ZESTIENDE TOONEEL. |
DAAN. |
LEEN. |
GUILJELMUS. |
LEEN. |
GUILJELMUS. |
LEEN. |
GUILJELMUS. |
DAAN. |
LEEN. |
HENDRICUS. |
LEEN. |
GUILJELMUS. |
Tegen Daan. |
PHLIP. |
GUILJELMUS. |
HENDRICUS. |
KAAT. |
HENDRICUS. |
Hier word beter geluit. |
KAAT. |
DIRK tegen Phlip stil. |
PHLIP stil. |
GUILJELMUS. |
PHLIP. |
GUILJELMUS. |
PHLIP. |
GUILJELMUS. |
Phlip weg. |
HENDRICUS. |
GUILJELMUS. |
HENDRICUS. |
GUILJELMUS. |
DAAN. |
GUILJELMUS. |
KAAT. |
GUILJELMUS. |
TRYN. |
GUILJELMUS. |
ZEVENTIENDE TOONEEL. |
TRYN. |
KAAT. |
TRYN. |
KAAT. |
TRYN. |
KAAT. |
TRYN. |
KAAT. |
TRYN. |
KAAT. |
TRYN. |
KAAT. |
TRYN. |
KAAT. |
TRYN. |
KAAT. |
TRYN. |
KAAT. |
ACHTTIENDE TOONEEL. |
EVERT. |
KAAT. |
HEIN. |
KAAT. |
HEIN. |
KAAT. |
HEIN. |
KAAT. |
Hein. Tegen Daan. |
DAAN. |
Hy fleuit het deuntje dat hy hier voor zong. |
KAAT. |
EVERT. |
HEIN. |
EVERT. |
NEGENTIENDE TOONEEL. |
GUILJELMUS. |
HEIN. |
GUILJELMUS. |
HEIN. |
DAAN roept van binnen en komt uit. |
GUILJELMUS. |
DAAN. |
GUILJELMUS. |
DAAN. |
GUILJELMUS. |
DAAN. |
GUILJELMUS. |
EVERT. |
DAAN. |
GUILJELMUS. |
DAAN. |
GUILJELMUS. |
DAAN blaast zyn wangen op, en krygt een harde slag. |
GUILJELMUS. |
KAAT. |
DAAN stil. |
Binnen. |
HEIN. |
GUILJELMUS. |
HEIN. |
Binnen. |
GUILJELMUS. |
KAAT. |
EVERT. |
TWINTIGSTE TOONEEL. |
HENDRICUS. |
GUILJELMUS. |
TRYN. |
GUILJELMUS. |
EENENTWINTIGSTE TOONEEL. |
PHLIP. |
GUILJELMUS. |
PHLIP. |
GUILJELMUS. |
HENDRICUS. |
GUILJELMUS. |
HENDRICUS. |
GUILJELMUS. |
PHLIP. |
GUILJELMUS. |
Einde van het eerste bedryf. |
TWEEDE BEDRYF. |
WILLEM. |
ABRAM. |
WILLEM. |
ABRAM. |
WILLEM. |
ABRAM. |
De jongens lagchen. |
WILLEM. |
DAAN. |
WILLEM. |
KEES. |
Zy lagchen weêr. |
TWEEDE TOONEEL. |
EVERT. |
WILLEM. |
EVERT haald zyn dag uit de zak. |
DAAN. |
EVERT. |
DAAN. |
EVERT. |
DAAN. |
EVERT. |
DAAN. |
WILLEM. |
Hier word de hutsdeur op gedaan en Hein den Hofmeester roept |
DAAN. |
KEES. |
DAAN. |
Daar komender vier meter fiolen op de schouder. |
Ze gaan in de hut, die word weêr gesloten, en daar word gespeelt. |
EVERT. |
DAAN. |
WILLEM. |
ABRAM. |
DERDE TOONEEL. |
EVERT. |
DIRK strykt zyn knevels. |
EVERT. |
DIRK. |
Hier word de huts deur weêr op gedaan, en Hein roept |
DAAN roept. |
DIRK. |
EVERT. |
DAAN. |
DIRK. |
