DE[Vignet: Nil Volentibus Arduum] |
VOORRÉDEN. |
Een Berispdicht, óf Blyspél, in de Fransche Taale, genaamt, la Critique dAndromaque, heeft voor eenige jaaren geneegenheid verwékt aan twé Leden van het Kunstgenootschap, om, op eene diergelyke wyze, een Kluchtspél op te stéllen, én by de Verduitste Andromaché te doen vertoonen. Twé rédenen zyn oorzaak geweest, waarom men het Blyspél van Monsr. Subligny, nóch in de geschiedenisse, nóch in het berispen der misslagen die in het Fransche Treurspél van de Heer Racine gehekelt worden, niet gevólgt heeft; de Eerste, om dat de stóffe van dat stukje teenemaal eene hoofsche Vryëryë zynde, niet over een kwam mét de Gelykenisse én Byverdichtzels die men na onze zeden, én het karakter van een onbereizd Hoogduitscher, op ons Tooneel vermaakelyk heeft willen te passe brengen. De andere om dat de Berispinge zélf maar in eenige naauwe uitgezifte woorden bestaat, die in de Verduitschte Andromaché niet gevonden worden, gelyk onder andren, daar Orestes, Pylades, al te gemeenzaam mét het woordje Tu, Dy, in plaats van Vous, Gy, toespreekt. De Geschiedenis én de omstandigheden van dit Kluchtspél, indienze niet geheel waar zyn, heeft men ten minsten zo waarschynelyk willen maaken als t mogelyk geweest is, volgens de lesse van Horatius
[fol. *2v] Tégenwoordig dat de Schouwburg niet meer verhuurd; maar, onder het bewind van de Heeren Regénten van het Weez én Oudemannenhuis, benévens eenige andre hunner Vrienden, uit énkele liefde tot voordeel der Armen, én geneegenheid tót dopbouwing der Néderduitsche Taale, én Dichtkunst, gerégeerd word; hébben wy een groot getal onzer Begunstigers, Liefhébbers van goede Tooneelstukken, niet langer durven weigeren hén op het Tooneel te doen zien, t geene zy noch niet moê geworden zyn, verscheidene maalen, mét vermaak, te hooren leezen. Eenige lieden zal misschien het onderhoud van Eelhart mét de twé Tooneelspeelers wat tégen de borst zyn, als weinig tót de knoop, én niets tót de ontknooping, van het wérk dienende: maar de doorzigtige, én verstandige zal ter eerster ópslag wél konnen zien dat hét geheele Kluchtspél voorbedachtelyk daar na geschikt is, om in de Karacter van Eelhart eene levendige Schildery te verbeelden van de groote drift van sommige onzer jonge Dichteren, die, zonder eenige taalkunde, érvaarenheid, én grondige kénnisse van de Tooneeldichtkunst, wanneer ze maar een vonkje gevoelen, van, zonder veel moeiten, gelyk Petronius zégd, een Vaers zyn maat te geeven, zich ten eersten bekwaam achten om een Tooneelstuk, door een ander vertaald, óf een eigene ópstel, zonder Taale, zéden, óf eenige Tooneelwétten te vólgen, aan den dag te bréngen. Deze, immers die niet te verwaand, eenige lust van zich te oeffenen hébben, vertrouwen wy niet alleen met déze Rédeneering in dit Kluchtspél dienst te doen: maar ook begeerte in hén te verwékken, om goede Boeken, van deeze stóffe handelende, mét oordeel én yver te doen leezen. Die geene vreemde taalen kunnen, én óp Blystóffe