P. NOOTMANS SPEL,
[Gravure].tAMSTELREDAM, |
KLINCKERT. |
Eer-Dicht. |
AEN |
EErwaerde Vrient, Aenghesien veler menschen Natuere veel tijts genegen is, om alle Ridderlijcke en roemwaerdige feyten, ende oorlochs daden der Voorouderen te doorsnuffelen; soo heb ick niet connen na laten (voorby gaende de roemruchtige Romeynen) mynen ledigen tijt te besteden, int lesen ende doorgronden van den onverwinnelijcken Roomsche Keyser Carel, den Vijfden van dien name, wiens Wapen cracht, en welgesegende Oorloge, alleen oogen merck heeft genomen, op de welstant syner Landen, ende op welvaert der Gemeynte, het welck het principaelste wit ende doel hoort te wesen, om twelck te treffen, alle Christelijcke Coningen ende Princen gehouden zijn alle vlytigheyt te bethoonen. In wiens leven ick geen waerdiger nochte treffelijcker Historie ofte geschiedenisse en hebben connen vinden, dan de prijswaerdigen en wijtberoemde Veltslach van Pavyen; ende dat om drie principale oorsaken, dewelcke my hebben ghemoveert dit selve U.L. (nevens den goetwilligen Leser) in druck op te offeren. Ten eersten, om de eerwaerdige geheugenisse in veler menschen memorie (door die als niet te langh geledene tijt als noch ghegriffet) op een nieu te vervarschen, ende haer te bewysen in welcker voegen de selve gheschiet, ende geslagen is. Ten tweeden, om te treffelijcke Materie, de welcke daer inne verhandelt wort, als de licht geloovigheyt van veele Princen bestraffende, ende door voorsichticheyt de selver verbeterende. Ten derden, om hier door een danckbaerheyts schijnsel te bewysen, van de goede gheneghentheyt, die U.L. in veler aen my bewesen hebt: Derhalven biddende, dit selve in danck te willen nemen, ende voor alle quawillige, ende Schorpioenige Tonghen te bewaren. Vale. In Amsterdam den 10 Martij. 1627. U.L. Dienstwillighen, P. NOOTMANS. [fol. A2v]
| ||
AUCTOR AD MOMUM. |
PERSONAGIEN. | |||||||
I. COninck Francoys. Hertoch Carel Borbon. Monsieur Bonivet, Veltoverste.
Vrou Margrieta sijn Suster. II. Paus Clemens de sevende.
|
III. Keyser Carel de V. Ferdinandus Iesuwijt, Biecht- vader. Don Charles de Lannoy, Velt- Overste. Alphonzo dAvilos Marquis del Guasto, Gouv. van Pavyen. Capiteyn Urbiette. STOMME. Duc dAlenzon wort doodt ghelaten. Frederick van Gaiette wordt onthalst. Piet. Navarre wort verworcht. Don Hieronimo de Leyva wort onthalst. |
P. NOOTMANS. |
TWEEDE WTKOMEN. |
DERDE WTCOMEN. |
VIERDE WTKOMEN. |
VYFDE UYTCOMEN. |
SESTE WTCOMEN. |
SEVENSTE WTCOMEN. |
ACHSTE WTKOMEN. |
NEGENSTE WTCOMEN. |
THIENDE WTKOMEN. |
ELFSTE WTCOMEN. |
TWAELFSTE WTKOMEN. |
DERTHIENSTE WTCOMEN. |
Keyser, Fedinandus. |
VEERTHIENSTE WTCOMEN. |
VYFTHIENDE WTCOMEN. |
SESTHIENSTE WTCOMEN. |
SEVENTHIENSTE WTCOMEN. |
ACHTHIENSTE WTCOMEN. |
NEGENTHIENSTE WTCOMEN. |
TWINTICHSTE WTCOMEN. |
EEN EN TWINTICHSTE |
TWEEENTWINTICHSTE |
VERTOONINGHE. |
DRIEENTWINTICHSTE WTCOMEN. |
LAETSTE WTKOMEN. |
LOF-DICHT, |
LOff hooghgeschroefde Geest! op Reen-Rijcx padt getogen! Die crachtich speult in tbrayn, verduystert myene oogen! Loff Rijcheyd van Vernuft, die steect hoogmuntend uyt, En trotst het Negental, met u soet snaerge Luyt! (5) Loff Pen recht nat bedout, uyt Aganippi Beecken! En met Medusaes-bloed, en Paegaes-vocht bestreecken! Loff die van t Helicon, stijght na Thoreas-top! En recht als Godt Apol, Minervaes-standaerd op! Loff die door Woorden-kracht, als soet Syreensche stemmen, (10) Den wilden Eelphant can, en moedgen Leeuw betemmen! Loff die der Musen-Berch, met Redens loff beruynt! Waer op de vlugghe Faem, sijn Glori-crans basuynt! Loff die Melpomnes-kop (uyt Hypocreen geschoncken) Heeft met groot Roemens waerd, en Rijpheyd uytghedroncken! (15) Lof die in Dali-bron, dijn harssens hebd ghespoeld! En reghelrecht na Wit, van ware wijsheyd doelt. | ||
Geboren in Amsterdam den 2 Iulij, 1600. | { | Iuycht Amstel-Nymphie, juycht! dat uyt u wierd gebooren, Die s Hemels-Alheyd heeft, tot schryven uytvercooren: Te schryven met een Pen; tot alle dingh bereed, (20) Die den ghewieckten Bood, met snelheyd heeft bekleed. Te schrijven met een Pen, vanden langh-levens-Iaren, Die treflijck in Verstand, en Cloeckheyd is ervaren. Te schryven met een Pen, die Pallas heeft geviert, En t daghlijckx toeval noch, met rechten Vaersen stiert. |
Nebucad Spel. | { | (25) Hoe Iudaes-Coningh trots, van Babel wierd verslagen, Hebt ghy opt Braef Tonneel, ons speulwijs voorghedargen, En hoe Gods-Ware-Woord, tot afval nummer daeld, Hebt ghy door Ieremy, in ReenRijck afghemaeld. |
Boreas Treurspel. | { | Hoe looflijck Rhodes-Prins (door minnen-lust ontsteken) (30) Sigh dacht met Duyvels raed, aen den Romeyn te wreken, Die van sijn Tweede Ziel, met Weer-liefd was beloont, Hebt ghy tot groot vermaeck, en heylsaemheyd vertoont. |
Verscheyde Bruylofts Dichten. | { | Steets heeft dijn stale Pen, God Hymens-loff beschreven, En Menigh Bruylofs-Feest, Godts Zegen-rijck ghegheven, (35) Steets heeft dijn Sangeres, veel Vaersen uytghequeeld, Wiens soet gherijmt accoort, der Goden-Godtheyt steeld. Maer nu van grooter waerd, laet ghy dijn Brayn uytblincken, En u vergode Geest, het Hemels Nectar drincken, Nu barst, en schatert wijt, dijn Reen-Rijcx-gallem uyt, En dwingt t Wijs-gevend-nat, sijn vaert na Phocis stuyt. Nu plucken t Lauwer-loof, de Satyrs, en Najaden, Om vlechten Redens-Crans, van Glori-rijcke bladen. |
Den Slach Van Pavyen. | { | Nu word u Zinnens-Woon, met Myrthils-glans becroont, Om dat ghy Karels-macht, als tweede Mars, vertoont. |
_________________________________________ |
_________________________________________ |
E. PELS, |
SONNET. |
EER-DICHT. |
Tekstkritiek: |