DAAN. |
Hier maakt hy een geluit als een Kalkoensen Haan. |
Evert en Dirk lagchen. |
VIERDE TOONEEL. |
JAN. |
DAAN. |
JAN. |
DAAN. |
JAN. |
DAAN. |
EVERT. |
JAAP. |
EVERT. |
VYFDE TOONEEL. |
HEIN. |
DAAN gaat. |
JAN. |
HEIN. |
EVERT. |
DIRK. |
EVERT. |
Daan weêr uit met twee Bottels en een glas. |
HEIN. |
DAAN. |
HEIN. |
Jan en Jaap drinken elk drie volle glazen. |
JAN. |
HEIN. |
JAAP. |
JAN. |
JAAP. |
HEIN. |
JAN. |
Hier rogchelt hy. |
Hier word gespeelt, en gedanst: de deur van de achterhut gaat op. |
HEIN. |
EVERT. |
DIRK. |
HEIN kykt met zyn kykertje. |
DAAN roept in de Hut. |
ZESDE TOONEEL. |
GUILJELMUS. |
EVERT. |
GUILJELMUS. |
HEIN. |
GUILJELMUS. |
EVERT. |
HENDRICUS. |
Hy geeft Daan een slag om dat hy zingt, en loopt in de Hut, en Kees in de Kuil. |
GUILJELMUS. |
KAAT. |
GUILJELMUS stil. |
KAAT. |
Daan met een dag, en Kees met de meulenaar uit. |
HENDRICUS. |
EVERT. |
JAAP. |
JAN. |
ZEVENDE TOONEEL. |
HEIN. |
GUILJELMUS. |
HEIN. |
GUILJELMUS. |
Hier word op de Trompet geblazen, en getrommelt op de manier van een Herpauk. |
HEIN. |
GUILJELMUS. |
HEIN. |
ACHTSTE TOONEEL. |
HENDRICUS. |
GUILJELMUS. |
HENDRICUS. |
GUILJELMUS. |
HENDRICUS. |
GUILJELMUS. |
Ze komen over. |
NEGENDE TOONEEL. |
Guiljelmus en Hendricus gaan met Dona Kristina en Juffrou Hein- driette naar de Kajuit binnen. |
FREDERICO. |
DIRK. |
FREDERICO. |
DIRK. |
FREDERICO. |
DIRK. |
FREDERICO. |
DIRK. |
FREDERICO. |
Daan binnen. |
DIRK. |
FREDERICO. |
DIRK. |
FREDERICO. |
KEES gaat na binnen al roepende. |
DIRK. |
FREDERICO. |
DIRK. |
FREDERICO stil. |
TIENDE TOONEEL. |
FREDERICO. |
EVERT. |
FREDERICO. |
EVERT. |
FREDERICO. |
HENDRICUS. |
FREDERICO. |
EVERT. |
FREDERICO. |
EVERT. |
FREDERICO. |
EVERT. |
FREDERICO. |
GUILJELMUS. |
Daan binnen. |
HENDRICUS roept en loopt naar beneên. |
Daan uyt, en geeft Guiljelmus een dag. |
ELFDE TOONEEL. |
FREDERICO. |
DIRK. |
FREDERICO. |
DAAN. |
TWAALFDE TOONEEL. |
HEINDRIETTE lacht. |
FREDERICO. |
HEINDRIETTE. |
FREDERICO. |
HEINDRIETTE. |
FREDERICO. |
HEINDRIETTE. |
DIRK. |
FREDERICO. |
DIRK. |
HEINDRIETTE. |
DIRK. |
Daan uit. |
DAAN. |
FREDERICO. |
DERTIENDE TOONEEL. |
HEINDRIETTE. |
DIRK. |
HEINDRIETTE. |
DIRK. |
HEINDRIETTE. |
DIRK. |
DAAN stil. |
Tegen Heindriette. |