toeleggen, zullen een groot behulp in de vertaalinge van Teréntius door de Heer Swaerdekroon, aan onze Vertaalde Dichtkunst van Horatius, én in hét Boek van hét Gebruik, én Misbruik des Tooneels vinden; én, zo wy konnen bespeuren dat het den Liefhébberen der Tooneeldichtkunde in Treur én Blystóf aangenaam is, zullen wy niet afkeerig zyn om het Wérk dat wy daar van gemaakt hebben, naauw- [fol. *3r] keuriger over te zien, én mét de Druk gemeen te maaken. Voor hét overige zullen de Kundige gelieven eenigzins in te schikken dat wy, op hét verzoek, én aanraaden van veele onzer Vrienden sommige omstandigheden van dit Kluchtspél hébben moeten verschikken, zo ten opzigte van de veranderinge der voorgaande Tooneelspeelers Naamen, zo wél van de twé dieer waarelyk als Speelers ingevoerd, als ten opzigte van die geene, dieer mét lóf in genoemd wierden; dat voornaamelyk plaats heeft in die van de Leeuw, én Sammers, wélkers beider Karacters in dit stukje zeer natuurlyk verbeeld waaren. De eerste niet alleenlyk als een zeer goed verstandig Speeler zonder waanwysheid: maar ook als een groot kénner van hét Tooneel, én van Tooneelstukken, die, door veel leezen, kénnisse van de Fransche Taale, én grondige érvarenheid, verscheidene Spéllen die wél uitgevallen zyn, in hét licht gebragt hebbende, meerder achtinge had voor stille geschikte Treur én Blyspelen vol hartstógten én toevallen na de regels van de kunst gemaakt, als voor die wilde én wanschikkelyke Spaansche Stukken, niet tégenstaande die meer Volk trékken. De andere, naamelyk Sammers, als een Tooneelspeeler die wél juist zo grondig niet van Tooneelspélen weet te redeneeren; maar die door érvarenheid van hét reizen meer toeleide op Spéllen, die, hoewél niet na de régels der kunst én taale, evenwél veel gélds op bragten. Indien wy mét de verandering van de eerste het volmaakte Karacter in hém die wy die rol op de naam van Herman toegelégd hébben, zo volkomenlyk niet hébben konnen krygen als wy het volgens de zin van hét wérk wél gewénscht hadden, verzoeken wy de verstandige zulks uit beleeftheid in te schikken, en zich te verbeelden dat hy die hoedanigheid zoude konnen hébben, óf lichtelyk nóch verkrygen mogte. |
Copye van de Privilegie. |
DE Staten van Holland ende Westvriesland, Doen te weten: Alsoo Ons vertoont is by eenige Liefhebbers van de Nederduytsche Tael en Poëzy, hoe dat sy al voor eenige Jaren, na het voorbeeld van de Italiaansche en Fransche Academien, tAmsterdam opgerecht hadden, een Konstgenootschap onder de Prent en Sinspreuke van NIL VOLENTIBUS ARDUUM, waar in dagelijks gearbeyt was en noch wiert, tot voorsettinge van onse Taal en Dichtkunst, gelijk ook al eenige Werkjens, nu en dan daar van in t licht gekomen, en door den Druk gemeen gemaakt waren, en dewyl van tyt tot tyt uytgegeven souden worden grootere Werken, die by dat Konstgenootschap, sommige reets gemaakt, sommige noch onderhanden waren, waar toe het selve, boven haar tyd en arbeyd, noch groote kosten tot den Druk, en wat daar meer