t Verblinde Bygeloof, bestierd door Huichlary Ontziet Natuur noch Rede in woeste razerny |
MAHOMET,
[Vignet: Oefening Beschaaft de Kunsten].Te AMSTELDAM, |
AAN DE HEEREN, |
VOORBERICHT. |
Overäl, waar men van den schoonen en krachtigen Dichtgeest van den Heer DE VOLTAIRE met lof heeft hooren spreeken, is ook zyn Treurspel MAHOMET, als het doorwrochtste kunstwerk van zyn werkzaam vernuft en uitgebreide kennis, bekend geworden. Dit heeft reeds voor eenige jaaren in my den lust ontvonkt om daarvan eene navolging in het Nederduitsch te schetsen, en, geduurende eenen vry langen tyd, zodanig op te maaken als dezelve thans ten voorschyn komt, schoon ik op sommige weinige plaatsen iets van den letterlyken zin heb uitgelaaten of denzelven eenige verändering doen ondergaan, eer my dit Spel bekwaam toescheen om, ten voordeele van het Weezen- en Oude-Mannen-Huis, ten tooneele gevoerd te worden. Wat myne onderneeming en uitvoering betreft, ik verbeeld my niet daaröp elks goedkeuring te zullen erlangen, noch ik zal my wegens drukfeilen of geringe misslagen by voorraad door algemeene verschooningen verontschuldigen, want dat is jegens ervaarenen en goedwilligen een noodelooze, en jegens on- [fol. *3v] bescheidenen een vergeefsche arbeid: maar ik acht het van veel nut te zyn ten aanzien van deezen MAHOMET en het oogmerk, t welk de Fransche Dichter daarmede bedoeld heeft, dat ik den zodanigen, die het oorsprongkelyke niet in handen heeft of der Fransche taale niet magtig genoeg is om hetzelve te verstaan, hier de Vertaaling voorlegge van een gedeelte des Briefs, met welken de Heer DE VOLTAIRE in den jaare 1742 de eere had een nieuw en volkomen afschrift van dit Spel uit Rotterdam te zenden aan den thans regeerenden Koning der Pruissen; waarïn hy onder anderen zegt: ,,Uwe Majesteit weet welk een geest my bezield heeft in het vervaardigen van dit Werk. De zucht voor het menschelyk Geslachte en het afgryzen van de Geestdryvery enz. hebben myne pen bestierd. Ik ben altyd van gevoelen geweest dat het Treurspel niet alleen tot een Schouwspel, het welk de harten roert zonder die te verbeteren, strekken moet. Wat ligt het Menschdom gelegen aan de driften en rampen van eenen Held der Alöudheid, zo dezelve het niet tot onderwys dienen? ,,Men stemt toe dat het Blyspel TARTUF- [fol. *4r] FE, dat Meesterstuk, waarvan geen Volk een weergaê heeft, veel goeds aan t Menschdom gedaan heeft door de schynheiligheid in alle haare afschuuwelykheid ten toon te stellen. Kan men niet beproeven in een Treurspel die soort van bedriegery aan te tasten? Kan men niet weder opklimmen tot die voorledene Booswichten, die beruchte Grondleggers van Bygeloof en Geestdryvery, die het eerst het mes hebben opgeheven boven het outer, om Offerhanden te maaken van hen, die weigerden hunne leerlingen te zyn? ,,De zulken, die zeggen mogten