Nil Volentibus Arduum: De belachchelyke sérenade. Kluchtspel. Amsterdam, 1712 (en titeluitgave 1713). Uitgegeven door dr. A.J.E. Harmsen, Universiteit Leiden. Ceneton090780 en Ceneton090790 Facsimile bij Ursicula 1712 (ex. KBH) en 1713 (ex. privébezit) Het spel is slechts éénmaal gedrukt; een deel van de oplage heeft op de titelpagina de tekst Nooit voor deezen gedrukt. en het jaartal 1712; een ander deel heeft De Twéde Druk, overgezien én verbéterd. en 1713. Voor beide varianten zijn verschillende versies van het vignet van G. Lairesse gebruikt. In deze uitgave zijn evidente zetfouten gecorrigeerd en gemarkeerd met een asterisk. |
DE[Vignet: Nil Voléntibus Arduum]TE AMSTERDAM, |
BERICHT. |
HEt Kunstgenootschap, onder wiens naam én Zinspreuk dit nieuwe Kluchtspél te voorschyn komt, bevindende dat veele menschen misleid, én bedroogen door de valsche naadrukken der Erfgenaamen van Albert Magnus, die zich niet ontzien névens andere baatzuchtige Boekverkoopers, zélfs in onzen Schouwburg, die naagedrukte Exemplaaren te doen verkoopen, zo verminkt, bedurven én gebrekkelyk als zy zyn; waarschuuwt alle beminnaars der Tooneelspélen op nieuw, datze zich voor dat bedróg willen wachten, én acht geeven op de réchte drukken, die het Kunstgenootschap zélf, alle op nieuw verbéterd, én met kunstige Titelprénten, tot élk stuk behoorende, versierd, doet uitgeeven; zynde het kleene Zinspreukplaatje NIL VOLENTIBUS ARDUUM, met den naam van G. Lairesse getékent, het waare mérk der réchte drukken; insgelyks te kennen aan s Kunstgenootschaps Twéde én Dérde Privilegie van den 14en. Maart 1692. én van den 24en. derzélver maand, des jaars 1707. Men verwachte in gevólge het Treurspél van AGRIPPA, doorgaans mérkelyk verbéterd; en DE SPOOKENDE LIEFDE, Nieuw Kluchtspél, nooit vertoont; névens andere Wérken die er nóch ontbreeken, én verscheidene die het licht tot nóch toe niet gezien hebben. |
COPYE van de PRIVILEGIE. |
De Staaten van Holland ende Westvriesland, Doen te weeten, Alzo ons vertoond is by die van het Konstgenootschap NIL VOLENTIBUS ARDUUM, tot Amsterdam, hoe dat zy Supplianten, op t voorbeeld van Italiaansche, Engelsche, en Fransche Academiën, voor veele Jaaren, met zorg, moeiten, en ongemeene kosten, hun Kunstgenootschap hadden opgerecht tot opbouwing en voortsetting van de Nederduitsche Taale en Dichtkunst; ten welken einde de Supplianten, en hun Konstgenootschap, door ons op den 14e. van Maart, 1691. was begunstigt by continuatie van hunne voorgaande Privilegie of Octroy, om geduurende den tyd van vyftien Jaaren, alle hunne Werken, en die derzelver Léden, als toen reeds gemaakt, gedrukt, en ingevolge van tyd verder te maaken, te drukken, herdrukken, uit te geeven, en te verkoopen, en zulks by uitsluiting van alle anderen, onder wat pretext, dat het ook zoude mogen weezen, alleen te mogen drukken, herdrukken, uitgeeven, en verkoopen in zodaanigen formaat, en Taalen, als het de Supplianten geraaden zoude vinden, en dat op zulke straffen, of peenen voor de Contraventeurs als breeder by t voorgaande Octroy uitgedrukt stond. En dewyl de gemelde Onze Privilegie op den 14e. deezer Maand Maart, stont te expireeren, en zy Supplianten gaarne in hunnen arbeid en yver zouden volharden, en groote onkosten hadden gedaan, dagelyks doen, en vervolgens doen zouden, onder andere met het uitgeeven van eene