toebehoort, soude moeten doen, en vermits ook niet sonder groote reden gevreest wierd, dat al het gene van eenigh belangh zynde, by het selve Konstgenootschap uytgegeven soude worden, aanstonts door andere soude mogen werden naargedrukt, en sonder eenige opmerkingh, veel min naauwkeurigheyd der Spelling oft nettigheyd der Tale, aan al de Werelt gemeen gemaakt, waar door het goede Insigt tot opbouwing der Nederduytsche Tale, ende voortsettinge van de welsprekentheydt in de selve verhindert, en de lust om daar in voort te gaan aan het voorseyde Konstgenootschap soude benomen worden; soo hadde sich het selve Konstgenootschap genootsaakt gevonden, om sich te keeren tot Ons, ootmoedelyk versoekende, dat het Ons gelieven mogte haar te begunstigen alle de Werken, die uyt het selve Konstgenootschap in t licht gebragt zouden worden, met ons Octroy voor 20 jaren langh en onder soodanige straffe tegen de geene, die de selve souden nadrukken, verkoopen, oft elders naargedrukt, in dese Onse Provintie voeren om te verkoopen, als het Ons soude gelieven goet te vinden. SOO IS t, dat Wy, de Sake ende t Versoek voorsz overgemerkt hebbende, ende genegen wesende ter bede van de Supplianten, uyt Onse rechte wetenschap, Souveraine Macht ende authoriteyt de selve Supplianten geconsenteert, geaccordeert, en geoctroyeert hebben, consenteren, accorderen ende Octroyeren mits desen, dat sy gedurende den tyt van vijftien eerstkomende Jaren, de Werken by het voornoemde Konstgenootschap onder den tytul van NIL VOLENTIBUS ARDUUM gemaakt werdende oft alrede zynde, binnen den voornoemden Onsen Lande alleen sullen mogen drukken, uytgeven ende verkoopen, verbiedende daarom allen ende eenen iegelyken, de selve Werken na te drukken, oft elders naargedrukt binnen Onsen Lande te brengen, uyt te geven ofte te verkoopen, op verbeurte van alle de naargedrukte ingebrachte ofte verkochte Exemplaren, ende een boete van drie hondert guldens daerenboven te verbeuren, te appliceren een derde part voor den Officier die de calange doen sal, een derde part voor den Armen der Plaetse daer het casus [fol. *4r] voorvallen sal, en het resterende derde part voor de Supplianten. Alles in dien verstande, dat Wy de Supplianten met desen Onsen Octroye alleen willende gratificeren tot verhoedinge van hare schade door het nadrucken van de voorsz. Werken, daer door in geenigen deele verstaan, den Inhoude van dien te authoriseren, of te avouëren, ende veel min het selve onder Onse protectie ende bescherminge eenig meerder credit, aansien ofte reputatie te geven; Nemaar den Supplianten, in cas daar in iets onbehoorlijks soude mogen influëren, alle het zelve tot haren lasten sullen gehouden wesen te verantwoorden, tot dien eynde wel expresselijk begerende, dat by aldien sy desen Onsen Octroye voor deselve Werken sullen willen stellen daar van geene geabbrevieerde ofte gecontraheerde mentie sullen mogen maken: Nemaar gehouden sullen wesen, het selve Octroy in t geheel, en sonder eenige omissie daar voor