DE[Vignet: fleuron]t AMSTERDAM, _________________________ By GERRIT van GOEDESBERG, Boekverkoper op t Water, |
OPDRAGT |
ALles wat onder de Wolken leeft, schijnt zomwijlen, ten onlust der Menschen, zijn kracht te toonen; elk wet zijn schichten aan dangel van een Slang. Zelfs dalderkleinsten Mug zal ons by daag het bloet ontzuigen. Gelijk een armen Vloi by nacht den slaapert de rust beneemt, niet minder verdrietigheid verzelschapt den geenen die t hooft zoekt op te beuren, en zich begint te spiegelen inde vloed van Kastalis. De lasterlijke Momus laat den volmaakten Apollo niet met vreeden; hoe zou een Leerling dan zijn oogen ontduiken? daarom zeid eenen recht: Geen lagh hem meer ter harten gaat Dan dat een ander iet misstaat. HEERE, dit overwogen hebbende, heb ik een open weg gevonden om u wederom te geven [fol. A2v] deze Gelukkige Bedriegery, die ghy waardig gekent hebt uit de Fransche Taal op het Neederlandsche Tooneel te vertoonen; waar door ghy mijn de Laarzen van Mons. ROTROU eerst aan de beenen gepast hebt om zijn spoor te volgen. Vertrout my dat zo doorluchtige aanprikkelingen, als duwe zijn geweest, mijn alleen verwekt hebben om de stoutigheid te gebruiken dit werk ter hand te trekken. En schoon alle ongediert op my zijn pijlen scherpt, om deze eersteling te begrijnzen, t zal my genoeg zijn indien ik de gebreeken, die er in schuilen, mag verbergen onder de schaduw van u genoegen; want zo ghy, ende de andere Regenten van de Schouburg, een straal van vrindschap over deze Gelukkige Bedriegery laat verschijnen, zo zal ik my niet alleen ten hoogsten voldaan houden, maar het zal my uit den slaap van bedeestheid op-wekken, om wederom iets nieuws te beginnen dat wat meerder ten voordeel der beider Gods-huizen mag gedyen. Ontfangt dan, door een toegenegen hart, deze geringe moeiten van |
U E. aldergedienstigsten |
JAN NOOZEMAN. |
OP DE |
P. ZEERYP. |
OP DE |
IZAK VOS. |
VERTOONDERS. |
DE GELUKKIGE |
Diana, onder de naam van Celiree. |
Dorothea met een mandeken vol Bloemen. |
Orante opent en leest de Brief van Diana, aan Orante. |
DE ongenuchte van een ontrouwen Minnaar te verliezen, en brengt deze letteren niet in uwe handen om u te waarschouwen; het voornemen dat ik heb my aan hem te wreken, behoort u stof te geven u van hem te ontslaan. t Verlies van een verrader is gelukkig. Ik zie, met lijtzame oogen, zyn ongetrouwigheidt. Ik weet wel toe te geven als t de noot vereist. t Is waar, ik ben maar een slechte Herderin; maar doen hy myn minde was hy Lizimant. Hy is niet verandert dan alleenlik in de Min. Hy is noch dien hy was, en ik altydt Diana. Door-leest eens deze letteren, die ik van zyn hand heb; en wilt u niet bedroeven als het te laat zal zyn. Ik heb de middel om u dien verrader te benemen: mijn toeleg is om zyn voornemen om te stooren, en om hem ongelukkig te zien, wens ik mijn ongelukkig te zyn. |
DIANA. |
Zy leest voorts de Brieven van Lizimant, aan Diana. |
GHy kunt, niet zonder my, te verongelyken, u beklagen van den Hemel, en van t nootlot. Noemt hare straf heden niet moeilik. U aanminnigheden zyn een schat veel waardiger alst gout. Ik verzoek Diana, en niet haar geringe staat. |
LZIMANT. |
Andren Brief. |
Ik dring mijn zorg tot volvoering van myn belofte. Ik zoek te bewegen het hert van een onmenschelyke ouden. k Zal t u morgen alles vertellen. Bereit voor mijn Minne nieuwe lieffelyke onthalingen. |
LZIMANT. |
Filemon uyt. |
Orante geeft Filemon de Brieven, dien hy leest. |
Hy klopt aan de Poort van Lizimant. Silvian als een Koetcier uit. |
TWEEDE DEEL. |
Silvian verbaast uit. |
Lizimant. |
Orante aan haar Deur. |
Orante weer uit. |
Filemon geeft hem de Brieven, soo hy meent te gaen. |
Filemon, en Orante binnen. |
Celiere uyt. |
Lisymant binnen. |
DERDE DEEL. |
Orante uyt. |
Hy spreekt al gaande. |
Ariste binnen. |
Orant als onbeweechlijk. |
Celire uyt. |
Lizimant en Rosinde. |
VIERDE DEEL. |
Filemon binnen. |
Orante binnen. |
Lizimant. |
Orimand uyt. |
Binnen. |
Diana in vrouwe kleeders onder de naem van Celire. |
Orante uyt. |
Orante binnen, |
Lizimant uyt. |
Lisimant knielende. |
Diana klopt aen t huys van Orimant. |
Laquai uit. |
VIJFDE DEEL. |
Orante uit. |
Orante leest den Brief. |
IK ben een rots, Orante, inde Zee van uwe ydelheit: u weyfelachtighen aart doet in mijn hert aangroeyen die verachting, die ghy waardigh zijt. beelt u zelfs niet in met zoo weynigh schoonheyt in mijn zoo veel minlijkheydt te ontsteeken als wel eer: de starre van u ooge verdoove voor de stralen van mijn maan waar mijn Diana verschijnt. Daar kan geen schoonheydt mijn ziele raaken. Roem dan van geen aanminnigheit, maer wijkt voor u dienstmaacht, die u onder de kunst van dienen een minnaar leert bewaaren, |
Lizimant. |
Arriste uyt en Knielt. |
Dorothe. |
Sy klopt Silvian uyt. |
Lizimant, en Silvian uyt. |
Dorothee klopt. |
Diana in Manne kleederen. En Orimant uyt. Diana omhelst Lizimant. |
Den rechten Lizander uyt, wiens Reys-Koffer van twee Dienaars na gedragen wordt. |
Diana aan Orante. |
Lysander aan Orimant. |
UYT. |
I.N. |
t AMSTERDAM, Gedruckt by Baltus de Wild, woonende op de An- geliers Graft, naest het Wapen van Vries- landt. Anno 1649. |
Tekstkritiek: |