Dit Tooneelstuk heeft het voordeel van gegrond te zijn op eene welbevestigde geschiedenis, die zich overäl in bijna ieders handen bevind, en genaamd word: ,,Het Leven van Catharina de Tweede. Ik heb mij in de behandeling van hetzelve meer gehouden aan het oorspronglijke der gebeurtenis, dan aan uitgezochte tooneelspelregelen; van daar de verscheidene plaatsveränderingen, die ik liever wilde behouden, dan de gebeurtenis verminken om aan regelen te voldoen; te meer daar de tooneelveränderingen hier niet ten éénemaale onnatuurlijk kunnen genoemd worden, behalve dat dezelve in den tegenwoordigen smaak zijn.
[fol. *1v]
Het voorgevallene met den ongelukkigen Czaar leert ons, dat wij met het beste hart aan de treurigste lotgevallen bloot staan, wanneer wij in zaken van gewigt, die van ons niet kunnen vermijd worden, niet toegerust zijn van benodigde verëischtens; en dat Koningen van dat gevaar niet zijn uitgesloten, ter herinnering hunner broosheid. Nog leert ons zijn verschriklijk lot, hoe gevaarlijk het is, de verandering van Staten te ondernemen, en oude gebruiken, waarbij een volk zich gelukkig acht, aan te tasten.
Het is waar, Peter I. ondernam de beschaving van zijn vaderland, maar er was tusschen de vermogens van den eersten en den derden Peter zo veel onderscheid, als in hunnen toestand; en noch heeft Peter I. de hervorming niet kunnen voltooijen zonder gevaar van zijn leven; hoeveel samenzweeringen tegen hem toont ons de geschiedenis?
Ik beveel mijn stuk aan den tijd, en zou mij bijna van den goeden uitslag op ons tooneel durven verzekerd houden; in weinige onderwerpen komt de lijdende onschuld treffender voor dan in dit, en dit is het juist wat overäl den aanschouwer behaagt, ten spijt der uitgezochte kunstregelen; en daar de geschiedenis waar uit ik het stuk getrokken heb, opentlijk word verkocht, [fol. *2r] en de groote beweegraderen van Peters ongeluk niet meer bestaan, kan ik niet zien dat schroomvalligheid eene redelijke beweeggrond zou kunnen zijn om den Amsteldamschen Schouwburg van dit stuk te versteken.
Mijn eersteling ALONZO, uitgegeven in 1798. heeft zekerlijk geene vriendelijke Recensie ondergaan; ik had beter behandeling verwacht, ter aanmoediging; doch behalve dat ik, vooräl in deze verlichte dagen, de eenige persoon niet ben, die onverdiend mishandeld is geworden door kwaadäardigheid, de vriendelijke Schrijver der Vaderlandsche Bibliötheek, als ook le Meilleur Journal literaire de Jena, hebben mij des te heuscher behandeld. Ik mag voor Peter op dezelfde heuschheid hopen. In t kort, de man die zich door kwaadäardige heekelingen laat afschrikken, of alleen arbeid om geroemd te worden, moet niet schrijven.
[fol. *2v]
ô Vriendschap! hemelgaaf! vermaak der groote zielen!
Gij, tot verzwaring van der koningen elend;
Alle eeuwen die doorluchte ondankbren onbekend!
Gij blaakt des konings hart. |