dat de tyden dier misdaaden voorby zyn, en men geenen Barcochebas, Mahomet, Jan van Leiden en diergelyken meer zien zal, enz. doen, zo my dunkt, te veel eere aan de menschelyke Natuure. Daar is nog van t zelfde vergif, schoon min in t openbaar. ,,De daad, die ik verbeeld heb, is wreedaartig, en ik weet niet of de ysselykheid ooit op eenig Tooneel verder is gegaan. Hier vertoont zich een deugdzaam-gebooren Jongeling, die, verleid door zyne Geestdryvery, eenen Gryzäart, welke hem bemint, ombrengt, en, in de vaste verbeelding van [fol. *4v] GOD te dienen, zich, hoewel onweetend, met Vadermoord bezoetelt: hier vertoont zich een Bedrieger, welke dien moord beveelt en weet dat het huwelyk, door hem aan den Moorder tot een loon toegezegd, bloedschendig zyn zoude. Ik beken, dat dit is de ysselykheid ten tooneele te voeren; en uwe Majesteit is wel overtuigd, dat het Treurspel niet slechts in eene liefdeverklaaring, minnenyd of echtverbindtenis behoeft te bestaan. ,,Onze Geschiedenisschryvers geeven ons bericht van wreeder daaden dan die, welke ik versierd heb. Seïd weet ten minsten niet dat hy zynen Vader ombrengt; en hy gevoelt, na het geeven des slags, een berouw naar de grootte zyner misdaad: maar Mezeray verhaalt dat te Melun een Vader met eigene hand om den Godsdienst zynen Zoon gedood en daaröver geen berouw gehad zoude hebben. ,,Men weet het geval der twee Gebroederen Diaz, waarvan de een te Rome en de andere in Duitschland was in de beginselen der onrusten, door Lutherus veröorzaakt. Bartholomeus Diaz, verneemende te Rome [fol. *5r] dat zyn Broeder overhelde tot de gevoelens van Lutherus, vertrekt van Rome met het voorneemen van hem om te brengen, komt te Frankfort en dood hem. Dat hy veel waagde door die daad, maar dat niets eenen man van eer, als de vroomheid hem geleid, wyfelen doet, heb ik by den Spaanschen schryver Herrera geleezen. Herrera was dan overtuigd dat vroomheid voet kan geeven tot doodslag en broedermoord! en zal men zich dan niet van alle kanten verzetten tegen zulke helsche stellingen? ,,Die stellingen waren het, die den dolk in de hand gaven aan het Gedrocht, t welk Vrankryk van Henrik den Grooten beroofde: die stellingen deeden de beeldtenis van Jacob Clement op het outer en zynen naam onder die der gelukzaligen stellen: die stellingen waren het, die Willem, Prins van Oranje, den Grondlegger van de Vryheid en Grootheid der Hollanderen, het leven kwamen te kosten. In t eerst kwetste Salcede hem in t voorhoofd met eene pistoolschoot: en Strada verhaalt dat Salcede (deeze zyn zyne eigene woorden) zulks niet onderneemen durfde dan nadat hy zyne ziele [fol. *5v] door de biegt aan de voeten eens Dominikaners gezuiverd had; enz. Balthazar Gerards, die dien grooten Prins eindelyk het leven benam, gedroeg zich even als Salcede. ,,Ik heb opgemerkt dat alle die geenen, die