Adriaan Heugelenburgh, en Jacob Berendrecht komen aan de Does; na dat sy een langen tijt onder de Romeynen hadde gedient, ende een groote rescontre omtrent de Stadt Bon was voorgevallen, alwaar Civillis, Vader van Adriaan doot bleef. Adriaan verhaalt aan Jacob den droom die hy heeft gedroomt, waar op dat Jacob hene gaat, en laat Adriaan daar blyven aan de Does en Rijn, om te gaan besigtigen hoe dat het met haar beyder huysen is gelegen, bevint dat het Stam-huys van Adriaan is verdistruweert, maar dat het anders nog wel stont met beyde huys-gesinnen; welke met gesang haar komen verwellekomen aan de Does en Rijn. A- [p. 4] driaan sijn Vrijster, daar hy aan verlooft was, genaamt Alida siende, omhelsden malkander met blijtschap. Maar het oog op Clara slaande, sijn onbekende Suster, wert met liefde tegen haar ontsteeken. Sy die de Dienstmaaght was op Berendrecht, is aan Geraart de Bouknecht verlooft. Hier raakt groote oneenigheyt onder haar allen. Alida is meest ontstelt, soukt eerst met smeeken, daar na met raserny Adriaan van sijn voorneemen af te trecken. Haalt de As en het gansche Wapen-tuyg sijns Vader, t geen alrees in den Tempel was opgehangen, brenght het te voorschijn, maar alles te vergeefs: krijght hier tot hulp sijn Suster Maria. Jacob en Adriaan raken hier over in vyantschap. [p. 5] Jacob krijght Adriaan gevangen; sluyt hem aan een ysre ketting by de poort in stee van een hont. Alida komt hem in den nacht besouken; Adriaan veynst haar weder te beminnen; sy onsluyt hem; hy sluyt haar weder in sijn plaats. Jacob hoort het gerucht, maar derft in den nacht sijn Suster niet te hulp komen, maar daaght Adriaan tegen den morgen in een duel, t welk hy aan neemt, hoopt sijn leet te wreeken: ontsluit weer Alida. t Gevecht gaat met den morgen aan, maar Clara, Maria Alida, Geraart komen alle overslag, en belettent. Ondertussen komt een Schoyster, genaamt Weyn, maakt aan Adriaan bekent dat Clara sijn Suster is, dat sy haar die wel eer had gestolen, en die weder te von- [p. 6] deling hadde gelegt omtrent Heugelenburg. Toont hem een Penning, die sy om haar hals had, daar het Wapen van Heugelenburgh op staat. Toont ook een Boukjen dat sy by haar had, t welk met de hant van Adriaan is geschreven. Hier eindight het Spel in vreugde. Adriaan trout Alida. Jacob Maria. Geraart Clara. |