Nederduitsche Grammatica, gelyk ook met hunne werken te vercieren met titelprenten, en andere kopere kunstplaaten, en Muzykstukken, naar vereisch der zaaken: En beducht zynde, niet zonder reden, dat eenige baatzoekende Menschen, op de eene of andere wyze, tot ontluisteringe hunner werken, en groote schade en nadeel der Supplianten, hen daar in zouden zoeken de onderkruipen, met hunne werken in t geheel of ten deelen, met, of zonder het Muzyk, ende kunsttitels, en andere prenten na te doen maaken, drukken, verkoopen, of verruilen; vinden de Supplianten zich genootzaakt haar wederom te keeren tot ons, verzoekende dat het onze goede geliefte mogte zyn, de Supplianten met onze privilegie als boven gemelt te begunstigen voor den tyd van Vyftien eerstkomende Jaaren, om geduurende den zelven tyd alle de voorschreven werken, in zodanigen formaat en taale, reeds gemaakt, gedrukt, en ingevolge van tyd verder te maken, alleen te mogen drukken, herdrukken, uit te geeven, en te verkoopen, en zulks by uitsluitinge van alle anderen, onder wat pretext dat het ook zoude mogen weezen, en dat op zulke straffen en peene, en Confiscatie van alle zodanige nagedrukte Exemplaaren, tegens de Contraventeurs te stellen, als wy zouden achten te behooren, en vereischt te zyn, ten einde de Supplianten in toekomende mogen erlangen volstrekter effect van ons voorschreeven Octroy, als zy tot noch toe hadden genoten, ter zaake van baatzuchtige lieden, die* niet tegenstaande onze voorige verleende Octroyen, haar niet hadden ontzien verscheiden van s Kunstgenootschaps werken en derzelver Léden, te hebben doen nadrukken, en de Contraventeurs daar over door de Supplianten niet gecalangeert, en in rechten betrokken waaren, om in geen zwaarder kosten te vervallen, als de boeten als toen daar op gestelt hadden kunnen goed maken. ZO IS T, dat wy de zaaken en t verzoek voorschreeven overgemerkt hebbende, en ge- [fol. *3v] negen weezende ter beede van de Supplianten uit onze rechte wetenschap, Souveraine magt en Authoriteit dezelve Supplianten geconsenteert, geaccordeert en Geoctroyeert hebben, Consenteeren, Accordeeren, en Octroyeeren mits deezen, dat zy geduurende den tyd van vyftien eerst achter een volgende Jaaren, alle de voorschreeven werken by continuatie binnen de voorsz. onze Landen alleen zullen mogen drukken, uitgeeven en verkoopen, verbiedende daarom alle en een ygelyken alle dezelve werken in t geheel of ten deele naa te drukken, ofte elders naa gedrukt, binnen dezelve onze Landen te brengen, uit te geeven of te verkoopen; op de verbeurte van alle de naargedrukte, ingebrachte, ofte verkochte Exemplaaren, en een boete van drie hondert guldens daar en boven te verbeuren, te appliceeren een derde part voor den Officier, die de calangie doen zal, een derde part voor den Armen der plaatse daar t casus voorvallen zal, en t resterende derde part voor de Supplianten; In dien verstande, dat wy de Supplianten met deeze onze Octroye alleen willende gratificeeren tot verhoedinge van haare schade, door t nadrukken van alle de voorschreeven werken, daar door in geenige deelen verstaan den inhouden van dien te authorizeeren ofte te advoueeren, en veel min t zelve onder onze protectie en bescherminge, eenig meerder Credit, aanzien, ofte reputatie te geeven, nemaar de Supplianten, in cas daar inne iets onbehoorlyks zoude