om het Geloove diergelyke misdaaden hebben bedreven, jonge lieden waren gelyk Seïd. Balthazar Gerards was omtrent twintig jaaren oud: Vier Spanjaarden, die met hem gezworen hadden den Prins te zullen dooden, waren van dezelfde jaaren. Poltrot, die den grooten Hertog van Guize afmaakte, bereikte vyf-en twintig jaaren. Dat is de tyd, waarïn verleiding en woede het meeste gehoor vinden. ,,Men zal my ten laste kunnen leggen, dat ik, te toegeeflyk aan mynen yver, MAHOMET in dit Stuk eene misdaad doe begaan, waarmede hy zich inderdaad niet bezoeteld heeft. Ik weet dat MAHOMET niet stiptelyk het verraad gesmeed heeft, t welk het onderwerp maakt van dit Treurspel. De geschiedenis zegt alleenlyk dat hy de Gade van Seïd, eenen zyner Leerlingen, oplichtte en Abusosian, welken ik Zopir noem, vervolgde: maar is elk, die den [fol. *6r] oorlog in zyn eigen land verwekt en zulks durft doen in den naam van het Opperweezen, niet tot alles bekwaam? Myn voorneemen was niet alleen eene waarächtige daad, maar wezentlyke zeden ten tooneele te voeren: myn oogmerk was aldaar de menschen te doen denken, gelyk zy denken in de omstandigheden, waarïn zy zyn; en, eindelyk, ik bedoelde in t openbaar te doen zien, wat de boosheid het wreedst uitvinden en de Geestdryvery het ysselykst verrichten kan. ,,MAHOMET is hier niet anders dan Tartuffe met de wapens in de hand. |
PERSONAADJEN. |
SEÏD, in zyne PALMIRE, in haare | } | kindsheid geroofd voor Mahomet. |
ZWYGENDE. |
HERCID, AMMON ,ALI | } } | Onderwyzers der Leere van MAHOMET. |
MAHOMET, |
ZOPIR. |
FANOR. |
ZOPIR. |
FANOR. |
ZOPIR. |
FANOR. |
ZOPIR. |
FANOR. |
ZOPIR. |
TWEEDE TOONEEL. |
ZOPIR. |
PALMIRE. |
ZOPIR. |
PALMIRE. |
ZOPIR. |
PALMIRE. |
ZOPIR. |
PALMIRE. |
ZOPIR. |
PALMIRE. |
ZOPIR. |
PALMIRE. |
ZOPIR. |
PALMIRE. |
ZOPIR. |
PALMIRE. |
ZOPIR. |
DERDE TOONEEL. |
ZOPIR. |
FANOR. |
ZOPIR. |
FANOR. |
PALMIRE. |
FANOR. |
ZOPIR. |
Tegen Palmire, die daaröp vertrekt. |
VIERDE TOONEEL. |
ZOPIR. |
OMAR. |
ZOPIR. |
OMAR. |
ZOPIR. |
OMAR. |
ZOPIR. |
OMAR. |
ZOPIR. |
OMAR. |
ZOPIR. |
OMAR. |
ZOPIR. |
OMAR. |
ZOPIR. |
OMAR. |
ZOPIR. |
Tegen Fanor, terwyl Omar naar binnen gaat. |
Einde des Eersten bedryfs. |
TWEEDE BEDRYF. |
PALMIRE. |
SEÏD. |
PALMIRE. |
SEÏD. |
PALMIRE. |
SEÏD. |
PALMIRE. |
TWEEDE TOONEEL. |
OMAR. |
SEÏD. |
PALMIRE. |
OMAR. |
DERDE TOONEEL. |
MAHOMET. |
(Terwyl Ali, Hercid en Ammon binnengaan treed Mahomet voorwaarts, en, Seïd ziende, vervolgt:) |
SEÏD. |
MAHOMET. |
PALMIRE. |
MAHOMET. |
Tegen Seïd. |
Tegen Palmire. |
VIERDE TOONEEL. |
MAHOMET. |
OMAR. |
MAHOMET. |
OMAR. |
MAHOMET. |
OMAR. |
MAHOMET. |
OMAR. |
MAHOMET. |
OMAR. |
MAHOMET. |
VYFDE TOONEEL. |
ZOPIR, een weinig achterwaarts. |
MAHOMET. |
ZOPIR. |
MAHOMET. |
ZOPIR. |
MAHOMET. |
ZOPIR. |
MAHOMET. |
ZOPIR. |
MAHOMET. |
ZOPIR. |
MAHOMET. |
ZOPIR. |
MAHOMET. |
ZOPIR. |
MAHOMET. |
ZOPIR. |