te drukken, op poene van het effect van dien te verliesen. Ende ten eynde de Supplianten desen Onsen consente en Octroye mogen genieten naar behooren, lasten wy alle ende eenen iegelyken dat sy de Supplianten van den inhoud van desen doen laten en de gedoogen, rustelyk, vredelyk, ende volkomentlyk genieten ende gebruycken, cesserende alle beleg ende wederleggen ter contrarie. Gedaan in den Hage onder onsen Grooten Zegele hier aan doen hangen, den XV. Maart, in t Jaer ons Heerren en Zaligmakers duysent ses hondert seven-en-seventigh. |
A, Br. dASPEREN, 1677. |
Ter Ordonantie van de Staten. |
HERBERT van BEAUMONT, 1677. |
Het KUNSTGENOOTSCHAP heeft het Récht van de bovenstaande PRIVILEGIE, aangaande DE GELUKTE LIST, óf BEDROOGE MOF, vergund aan ALBERT MAGNUS, Boekverkooper te Amsterdam. |
In Amsterdam, den 25. April, 1689. |
VERTOONERS. |
HERMAN. . . . . . WILLEM . . . . . . | } | Tooneelspeelers, goede bekenden van Eelhart. |
EELHART, Vrijer van Alida, én onbedrevene Liefhébber van Tooneelspéllen. | ||
OLÓF HARMANSZ PRÓPDARM, een Hoogduitscher, ondertrouwd aan Alida. | ||
OELKE, Knecht van Olóf. | ||
JAN HAGEL, KEES GRYP, | } | Gaauwdieven. |
MÉTJE, Meid naast de Schouwburg. | ||
DE SCHOUT. | ||
ALIDA, Vryster van Eelhart. | ||
TRUITJE, Meid van Alida. | ||
GERBRECH, Moeder van Alida. | ||
Twé Schouts Dienders stom. |
DE |
HERMAN. |
WILLEM. |
EELHART. |
HERMAN. |
EELHART. |
HERMAN. |
WILLEM. |
EELHART. |
WILLEM. |
EELHART. |
HERMAN. |
WILLEM. |
EELHART. |
HERMAN. |
EELHART. |
HERMAN. |
EELHART. |
HERMAN. |
EELHART. |
HERMAN. |
EELHART. |
HERMAN. |
EELHART. |
HERMAN. |
EELHART. |
WILLEM. |
EELHART. |
WILLEM. |
EELHART. |
WILLEM. |
EELHART. |
WILLEM. |
HERMAN. |
EELHART. |
WILLEM. |
EELHART. |
WILLEM. |
EELHART. |
HERMAN. |
EELHART. |
HERMAN. |
EELHART. |
WILLEM. |
EELHART. |
HERMAN. |
EELHART. |
HERMAN. |
EELHART. |
HERMAN. |
TWÉDE TOONEEL. |
PRÓPDARM. |
WILLEM. |
PRÓPDARM. |
HERMAN. |
PRÓPDARM. |
WILLEM. |
PRÓPDARM. |
WILLEM. |
PRÓPDARM. |
WILLEM. |
PRÓPDARM. |
WILLEM. |
PRÓPDARM. |
OELKE. |
PRÓPDARM. |
OELKE. |
PRÓPDARM. |
OELKE. |
PRÓPDARM. |
OELKE. |
PRÓPDARM. |
WILLEM. |
PRÓPDARM. |
HERMAN. |
PRÓPDARM. |
HERMAN. |
PRÓPDARM. |
HERMAN. |
PRÓPDARM. |
HERMAN. |
PRÓPDARM. |
HERMAN. |
PRÓPDARM. |
WILLEM. |
PRÓPDARM. |
WILLEM. |
PRÓPDARM. |
HERMAN. |
PRÓPDARM. |
WILLEM. |
PRÓPDARM. |
WILLEM. |
PRÓPDARM. |
WILLEM. |
PRÓPDARM. |
WILLEM. |
PRÓPDARM. |
WILLEM. |
PRÓPDARM. |
HERMAN. |
PRÓPDARM. |
HERMAN. |
PRÓPDARM. |
WILLEM. |
PRÓPDARM. |
WILLEM. |
PRÓPDARM. |
DÉRDE TOONEEL. |
EELHART. |
HERMAN. |
EELHART. |
HERMAN. |
EELHART. |
HERMAN. |
EELHART. |
HERMAN. |
EELHART. |
HERMAN. |
EELHART. |
HERMAN. |
EELHART. |
HERMAN. |
EELHART. |
HERMAN. |
EELHART. |
HERMAN. |
EELHART. |
HERMAN. |
EELHART. |
HERMAN. |
EELHART. |
HERMAN. |
EELHART. |
HERMAN. |
EELHART. |
HERMAN. |
EELHART. |
HERMAN. |
EELHART. |
HERMAN. |
EELHART. |
HERMAN. |
EELHART. |
HERMAN. |
EELHART. |
HERMAN. |
VIERDE TOONEEL. |
JAN. |
KEES. |
JAN. |
EELHART. |
KEES. |
JAN. |
KEES. |