DIRK. |
DAAN. |
HEINDRIETTE. |
DIRK stil. |
HEINDRIETTE. |
DAAN. |
KLAARTJE. |
HEINDRIETTE. |
DAAN. |
DIRK. |
VEERTIENDE TOONEEL. |
HEINDRIETTE. |
KLAARTJE. |
HEINDRIETTE. |
KLAARTJE. |
HEINDRIETTE. |
KLAARTJE. |
HEINDRIETTE. |
KLAARTJE. |
KLAARTJE. |
HEINDRIETTE. |
KLAARTJE. |
HEINDRIETTE. |
KLAARTJE. |
HEINDRIETTE. |
VYFTIENDE TOONEEL. |
GUILJELMUS. |
HEINDRIETTE. |
GUILJELMUS. |
HEINDRIETTE. |
GUILJELMUS. |
HEINDRIETTE. |
GUILJELMUS. |
HEINDRIETTE. |
GUILJELMUS. |
HEINDRIETTE. |
ZESTIENDE TOONEEL. |
DAVID. |
KLAARTJE. |
DAVID. |
KLAARTJE. |
DAVID. |
KLAARTJE. |
DAVID. |
KLAARTJE. |
DAVID. |
KLAARTJE. |
DAVID. |
Hy vat haar by hand. |
KLAARTJE. |
DAVID. |
KLAARTJE. |
ZEVENTIENDE TOONEEL. |
DAAN. |
KEES. |
DAAN. |
KEES. |
DAAN. |
KEES. |
DAAN. |
KEES. |
DAAN. |
KEES. |
ACHTTIENDE TOONEEL. |
EVERT. |
DAAN. |
EVERT. |
DAAN. |
Daan binnen in de hut. |
EVERT. |
KEES. |
EVERT. |
KEES. |
EVERT. |
KEES. |
EVERT. |
NEGENTIENDE TOONEEL. |
LEEN. |
PIET. |
LEEN. |
PIET. |
LEEN. |
EVERT. |
PIET. |
LEEN. |
PIET. |
LEEN. |
EVERT. |
EVERT. |
TWINTIGSTE TOONEEL. |
PIET. |
LEEN. |
PIET. |
LEEN. |
PIET. |
LEEN. |
PIET. |
Hy slaat hem voor de bek. |
LEEN tast weerom. |
DAAN. |
KEES. |
EENENTWINTIGSTE TOONEEL. |
GUILJELMUS slaater met de rotting. |
EVERT. |
LEEN. |
GUILJELMUS. |
PIET. |
GUILJELMUS. |
Zy loopen weg. |
TWEEENTWINTIGSTE TOONEEL. |
EVERT. |
GUILJELMUS. |
EVERT. |
GUILJELMUS. |
EVERT. |
GUILJELMUS. |
EVERT. |
GUILJELMUS. |
EVERT. |
GUILJELMUS. |
Hein Lekkerbek roept even boven de trap. |
HEIN. |
DIRK antwoord in de hut. |
HEIN. |
DIRK noch in de hut. |
HEIN. |
HEIN. |
DIRK. |
Beyde om laag. |
EVERT. |
GUILJELMUS. |
EVERT. |
GUILJELMUS. |
EVERT. |
GUILJELMUS. |
Hein Lekkerbek komt even boven de trap, en roept. |
HEIN. |
EVERT. |
GUILJELMUS. |
HEIN. |
GUILJELMUS. |
Hein binnen. |
EVERT. |
=Hier komt Klaartje met de Schryver uit het kantoor. |
GUILJELMUS. |
DRIEENTWINTIGSTE TOONEEL. |
DAVID. |
DAAN. |
Hy krygt een slag van de Schryver. |
EVERT. |
KLAARTJE. |
EVERT. |
KLAARTJE. |
DAAN. |
EVERT. |
DAAN. |
KEES. |
Beyde binnen naar de hut. |
DAVID. |
EVERT. |
DAVID. |
EVERT. |
VIERENTWINTIGSTE TOONEEL, |
TRYN. |
EVERT. |
TRYN. |
EVERT. |
TRYN. |
EVERT. |
TRYN. |
EVERT. |
TRYN. |
EVERT. |
