Den
[Vignet: houtsnede, schildpad]tAMSTERDAM, |
OPDRACHT |
ONze Zangheldin komt, ô Sweetsche Pallas! haar zelve dus verstouten om (nochtans met neêrgeslagen oogen) dees Geheymen Minnaar op te offeren aan t ontzaghelijk Orakel van uw Majesteyts weetgierige oogen: niet tegenstaande zy haar wel verzeekert houdt dat hy dalderminste opslag der zelver onwaardig is; echter schoort haar deze hoop, dat zy (de Faam zo menigmaal hebbende horen uytbrallen, alle de wereltswonderen en weetenschappen, begrepen in de bescheyde schat-kamer van uw Koninklijke Harssen-vat) uw Majesteyt eerbiedelijk derft koomen smeeken, zich een weynig van geleerder wetenschappen te wille verpozen, om in zulker voegen den Geheymen Minnaar, ter minne van de Nederduytsche Poëzy, eens ter handt te neemen; ten eynde om, als hy van u met een toegedaan oog begenadigt zijnde, zich veel meer dan voldaan zal houden. Ontfangt dan, ô groote Koningin! en grootste werelts-wonder, deze meêr-gemelde Minnaar van Lope de Vega Carpio, met Nederduytsche klederen gedost, zo zal ik altoos betoonen hoe garen ik blijven zal uwe Koninglijke Majesteyts |
Alderootmoedigste Dienaresse |
CATHARINA QUESTIERS. |
Aan Juffr. |
Dij omnia vendunt. |
OP DEN |
DIRK KALBERGEN. |
LOF-DICHT, |
JAN van DALEN. |
OP DEN |
J. KOENERDING. |
PERSONAADJEN. |
RUDOLFUS, ARNOLDUS, | } | Edellieden. |
DEN GEHEYMEN |
Fredricus en Bellardo uyt. |
Constantia en Sabina uyt. |
Den Keyzer Ottho, Alexander, Rudolfus, en Arnoldus, met Iacht-gevolg en dienaars. |
TWEEDE BEDRYF. |
Binnen. |
Fredrik, de Keyzer, Alexander, Rudolfus, Arnoldus, en Bellardo, uyt. |
Den Hartog Sempronius, en Ergasto, uyt. |
Den Keyzer, Sempronius, Fredericus, Alexander, Rudolfus, Arnoldus, en Bellardo, met gevolg van dienaars. |
Constantia, en Sabina, uyt. |
DARDE BEDRYF. |
Alexander, Rudolfus, Arnoldus, en eenige Paadjes den Keizer kleedende. Een Pagie laat de Keizer in de Spiegel zien. |
VIERDE BEDRYF. |
Ergasto uyt. |
De Keizer en Alexander uit. |
Den Hartoogh, Sempronius, Rudolphus en Arnoldus uit. |
Den Keizer met Alexander, Rudolf en Arnoldus binnen. |
Binnen met Sabina. |
Binnen met Bellardo. |
Alexander uit. |
Binnen alle drie. |
VYFDE BEDRYF. |
Binnen met Bellardo. |
Altemaal binnen. |
Frederik ende Bellardo uit. |
Een Paadje uit. |
Ergasto uit. |
Bellardo leest het opschrift van de Brief. |
Frederik leest de Brief. |
NU gy u verkeert verstant om sulken schoone leelijkheit verlooren hebt; zo ken ik geen beter wraak, strekkende tot herstellingh van u zinnen vinden, als mijn leelikke schoonheit van deze nacht te Offeren aan den Keyser. |
CONSTANTIA. |
Ergasto binnen. |
De Keizer, Alexander, Rudolfus, en Arnoldus uyt. |
Den Hertoogh, Sempronius, Constantia, Sabina, ende Ergasto uit. |
UIT. |
Tekstkritiek: |