MAHOMET. |
ZOPIR. |
MAHOMET. |
ZOPIR. |
MAHOMET. |
ZOPIR. |
MAHOMET. |
ZOPIR. |
MAHOMET. |
ZOPIR. |
MAHOMET. |
ZOPIR. |
MAHOMET, terwyl Zopir binnengaat, en Omar van de andere zyde uitkomt. |
ZESDE TOONEEL. |
OMAR. |
MAHOMET. |
OMAR. |
MAHOMET. |
OMAR. |
MAHOMET. |
OMAR. |
MAHOMET. |
OMAR. |
MAHOMET. |
OMAR. |
MAHOMET. |
Einde des Tweeden Bedryfs. |
DERDE BEDRYF. |
PALMIRE. |
SEÏD. |
PALMIRE. |
SEÏD. |
PALMIRE. |
SEÏD. |
TWEEDE TOONEEL. |
DERDE TOONEEL. |
PALMIRE. |
MAHOMET. |
PALMIRE. |
MAHOMET. |
PALMIRE. |
MAHOMET. |
PALMIRE. |
MAHOMET. |
PALMIRE. |
MAHOMET. |
PALMIRE. |
MAHOMET. |
PALMIRE. |
MAHOMET. |
PALMIRE. |
MAHOMET. |
PALMIRE. |
VIERDE TOONEEL. |
VYFDE TOONEEL. |
OMAR. |
MAHOMET. |
OMAR. |
MAHOMET. |
OMAR. |
ZESDE TOONEEL. |
MAHOMET. |
SEÏD. |
MAHOMET. |
SEÏD. |
MAHOMET. |
SEÏD. |
MAHOMET. |
SEÏD. |
MAHOMET. |
SEÏD. |
MAHOMET. |
Tegen Omar, ter zyde. |
ZEVENDE TOONEEL. |
AGTSTE TOONEEL. |
ZOPIR. |
SEÏD, ter zyde. |
Tegen Zopir. |
Ter zyde. |
ZOPIR. |
SEÏD. |
ZOPIR. |
SEÏD. |
ZOPIR, ter zyde. |
Tegen Seïd. |
SEÏD. |
ZOPIR. |
SEÏD. |
ZOPIR. |
Ter zyde. |
Tegen Seïd. |
SEÏD. |
ZOPIR. |
SEÏD, ter zyde. |
ZOPIR. |
NEGENDE TOONEEL. |
OMAR, schielyk toeschietende. |
SEÏD. |
OMAR. |
SEÏD. |
TIENDE TOONEEL. |
ELFDE TOONEEL. |
FANOR. |
ZOPIR, den brief geopend hebbende. |
[Hy leest by tusschenpoozen.] |
Peinzende. |
Tegen Fanor. |
Einde des derden Bedryfs. |
VIERDE BEDRYF. |
OMAR. |
MAHOMET. |
OMAR. |
MAHOMET. |
OMAR. |
MAHOMET. |
OMAR. |
MAHOMET. |
OMAR. |
MAHOMET. |
OMAR, naar binnen gezien hebbende. |
TWEEDE TOONEEL. |
SEÏD, in t uitkomen en niemand ziende. |
MAHOMET, tegen Omar ter zyde, en met den- zelven vooräan op het Tooneel naar binnen wykende. |
Seïd, alleen, en voorwaarts treedende. |
DERDE TOONEEL. |
SEÏD. |
PALMIRE. |
SEÏD. |
PALMIRE. |
SEÏD. |
PALMIRE. |
SEÏD. |
PALMIRE. |
SEÏD. |
PALMIRE. |
SEÏD. |
PALMIRE. |
SEÏD. |
PALMIRE. |
SEÏD, na een korten poos zwygens. |
PALMIRE. |
SEÏD. |
PALMIRE. |
SEÏD. |
PALMIRE. |
SEÏD. |
PALMIRE. |
SEÏD. |
PALMIRE. |
SEÏD. |
PALMIRE. |
VIERDE TOONEEL. |
ZOPIR. |
SEÏD, tegen Palmire ter zyde. |
ZOPIR. |
PALMIRE, tegen Seïd ter zyde. |
ZOPIR. |
[Hy ligt zich vooröver.] |
SEÏD, ter zyde en zynen dolk uitrukkende. |
PALMIRE. |
SEÏD. |
PALMIRE. |
SEÏD. |
PALMIRE. |
SEÏD. |
PALMIRE. |
SEÏD. |
PALMIRE. |
SEÏD. |
[Hy vertrekt en gaat achteröm naar t Altaar, daar Zopir is.] |
PALMIRE, alleen. |
SEÏD, met een verwilderd gelaat wederkeerende. |
PALMIRE. |
SEÏD. |
PALMIRE. |
SEÏD. |
PALMIRE. |
SEÏD. |
PALMIRE. |
Tegen Seïd. |
SEÏD. |
PALMIRE, hem ondersteunende en neêrzettende. |
SEÏD, een poos gezeten hebbende. |
[Hy ziet haar aan.] |
PALMIRE. |
SEÏD, schielyk opstaande. |
PALMIRE. |
SEÏD. |
PALMIRE. |
SEÏD, weenende. |
PALMIRE. |
SEÏD. |
PALMIRE. |
[Zopir vertoont zich, leunende op het Altaar, nadat hy van achter het zelve, daar hy gegriefd is, zich heeft opgericht.] |