JAN. |
KEES. |
JAN. |
KEES. |
JAN. |
KEES. |
EELHART. |
WILLEM. |
EELHART. |
KEES. |
JAN. |
EELHART. |
KEES. |
EELHART. |
KEES. |
JAN. |
WILLEM. |
EELHART. |
WILLEM. |
EELHART. |
JAN. |
KEES. |
EELHART. |
KEES. |
EELHART. |
KEES. |
WILLEM. |
JAN. |
EELHART. |
JAN. |
KEES. |
EELHART. |
JAN. |
KEES. |
VYFDE TOONEEL. |
HERMAN. |
EELHART. |
WILLEM. |
EELHART. |
HERMAN. |
EELHART. |
WILLEM. |
EELHART. |
HERMAN. |
EELHART. |
ZÉSDE TOONEEL. |
MÉTJE. |
EELHART. |
MÉTJE. |
EELHART. |
MÉTJE. |
EELHART. |
MÉTJE. |
EELHART. |
MÉTJE. |
EELHART. |
MÉTJE. |
EELHART. |
MÉTJE. |
EELHART. |
MÉTJE. |
EELHART. |
ZÉVENDE TOONEEL. |
EELHART. |
WILLEM. |
HERMAN. |
EELHART. |
HERMAN. |
WILLEM. |
EELHART. |
HERMAN. |
EELHART. |
HERMAN. |
EELHART. |
WILLEM. leest. |
Myn Heer. Ik zie U. E. volgens U. E. brief mórgen dan te gemoet; maar alzo Kozyn Kwikstart my op de Schouwburg geleid, daar een kort Frans Spél gespeelt zal werden, énde dat vroeg uit zal zyn, zo verzoek ik U. E. omtrent half achten tonzent te komen, om by ons op de portie te blyven; dóch óf U. E. mét de eerste Póstwagen vertrok, én mede op de Schouwburg kwaamt, zo spreek my niet aan, om Eelharts halven, van wien ik U. E. wel gezeid hébbe, dat hy my tégens alle apparentie gepretendeert heeft, én wien ik altyd uitgelacchen hébbe; |
EELHART. |
WILLÉM leest voort. |
Want hy is van zyne reis thuis gekomen; maar ik héb verstaan, dat hy haast wéder na Keulen gaan moet; énde dus wénste ik wél, dat ons Huwelyk zo lang stil bleef; want zijn scheentje smart hém, én hy is zulken Vagebond, |
EELHART. |
WILLEM leest nóch al voort. |
Dat hy U. E. wél op straat aanranden zou, als hyer de minste kénnis van had: én alhoewel ik U. E. koeragie alles toevertrouw, zo bemin ik U. E. échter te zeer, om U. E. tégen zo een Deugniet te waagen. Vaar wél. Aan t naarkomen van deeze myne béde, zal ik bespeuren, óf gy ook oprecht bemint. |
U. E. Dienares, Alida fijne Paerel. |
EELHART. |
WILLEM. |
EELHART. |
HERMAN. |
EELHART. |
WILLEM. |
EELHART. |
HERMAN. |
WILLEM. |
EELHART. |
WILLEM. |
EELHART. |
WILLEM. |
EELHART. |
WILLEM. |
EELHART. |
WILLEM. |
EELHART. |
WILLEM. |
EELHART. |
WILLEM. |
EELHART. |
WILLEM. |
ACHTSTE TOONEEL. |
PRÓPDARM. |
SCHOUT. |
WILLEM. |
PRÓPDARM. |
SCHOUT. |
PRÓPDARM. |
SCHOUT. |
PRÓPDARM. |
SCHOUT. |
PRÓPDARM. |
SCHOUT. |
PRÓPDARM. |
SCHOUT. |
PRÓPDARM. |
SCHOUT. |
PRÓPDARM. |
SCHOUT. |
PRÓPDARM. |
SCHOUT. |
HERMAN. |
SCHOUT. |
PRÓPDARM. |
SCHOUT. |
HERMAN. |
SCHOUT. |
HERMAN. |
SCHOUT. |
PRÓPDARM. |
SCHOUT. |
PRÓPDARM. |
SCHOUT. |
PRÓPDARM. |
NÉGENDE TOONEEL. |
WILLEM. |
PRÓPDARM. |
EELHART. |
WILLEM. |
PRÓPDARM. |
WILLEM. |
PRÓPDARM. |
WILLEM. |
PRÓPDARM. |
WILLEM. |
PRÓPDARM. |
WILLEM. |
PRÓPDARM. |
WILLEM. |
PRÓPDARM. |
WILLEM. |
PRÓPDARM. |
EELHART. |
PRÓPDARM. |
EELHART. |
PRÓPDARM. |
EELHART. |
PRÓPDARM. |
EELHART. |
PRÓPDARM. |
WILLEM. |
PRÓPDARM. |
WILLEM. |
PRÓPDARM. |
WILLEM. |
PRÓPDARM. |
WILLEM. |
PRÓPDARM. |
WILLEM. |
TIENDE TOONEEL. |
HERMAN. |
WILLEM. |
HERMAN. |
WILLEM. |
ÉLFDE TOONEEL. |