TRYN. |
EVERT. |
TRYN. |
David en Klaartje lagchen. |
EVERT. |
VYFENTWINTIGSTE TOONEEL. |
GUILJELMUS. |
DAVID. |
GUILJELMUS. |
GUILJELMUS. |
Daan binnen. |
GUILJELMUS. |
TRYN. |
EVERT. |
GUILJELMUS. |
ZESENTWINTIGSTE TOONEEL. |
GUILJELMUS. |
PHLIP. |
GUILJELMUS. |
PHLIP. |
GUILJELMUS. |
EVERT. |
GUILJELMUS. |
PHLIP. |
EVERT. |
TRYN. |
PHLIP. |
TRYN. |
PHLIP. |
TRYN. |
GUILJELMUS. |
PHLIP. |
GUILJELMUS. |
EVERT. |
PHLIP stil. |
ZEVENENTWINTIGSTE TOONEEL. |
FREDERICO. |
FREDERICO. |
GUILJELMUS. |
FREDERICO. |
GUILJELMUS. |
FREDERICO. |
GUILJELMUS. |
FREDERICO. |
GUILJELMUS. |
FREDERICO. |
FREDERICO. |
GUILJELMUS. |
FREDERICO. |
GUILJELMUS. |
FREDERICO. |
GUILJELMUS. |
FREDERICO. |
GUILJELMUS. |
GUILJELMUS. |
GUILJELMUS. |
FREDERICO. |
GUILJELMUS. |
FREDERICO. |
GUILJELMUS. |
FREDERICO. |
KRISTINA. |
GUILJELMUS. |
KRISTINA. |
GUILJELMUS. |
KRISTINA. |
FREDERICO. |
KRISTINA. |
FREDERICO. |
KRISTINA. |
GUILJELMUS. |
KRISTINA. |
GUILJELMUS. |
FREDERICO. |
ACHTENTWINTIGSTE TOONEEL. |
HEINDRIETTE. |
FREDERICO. |
KRISTINA. |
GUILJELMUS stil. |
DERDE BEDRYF. |
GUILJELMUS. |
Beide de Jongens komen uit de hut loopen. |
DAAN. |
GUILJELMUS. |
DAAN en KEES beneden. |
GUILJELMUS. |
DIRK. |
GUILJELMUS. |
DIRK. |
GUILJELMUS. |
DIRK. |
GUILJELMUS. |
Daan en Kees met stoelen uit. |
DAAN. |
GUILJELMUS. |
De Jongens loopen terwyl af en op, en brengen alles. |
DIRK. |
GUILJELMUS. |
JAN. |
GUILJELMUS. |
JAN. |
De Jongens weêr met goed. |
GUILJELMUS. |
DAAN. |
GUILJELMUS. |
JAN. |
GUILJELMUS. |
Jan en Jaap weêr heen. |
TWEEDE TOONEEL. |
HENDRICUS. |
GUILJELMUS. |
DERDE TOONEEL. |
FREDERICO. |
stil. |
GUILJELMUS met de hoed af. stil. |
FREDERICO. |
KRISTINA. |
GUILJELMUS. |
FREDERICO. |
Zy drinken. |
HENDRICUS. |
FREDERICO. |
HENDRICUS. |
FREDERICO. |
HENDRICUS. |
FREDERICO. |
Guiljelmus geeft Heindriette stil een zoen. |
HENDRICUS. |
De Provoost klopt onder aan de trap met een hout, en roept. |
Hier word de klok geluid. |
FREDERICO. |
GUILJELMUS. |
De Jongens weêr boven. |
DAAN. |
FREDERICO. |
Hier komen vier Speelders, een Zanger, en een Dansmeester in. |
VIERDE TOONEEL. |
FREDERICO. |
De Zangmeester zingt een Italiaans air, en daar word onder gespeeld. Na dat het gedaan is klappen ze in de handen, en de Trompetters blazen. |