SEÏD. |
PALMIRE. |
SEÏD. |
PALMIRE. |
ZOPIR, voorwaarts treedende en ondersteund door Palmire. |
[Hy zit neder.] |
VYFDE TOONEEL. |
FANOR, in t opkomen. |
ZOPIR. |
FANOR. |
ZOPIR. |
FANOR. |
SEÏD. |
PALMIRE. |
SEÏD. |
ZOPIR. |
FANOR. |
SEÏD, tegen Palmire. |
PALMIRE. |
ZOPIR. |
SEÏD, zich aan Zopirs voeten werpende. |
[Grypende naar den dolk, dien Zopir in de hand heeft.] |
PALMIRE, knielende naast Seïd en hem wederhoudende. |
SEÏD. |
ZOPIR, hen beiden om den hals vallende. |
[Hy geeft hen een teeken van op te staan; zy richten hem op en zetten hem neder: hy vervolgt.] |
SEÏD. |
ZESDE TOONEEL. |
OMAR. |
ZOPIR. |
SEÏD. |
PALMIRE, tegen Omar. |
OMAR. |
SEÏD. |
OMAR, tegen t Gevolg. |
PALMIRE, tegen Omar. Tegen t Gevolg. |
OMAR, terwyl Seïd geboeid en weggeleid word. |
PALMIRE. |
ZEVENDE TOONEEL. |
ZOPIR. |
FANOR. |
ZOPIR. |
Einde des Vierden Bedryfs. |
VYFDE BEDRYF. |
OMAR. |
MAHOMET. |
OMAR. |
MAHOMET. |
OMAR. |
MAHOMET. |
TWEEDE TOONEEL. |
PALMIRE, in diepe gedachten voorwaarts treedende en zich by Mahomet ziende. |
MAHOMET. |
PALMIRE. |
MAHOMET. |
DERDE TOONEEL. |
OMAR. |
PALMIRE. |
MAHOMET. |
OMAR. |
MAHOMET. |
VIERDE TOONEEL. MAHOMET, OMAR, en hun Gevolg aan de eene zyde; SEÏD, Gevolg van Meccasche Burgeren aan de andere zyde; PALMIRE, in t midden des Tooneels. |
SEÏD, met eenen Ponjaard in de hand, doch reeds verzwakt door het vergif; tegen de Meccasche Burgers. |
MAHOMET, tegen het Gevolg van Seïd. |
SEÏD, tegen zyn Gevolg. |
[Hy treed toe; hy waggelt.] |
MAHOMET. |
PALMIRE. |
SEÏD. |
[Hy zygt neder; zyn Gevolg ondersteunt hem.] |
MAHOMET. |
PALMIRE. |
SEÏD, in de armen zyns Gevolgs. |
PALMIRE, terwyl men Seïd nederligt. |
[Zy bezwymt.] |
MAHOMET, haar ondersteunende en zich tot het Volk keerende. |
PALMIRE, weder bekomende: tegen het Volk, dat met al t Gevolg te rug deinst en vertrekt. |
[Zy werpt zich op t Lyk van Seïd.] |
[(*) Zy grypt den Ponjaard van Seïd.] |
PALMIRE. |
[Zy geeft den geest.] |
MAHOMET. |
EINDE. |
COPYE VAN DE PRIVILEGIE. |
DE Staten van Holland en Westvriesland doen te weeten: alzo ons te kennen is gegeeven by de Regenten van het Wees-en-Oude Mannenhuys der Stad Amsterdam, en in die qualiteiten te samen Eygenaars, mitsgaders Regenten van den Schouwburg aldaar; dat zy Supplianten, eenige Jaaren hebben gejouïsseert van t Octroy by ons den 27 May van den Jaare 1728. als meede van de prolongatie van dien den 6 December 1742. aan de Supplianten verleent, waar by wy aan de Supplianten goedgunstiglyk hadden geaccordeert en geoctroyeert, om nog voor den tyd van vyftien agter een volgende Jaaren, de Werken, die ten dienste van het Toneel reets waren gedrukt, en van tyd tot tyd nog verder in het licht gebragt, en ten Tooneele gevoert zouden mogen werden, alleen te mogen drukken, doen drukken, uitgeeven en verkopen, dat de Jaren, by de