PRÓPDARM. |
EELHART. |
PRÓPDARM. |
EELHART. |
PRÓPDARM. |
EELHART. |
PRÓPDARM. |
EELHART. |
PRÓPDARM. |
EELHART. |
TWAALFDE TOONEEL. |
EELHART. |
HERMAN. |
EELHART. |
WILLEM. |
DERTIENDE TOONEEL. |
ALIDA. |
EELHART. |
TRUITJE. |
ALIDA. |
TRUITJE. |
ALIDA. |
TRUITJE. |
ALIDA. |
TRUITJE. |
ALIDA. |
TRUITJE. |
ALIDA. |
TRUITJE. |
ALIDA. |
TRUITJE. |
ALIDA. |
TRUITJE. |
ALIDA. |
EELHART. |
TRUITJE. |
ALIDA. |
TRUITJE. |
ALIDA. |
TRUITJE. |
ALIDA. |
TRUITJE. |
ALIDA. |
TRUITJE. |
ALIDA. |
EELHART. |
ALIDA. |
EELHART. |
ALIDA. |
EELHART. |
ALIDA. |
EELHART. |
ALIDA. |
EELHART. |
VEERTIENDE TOONEEL. |
TRUITJE. |
VYFTIENDE TOONEEL. |
TRUITJE. |
TRUITJE. |
TRUITJE. |
EELHART. |
ZESTIENDE TOONEEL. |
TRUITJE. |
ZÉVENTIENDE TOONEEL. |
HERMAN. |
WILLEM. |
OELKE. |
TRUITJE. |
OELKE. |
TRUITJE. |
OELKE. |
TRUITJE. |
OELKE. |
TRUITJE. |
OELKE. |
TRUITJE. |
OELKE. |
TRUITJE. |
OELKE. |
TRUITJE. |
OELKE. |
TRUITJE. |
OELKE. |
TRUITJE. |
OELKE. |
TRUITJE. |
OELKE. |
TRUITJE. |
OELKE. |
TRUITJE. |
OELKE. |
TRUITJE. |
OELKE. |
TRUITJE. |
OELKE. |
TRUITJE. |
OELKE. |
TRUITJE. |
OELKE. |
TRUITJE. |
OELKE. |
TRUITJE. |
OELKE. |
TRUITJE. |
OELKE. |
TRUITJE. |
OELKE. |
TRUITJE. |
OELKE. |
TRUITJE. |
OELKE. |
TRUITJE. |
OELKE. |
TRUITJE. |
OELKE. |
TRUITJE. |
OELKE. |
TRUITJE. |
OELKE. |
TRUITJE. |
OELKE. |
TRUITJE. |
OELKE. |
TRUITJE. |
OELKE. |
TRUITJE. |
OELKE. |
TRUITJE. |
OELKE. |
TRUITJE. |
OELKE. |
TRUITJE. |
OELKE. |
TRUITJE. |
OELKE. |
TRUITJE. |
OELKE. |
TRUITJE. |
OELKE. |
TRUITJE. |
OELKE. |
TRUITJE. |
OELKE. |
TRUITJE. |
OELKE. |
ACHTIENDE TOONEEL. |
OELKE. |
TRUITJE. |
PRÓPDARM. |
TRUITJE. |
NÉGENTIENDE TOONEEL. |
OELKE. |
ALIDA. |
EELHART. |
PRÓPDARM. |
TRUITJE. |
PRÓPDARM. |
EELHART. |
OELKE. |
EELHART. |
PRÓPDARM. |
ALIDA. |
OELKE. |
EELHART. |
PRÓPDARM. |
ALIDA. |
TWINTIGSTE én laatste TOONEEL. |
GERBRECH. |
TRUITJE. |
GERBRECH. |
WILLEM. |
HERMAN. |
PRÓPDARM. |
EELHART. |
WILLEM. |
PRÓPDARM. |
EELHART. |
PRÓPDARM. |
EELHART. |
WILLEM. |
PRÓPDARM. |
EELHART. |
GERBRECH. |
ALIDA. |
TRUITJE. |
ALIDA. |
PRÓPDARM. |
HERMAN. |
GERBRECH. |
EELHART. |
PRÓPDARM. |
EELHART. |
GERBRECH. |
ALIDA. |
PRÓPDARM. |
GERBRECH. |
PRÓPDARM. |
TRUITJE. |
EELHART. |
ALIDA. |
EELHART. |
PRÓPDARM. |
ALIDA. |
GERBRECH. |
TRUITJE. |
GERBRECH. |
EELHART. |
ALIDA. |
GERBRECH. |
ALIDA. |
GERBRECH. |
ALIDA. |
GERBRECH. |
ALIDA. |
GERBRECH. |
ALIDA. |
GERBRECH. |
ALIDA. |
GERBRECH. |
ALIDA. |
GERBRECH. |
ALIDA. |
GERBRECH. |
ALIDA. |
PRÓPDARM. |
ALIDA. |
PRÓPDARM. |
ALIDA. |
EELHART. |
ALIDA. |
EELHART. |
PRÓPDARM. |
EELHART. |
PRÓPDARM. |
GERBRECH. |
PRÓPDARM. |
GERBRECH. |
PRÓPDARM. |
GERBRECH. |
PRÓPDARM. |
TRUITJE. |
EELHART. |
PRÓPDARM. |
TRUITJE. |
PRÓPDARM. |
EELHART. |
TRUITJE. |
PRÓPDARM. |
EELHART. |
PRÓPDARM. |
EELHART. |
HERMAN. |
WILLEM. |
PRÓPDARM. |
HERMAN. |
EELHART. |
PRÓPDARM tegen Willem én Herman. |
EELHART. |
PRÓPDARM. |
EELHART. |
PRÓPDARM tegen Willem en Herman. |
WILLEM. |
HERMAN. |
TRUITJE. |
EELHART. |
TRUITJE. |
MOEDER. |
EINDE. |
Tekstkritiek: |