KRISTINA. |
FREDERICO. |
Hier word van Paschier gedanst, en na dat hy gedaan heeft, weêr in de handen geklapt, en getrompet. |
KRISTINA. |
FREDERICO. |
HEIN. |
Zy buygen zich tegen den Kapitein, en gaan met de bottel heen. |
FREDERICO. |
stil. |
GUILJELMUS. |
JAN. |
FREDERICO. |
JAN. |
Zy danssen met hun vieren een Pluggedans, en gedaan hebbende, word er weêr geklapt, en getrompet. |
GUILJELMUS. |
KRISTINA. |
KAAT. |
KRISTINA. |
TRYN. |
FREDERICO. |
TRYN. |
Ze lagchen altemaal. |
FREDERICO. |
KAAT. |
FREDERICO. |
Hy drinkt. |
JAAP. |
KAAT. |
KRISTINA. |
TRYN. |
JAN. |
Hy drinkt. |
FREDERICO. |
KRISTINA. |
KAAT. |
FREDERICO. |
KAAT. |
HEINDRIETTE. |
KRISTINA. |
HEINDRIETTE. |
FREDERICO. |
HEINDRIETTE. |
TRYN. |
Heindriette lacht. |
HEINDRIETTE. |
KAAT. |
Tegen Guiljelmus stil. |
GUILJELMUS stil. |
FREDERICO. |
TRYN. |
FREDERICO. |
KRISTINA. |
HEINDRIETTE. |
FREDERICO. |
KAAT. |
FREDERICO. |
JAN. |
GUILJELMUS. |
KAAT. |
Ze zingt. |
KRISTINA. |
FREDERICO. |
JAN. |
FREDERICO. |
JAAP. |
KRISTINA. |
JAAP. |
FREDERICO. |
GUILJELMUS. |
FREDERICO. |
HEINDRIETTE. |
FREDERICO. |
Hier komt de Dansser en Muzikant in. |
GUILJELMUS. |
FREDERICO. |
Hier word weêr gedanst en gespeeld. |
GUILJELMUS. |
KRISTINA. |
GUILJELMUS. |
KRISTINA. |
GUILJELMUS. |
KRISTINA. |
GUILJELMUS. |
FREDERICO. |
Zy drinken een glas boordevol, en worden dronken. |
KRISTINA. |
FREDERICO. |
KRISTINA. |
Hier spouwen der drie van de Gasten, met Guiljelmus de Luitenant. |
GUILJELMUS. |
FREDERICO. |
HEINDRIETTE. |
FREDERICO. |
Hier wordt weêr gezongen en gespeeld. |
KRISTINA. |
GUILJELMUS. |
HEINDRIETTE. |
FREDERICO. |
KAAT. |
FREDERICO. |
KAAT. |
FREDERICO. |
Hy wenkt Guiljelmus, die volgt met Nichje, achter de Gasten. |
VYFDE TOONEEL. |
JAN. |
KAAT. |
JAN. |
KAAT. |
JAN. |
HENDRICUS. |
JAN. |
KAAT. |
HENDRICUS. |
JAN. |
HENDRICUS. |
KAAT. |
JAN. |
KAAT. |
JAN. |
KAAT. |
JAN. |
KAAT. |
JAN. |
KAAT. |
JAN. |
KAAT. |
JAN. |
KAAT. |
JAAP. |
TRYN. |
HENDRICUS. |
TRYN. |
JAAP. |
ZESDE TOONEEL. |
HEIN. |
Tegen Jan en Jaap. |
JAN. |
HEIN. |
JAN. |
HEIN. |
JAAP. |
HEIN. |
HENDRICUS. |
JAN. |
Ze geven de wyn over, en dragen het goed af. |
HENDRICUS. |
DAAN. |
KEES. |
HENDRICUS. |
HEIN. |
KAAT. |