influeeren, alle t zelve tot haaren lasten zullen gehouden weezen te verantwoorden, tot dien einde wel expresselyk begeerende, dat by aldien zy deezen onze Octroyen, voor alle de voorschreven werken zullen willen stellen, daar van geen geabbrevieerde ofte gecontraheerde mentie zullen mogen maaken, nemaar gehouden zullen weezen, t zelve Octroy in t geheel en zonder eenige omissie daar voor te drukken, of te doen drukken, en dat zy gehouden zullen zyn een Exemplaar van alle de voorschreeven werken, gebonden ende wel geconditioneert, te brengen in de Bibliotheek van onze Universiteit tot Leiden, ende daar van behoorlyk te doen blyken, alles op peene van t effect van dien te verliezen. Ende ten einde de Supplianten deeze onze Consente en Octroye moge genieten, als naar behooren, Lasten wy allen en iegelyken die t aangaan mag, dat zy de Supplianten van den inhoude van deeze laaten, [ende gedoogen, rustelyk, vredelyk en volkomentlyk genieten]* en gebruiken, Cesserende alle belet ter contrarie. Gedaan in den** Hage onder onzen grooten zeegele hier aan doen hangen, op den 24e. Maart, in t Jaar onzes Heeren, en Saligmakers zeventienhondert en zeven. |
A. HEINSIUS. Ter Ordonnantie van de Staaten, SIMON VAN BEAUMONT. |
Den Wel Edelen HEERE |
UW wel Edts. zucht tot de stichtelyke Tooneelpoëzye, waar in zy haar zo loffelyk oeffent, om tót de réchte kennis derzélve te geraaken, én door het leezen van voortreffelyke Schryvers die kunst in Uw wel Edts. gelukkig geheugen te prénten; t genoegen dat zy geschépt heeft uit onze VERHANDELINGEN van HORATIUS FLACCUS DICHTKUNST, én GEBRUIK én MISBRUIK des TOONEELS; én in het hooren leezen van eenige myner ongespeelde Tooneelstukken, die de eere gehad hebben van U wel Edt. niet te mishaagen, hebben my genoopt om U wel Edt. dit Kluchtspél met alle genégenheid toe te eigenen. Ik ontzie my daar veel van te zeggen: het heeft de proef op het tooneel kunnen uitstaan sédert ruim vyf jaaren, dat het, ongedrukt, in s Graavenhage én élders gespeelt wordt. En gelyk U wel Edt. het gezicht daar van, meer dan eens, in t vertoonen heeft kunnen dulden, twyffel ik niet óf het haar in het leezen niet onkunstig, nóch onsmaakelyk voorkomen. In wélke hoope ik met achting, blyve MYN HEER, |
Y. VINCENT. |
VERTOONERS. |
DE |
EELHART. |
BEATRIS. |
EELHART. |
BEATRIS. |
EELHART. |
TWÉDE TOONEEL. |
BENARD. |
BROERSHART. |
BENARD. |
BROERSHART. |
BENARD. |
BROERSHART. |
BENARD. |
BROERSHART. |
BENARD. |
BROERSHART. |
BENARD. |
BROERSHART. |
BENARD. |
BROERSHART. |
BENARD. |
BROERSHART. |
BENARD. |
BROERSHART. |
BENARD. |
BROERSHART. |
BENARD. |
BROERSHART. |
BENARD. |
BROERSHART. |
BENARD. |
BROERSHART. |
BENARD. |
BROERSHART. |
DÉRDE TOONEEL. |
BEATRIS. |
BROERSHART. |
BEATRIS. |
BROERSHART. |
BEATRIS. |
BROERSHART. |
BEATRIS. |
BROERSHART. |
BEATRIS. |
VIERDE TOONEEL. |
BROERSHART, terwyl Beatris stil met Angelika spreekt. |
ANGELIKA. |
VYFDE TOONEEL. |
BENARD. |
BROERSHART, tégens BEATRIS. |
BENARD. |
BROERSHART. |
BENARD. |
BROERSHART. |
BENARD. |
BROERSHART. |
BENARD. |
BROERSHART. |
BENARD. |
BEATRIS. |
BENARD. |
ANGELIKA. |
ZÉSDE TOONEEL. |
Dr. BRABBELAAR. |
ZÉVENDE TOONEEL. |
Dr. BRABBELAAR. |
BROERSHART. |
BENARD. |
Dr. BRABBELAAR. |
BENARD. |
Dr. BRABBELAAR. |
BENARD. |
Dr. BRABBELAAR. |
BENARD. |
Dr. BRABBELAAR. |
BENARD. |
Dr. BRABBELAAR. |
BENARD. |
Dr. BRABBELAAR. |