voorsz. prolongatie van t gemelde Octroy of Privilegie vervat op den 6 December van deezen Jaare 1757 stond te expireeren; en dewyl zy Supplianten ten meesten dienste van de Schouwburg, (waar van hunne respective Godshuyzen onder andere meede moeten werden gesustenteert,)* de voornoemde Werken, zo van Treurspellen, Blyspellen, Klugten, als anders, die reets gedrukt, en ten Toneele gevoert zyn, of in het toekoomende gedrukt, en ten Toneele gevoert zouden moogen werden, gaarne alleen, gelyk voorheenen, zouden blyven drukken, doen drukken, uitgeeven en verkopen, ten einde dezelve Werken, door het nadrukken van anderen, haar luister, zoo in taale als spelkonst, niet mogten komen te verliesen, en de wyle haar Supplianten zulks na de expiratie van de voornoemde prolongatie van t voorsz. Octroy, niet gepermitteert was; zoo keerden de Supplianten haar tot Ons, reverentelyk verzoekende; dat wy aan de Supplianten, in haar voorsz. qualiteyt, geliefden te verleenen prolongatie van het voorsz. Octroy, om de voorsz. Werken, zoo van Treurspellen, Blyspellen, Kluchten, als anders, reets gemaakt, en ten toneele gevoert, of als nog in het ligt te brengen, en ten Toneele te voeren, nog voor den tyd van Vyftien eerstkomende en agter een volgende Jaaren, alleen te mogen drukken, en verkoopen, of te doen drukken, en verkopen, met verbod aan alle anderen op zeekere hooge Poene by Ons daar tegens te statueeren, daar van te verleenen Octroy in forma; ZO is t dat Wy de Zaake ende t voorsz. verzoek overgemerkt hebbende, ende genegen wezende, ter beede van de Supplianten, uit Onze regte weetenshap, Souveraine magt en authoriteit, dezelve Supplianten geconsenteert, geaccordeerd en geoctroyeert hebben, consenteeren, accorderen ende octroyeren haar by deeze, dat zy, geduurende den tyd van nog Vyftien eerst achter een volgende Jaaren, de voorsz. Werken, indiervoegen, als zulks by de Supplianten is verzogt, en hier vooren uitgedrukt staat, binnen den voorsz Onzen Lande alleen zullen mogen drukken, doen drukken, uitgeeven ende verkopen, verbiedende daaromme alle en een iegelyken de voorsz. Werken, in t geheel ofte ten deele te drukken, na te drukken, te doen nadrukken, te verhandelen, of te verkopen, ofte elders nagedrukt, binnen den zelven Onzen Lande te brengen, uit te geven of te verhandelen en verkopen, op de verbeurte van alle de nagedrukte, ingebragte, verhandelde of verkogte Exemplaren, ende een boete van drie duyzend [p. 64] guldens daar en boven, te verbeuren, te Appliceren een derde part voor den Officier, die de Calange doen zal, een derde part voor den Armen der plaatsen daar het Casus voorvallen zal, ende het resteerende derde part voor de Supplianten, en dit telkens zo meenigmaal als dezelve zullen worden agterhaalt, alles in dien verstande, dat Wy de Supplianten met dezen Onzen Octroye alleen willende