TRYN. |
Hier vallen de Jongens van de trap met al de bottels. |
HENDRICUS. |
ZEVENDE TOONEEL. |
EVERT. |
HENDRICUS. |
KEES. |
HEIN. |
KAAT. |
EVERT. |
JAN. |
JAAP. |
Ze drinken rond twee bottels uit. |
DIRK. |
HENDRICUS. |
JAN. |
HENDRICUS. |
HENDRICUS. |
KAAT. |
Ze begint te danssen en te zingen. |
EVERT. |
KAAT. |
HENDRICUS. |
ACHTSTE TOONEEL. |
GUILJELMUS half dronken. |
JAN. |
KAAT en TRYN. |
GUILJELMUS. |
NEGENDE TOONEEL. |
GUILJELMUS. |
DAAN. |
GUILJELMUS. |
DAAN. |
HEINDRIETTE. |
DAAN. |
HEINDRIETTE. |
Daan roept aan de Schryver zyn Kantoor. |
DAAN. |
Klaartje van binnen. |
DAAN. |
TIENDE TOONEEL. |
KLAARTJE vat hem in donker by de nek. |
DAAN. |
HEINDRIETTE. |
KLAARTJE. |
HEINDRIETTE. |
GUILJELMUS. |
HEINDRIETTE. |
GUILJELMUS. |
HEINDRIETTE. |
GUILJELMUS. |
HENDRICUS. |
ELFDE TOONEEL. |
DIRK. |
EVERT. |
DAVID. |
EVERT. |
DAVID lacht. |
EVERT. |
TWAALFDE TOONEEL. |
EVERT. |
WILLEM. |
DAVID. |
WILLEM. |
DAVID. |
ABRAM. |
WILLEM. |
ABRAM. |
WILLEM. |
ABRAM. |
Ze lagchen. |
WILLEM. |
ABRAM. |
EVERT. |
WILLEM. |
ABRAM. |
WILLEM. |
Evert en Dirk lagchen. |
DIRK. |
WILLEM. |
DAVID. |
WILLEM. |
EVERT. |
ABRAM. |
KEES. |
DERTIENDE TOONEEL. |
EVERT. |
DAVID. |
EVERT. |
DAVID. |
WILLEM. |
DAVID. |
EVERT. |
WILLEM. |
EVERT. |
WILLEM. |
DIRK. |
EVERT. |
KEES. |
DIRK. |
Kees binnen. |
DAVID. |
EVERT. |
DAVID. |
VEERTIENDE TOONEEL. |
GUILJELMUS. |
HENDRICUS. |
GUILJELMUS. |
VYFTIENDE TOONEEL. |
GUILJELMUS. |
BODE. |
GUILJELMUS. |
BODE. |
GUILJELMUS. |
BODE. |
GUILJELMUS. |
ZESTIENDE TOONEEL. |
HENDRICUS. |
DIRK. |
HENDRICUS. |
DIRK. |
HENDRICUS. |
DIRK. |
HENDRICUS. |
DAVID. |
HENDRICUS. |
DAVID. |
HENDRICUS. |
DAVID. |
ZEVENTIENDE TOONEEL. |
GUILJELMUS. |
Hier roept de Provoost, rys, rys. |
ACHTTIENDE TOONEEL. |
GUILJELMUS. |
DAAN. |
GUILJELMUS. |
DAAN. |
EVERT. |
GUILJELMUS. |
NEGENTIENDE TOONEEL. |
FREDERICO. |
FREDERICO. |
EVERT. |
FREDERICO. |
GUILJELMUS. |
KRISTINA. |
FREDERICO. |
TWINTIGSTE TOONEEL. |
FREDERICO. |
DAVID. |
FREDERICO. |
DAVID. |
FREDERICO. |
DAVID. |
FREDERICO. |
GUILJELMUS. |
FREDERICO. |
BODE. |
David in zyn Kantoor met de Bode. |
FREDERICO. |
GUILJELMUS. |
EENENTWINTIGSTE TOONEEL. |
KAAT. |
FREDERICO stil. |
KAAT. |
FREDERICO. |
KAAT. |
FREDERICO. |
KAAT. |