BENARD. |
Dr. BRABBELAAR. |
BENARD. |
Dr. BRABBELAAR. |
BENARD. |
Dr. BRABBELAAR. |
BENARD. |
Dr. BRABBELAAR. |
BENARD. |
Dr. BRABBELAAR. |
BENARD. |
Dr. BRABBELAAR. |
BENARD. |
Dr. BRABBELAAR. |
BENARD. |
Dr. BRABBELAAR. |
BENARD. |
Dr. BRABBELAAR. |
BENARD. |
Dr. BRABBELAAR. |
BENARD. |
Dr. BRABBELAAR. |
BENARD. |
Dr. BRABBELAAR. |
BENARD. |
Dr. BRABBELAAR. |
BENARD. |
Dr. BRABBELAAR. |
BENARD. |
Dr. BRABBELAAR. |
BENARD. |
Dr. BRABBELAAR. |
BENARD. |
Dr. BRABBELAAR. |
BENARD. |
Dr. BRABBELAAR. |
BENARD. |
Dr. BRABBELAAR. |
BENARD. |
Dr. BRABBELAAR. |
BENARD. |
Dr. BRABBELAAR. |
ACHTSTE TOONEEL. |
BENARD. |
BROERSHART. |
BENARD. |
BROERSHART. |
BENARD. |
NÉGENDE TOONEEL. |
WINDBUIL. |
BENARD, ter zyden. |
BROERSHART. |
WINDBUIL. |
HARTLOOP. |
WINDBUIL. |
HARTLOOP. |
BENARD. |
BROERSHART. |
BENARD. |
WINDBUIL. |
BROERSHART. |
WINDBUIL. |
HARTLOOP. |
WINDBUIL. |
TIENDE TOONEEL. |
HARTLOOP. |
BEATRIS. |
WINDBUIL. |
ÉLFDE TOONEEL. |
WINDBUIL. |
BROERSHART. |
BENARD. |
WINDBUIL. |
HARTLOOP. |
TWAALFDE TOONEEL. |
BEATRIS. |
HARTLOOP. |
BEATRIS. |
HARTLOOP. |
BENARD. |
HARTLOOP. |
BENARD, tégens BROERSHART. |
WINDBUIL. |
BROERSHART. |
BENARD. |
BEATRIS. |
DÉRTIENDE TOONEEL. |
BENARD, tégens Broershart. |
WINDBUIL, tégens Hartloop. |
HARTLOOP. |
BENARD. |
BROERSHART. |
BENARD, tégens Broershart. |
WINDBUIL, tégens Hartloop. |
BROERSHART. |
BENARD. |
HARTLOOP. |
WINDBUIL. |
BENARD. |
BROERSHART. |
HARTLOOP. |
WINDBUIL. |
VEERTIENDE TOONEEL. |
BROERSHART. |
BENARD. |
BROERSHART. |
BENARD. |
BROERSHART. |
VYFTIENDE TOONEEL. |
BROERSHART. |
BENARD, tégens Broershart. |
BROERSHART, zingende onder het speelen. |
BENARD. |
BROERSHART. |
BENARD. |
BROERSHART. |
BENARD. |
BROERSHART. |
BENARD. |
BROERSHART. |
BENARD. |
BROERSHART. |
BENARD. |
BROERSHART. |
BENARD. |
BROERSHART. |
BENARD. |
BROERSHART. |
BENARD. |
BROERSHART. |
BENARD. |
BROERSHART. |
BENARD. |
BROERSHART. |
BENARD. |
BROERSHART. |
BENARD. |
BROERSHART. |
BENARD. |
BROERSHART. |
BENARD. |
BROERSHART. |
BENARD. |
BROERSHART. |
BENARD. |
BROERSHART. |
BENARD. |
BROERSHART. |
BENARD. |
BROERSHART. |
BENARD. |
BROERSHART. |
BENARD. |
BROERSHART. |
BENARD. |
BROERSHART. |
BENARD. |
BROERSHART. |
BENARD. |
BROERSHART. |
BENARD. |
BROERSHART. |
BENARD. |
BROERSHART. |
BENARD. |
BROERSHART. |
BENARD. |
BROERSHART. |
BROERSHART, naa het zingen. |
BENARD. |
BROERSHART. |
BROERSHART én BENARD, zingen onder t speelen der Instrumenten, het vólgende liedtje. |
BENARD, zo haast als het liedje van Broershart gezongen én gespeeld is, gerucht hoorende, zich achter hem verschuilende. |
BROERSHART, achter Benard. |
ZÉSTIENDE TOONEEL. |
WINDBUIL. |
BROERSHART. |
WINDBUIL. |
BENARD. |
BROERSHART. |
BENARD. |
WINDBUIL. |
BENARD, overluid. |
BROERSHART. |
WINDBUIL. |
HARTLOOP. |
BROERSHART. |
BENARD. |
BROERSHART. |
WINDBUIL. |
ZÉVENTIENDE TOONEEL. |
Dr. BRABBELAAR. |
BENARD. |
WINDBUIL, achter de Dókter. |
BENARD. |
Dr. BRABBELAAR. |
WINDBUIL. |
BENARD. |
Dr. BRABBELAAR. |
BROERSHART. |
HARTLOOP. |
ACHTTIENDE TOONEEL. |
EELHART, hen belettende te vlugten. |
DAAN. |
EELHART. |
WINDBUIL. |
BENARD. |
EELHART. |
DAAN. |
EELHART. |
NÉGENTIENDE TOONEEL. |
Dr. BRABBELAAR. |
ANGELIKA. |
BEATRIS. |
TWINTIGSTE, én laatste TOONEEL. |
EELHART. |
Dr. BRABBELAAR. |
EELHART. |
Dr. BRABBELAAR. |
EELHART. |
Dr. BRABBELAAR. |
ANGELIKA. |
EINDE. |
Tekstkritiek: |