gratificeeren tot verhoedinge van hunne schade door het nadrukken van de voorsz. Werken, daar door in genigen deele verstaan den innehoude van dien te autoriseren, ofte, te advouëren, en veel min, dezelve, onder onze protextie en bescherminge, eenig meerder Credit, aansien, of reputatie te geeven, nemaar de Supplianten in cas daarinne iets onbehoorlyks zoude influëren, alle het zelve tot hunnen laste zullen gehouden wezen te verantwoorden, tot dien einde wel expresselyk begeerende, dat byaldien zy dezen onzen Octroye voor den zelve Werken zullen willen stellen, daar van geene geabbrevieerde of gecontraheerde mentie zullen mogen maken, nemaar gehouden weezen, hetzelve Octroy in t geheel en zonder eenige omissie, daar voor te drukken, of te doen drukken, en dat zy gehouden zullen zyn, een Exemplaar van de voorsz Werken, op Groot Papier, gebonden en wel geconditioneert, te brengen in de Bibliotheek van onze Universiteyt te Leyden, binnen den tyd van zes weeken, na dat zy Supplianten dezelve Werken zullen hebben beginnen uit te geeven, op een boete van zes hondert gulden, na expiratie der voorsz. zes Weeken, by de Supplianten te verbeuren ten behoeve van de Nederduitsche Armen van de plaats alwaar de Supplianten woonen, en voorts op poene van met er daad versteeken te zyn van het effect van deezen Octroye, dat ook de Supplianten, schoon by het ingaan van dit Octroy een Exemplaar gelevert hebbende aan de voorsz. Onse Bibliotheek, by zoo verre zy geduurende den tyd van dit Octroy dezelve Werken zouden willen herdrukken met eenige Observatien, Noten, Vermeerderingen, Veranderingen, Correctien, of anders, hoe genaamt, of ook in een ander formaat, gehouden zullen zyn wederom een ander Exemplaar van dezelve Werken, geconditioneert als voren te brengen in de voorsz. Bibliotheek, binnen denzelven tyd, en op de boeten en poenaliteit, als vooren. En ten einde de Supplianten deezen onzen Consente ende Octroye mogen genieten als naar behooren, lasten wy allen en een iegelyken, dien het aangaan mag, dat zy de Supplianten van den inhoude van dezen doen, laaten en gedogen, rustelyk, vredelyk en volkomentlyk genieten en gebruiken, cesseerende alle belet ter contrarie. Gegeven in den Hage, onder onzen Grooten Zegele, hier aan doen hangen op den agtsten November, in t Jaar onzes Heeren en Zaligmakers duizend zeven honderd-zeven-en-vyftig. |
P. STYN. |
Ter Ordonnantie van de Staaten, |
C. BOEY. |
Lager stond, Aan de Supplianten zyn, nevens dit Octroy, ter hand gestelt by Extract Authenticq, haar Ed. Gr. Mog. Resolutien van den 28. Juny 1715, en 30. April, 1728, ten einde om zig daar na te reguleeren. De Regenten van het Wees-en Oude-Mannenhuis hebben, in hunne voorsz. qualiteit, het recht van deze Privilegie, alleen voor den tegenwoordigen Druk, MAHOMET, Treurspel, vergund aan IZAAK DUIM. |
Tekstkritiek |