TRYN. |
EVERT stil. |
FREDERICO. |
KAAT. |
FREDERICO. |
KAAT. |
FREDERICO. |
GUILJELMUS. |
FREDERICO. |
TWEEENTWINTIGSTE TOONEEL. |
KEES. |
FREDERICO. |
KAAT. |
TRYN tegen Jaap stil. |
JAAP. |
FREDERICO. |
JAAP. |
FREDERICO. |
JAAP. |
FREDERICO. |
Hy roept naar beneden. |
FREDERICO. |
EVERT. |
FREDERICO. |
DRIEENTWINTIGSTE TOONEEL. |
FREDERICO. |
KRISTINA. |
KLAARTJE. |
VIERENTWINTIGSTE TOONEEL. |
FREDERICO. |
KRISTINA. |
HEINDRIETTE. |
FREDERICO. |
KRISTINA. |
HEINDRIETTE. |
KRISTINA. |
FREDERICO. |
KRISTINA. |
FREDERICO. |
KRISTINA. |
FREDERICO. |
GUILJELMUS. |
GUILJELMUS. |
KRISTINA. |
HEINDRIETTE. |
FREDERICO. |
GUILJELMUS. |
Hier geeft hy haar een Ring. |
KRISTINA. |
HEINDRIETTE. |
KRISTINA. |
HEINDRIETTE. |
FREDERICO. |
GUILJELMUS. |
VYFENTWINTIGSTE TOONEEL. |
KRISTINA. |
FREDERICO. |
HEINDRIETTE. |
FREDERICO. |
KRISTINA. |
Stil tegen Heindriette. |
HEINDRIETTE stil. |
FREDERICO. |
ZESENTWINTIGSTE TOONEEL. |
FREDERICO. |
KRISTINA. |
HEIN. |
KLAARTJE. |
HEIN. |
KRISTINA. |
KLAARTJE huylende. |
KRISTINA. |
FREDERICO. |
KLAARTJE. |
FREDERICO. |
HEIN. |
KRISTINA. |
HEIN. |
ZEVENENTWINTIGSTE TOONEEL. |
KRISTINA. |
FREDERICO. |
GUILJELMUS. |
FREDERICO. |
HENDRICUS. |
FREDERICO. |
Tegen de Luitenant. |
Hendricus in de hut, en Daan beneên. |
GUILJELMUS. |
FREDERICO. |
KEES. |
Kees beneên. |
GUILJELMUS. |
FREDERICO. |
PIET de Konstapel komt op de trap. |
FREDERICO. |
PIET. |
FREDERICO. |
GUILJELMUS stil. |
GUILJELMUS. |
NEGENENTWINTIGSTE TOONEEL. |
DIRK. |
FREDERICO. |
GUILJELMUS. |
FREDERICO. |
GUILJELMUS. |
HEINDRIETTE. |
FREDERICO. |
GUILJELMUS. |
Daan binnen. |
FREDERICO. |
KRISTINA. |
FREDERICO. |
DAVID. |
FREDERICO. |
Hy gaat in t Kantoor. |
HEIN. |
KLAARTJE. |
HEIN. |
FREDERICO. |
KAAT en TRYN. |
KRISTINA. |
Hier blazen de Trompetters, en de Tamboer slaat. |
FREDERICO. |
FREDERICO. |
Tegen DAVID. |
KLAARTJE. |
TRYN. |
Stil tegen Hendricus. |
HENDRICUS. |
FREDERICO. |
DERTIGSTE en laatste TOONEEL. |
FREDERICO. |
EVERT. |
FREDERICO. |
Hier nemense alle haar hoeden en mutsen af, wueivende, en roepende driemaal, de Schipper voor. |
EVERT. |
FREDERICO. |
GUILJELMUS. |
FREDERICO. |
Hier worden zeven schoten gedaan. |
FREDERICO. |
DIRK. |
GUILJELMUS. |
DIRK. |
Tekstkritiek: |