Arent Roggeveen: Nederlantsche treur-spel, synde de verkrachte Belgica. 1669. Historiespel, naar Samuel Bollaert. Eerste en tweede deel. Uitgegeven door Elsbeth den Braber. Red. dr. A.J.E. Harmsen, Universiteit Leiden. Ceneton079510 en Ceneton079515 - Ursicula: Eerste deel en Tweede deel; In deze uitgave zijn evidente zetfouten gecorrigeerd en gemarkeerd met een asterisk. In het Leidse exemplaar bestaat het tweede katern van het voorwerk één folium, met de titel van het eerste deel en de lijst van personages personages. In het Zeeuwse en het Haagse exemplaar beslaat dit katern zes paginas, met een lofdicht door P.S., de inhoud van het eerste en het tweede deel en de personages. Het eerste deel van dit spel bevat twee versus imperfecti (vs. 85 en 1216) en een weesrijm (vs. 1257); het tweede deel heeft een versus imperfectus in vs. 61. |
t Nederlantsche[Vignet: Wapen van Middelburg]Tot MIDDELBURGH, |
OP-DRACHT |
DOorluchtighste Hoogh-geboren Vorst en Heer, de wiskundighe Meeters nemen haer beginsel van een ondeelbaer stip of punt, t welck meer met het verstant moet begrepen dan het Tuyghwercklijck* kan getoont worden, nochtans heeft het een voortgangh van verwonderingh en steygert tot de aldergrootste wetenschappen in alle voorvallen; die de wis-kunst kan begrijpen. Alsoo is (doorluchtighe Vorst) u out Groot-Vader Wilhelmus de eerste Prince van Oraengien geweest, een punt nauliks sichtbaer inde oogen vande Spaensche hovaerdie; en was* nochtans de fondamenta waer door de Nederlantsche vryheyt hoogh-loffelijcker memory is op-gebout; maer met wat voor kommer schade moeyte en sorgh hy sulcks ghedaen heeft, getuygen de Historye die schrijvende daer van swanger gaen, efter heeft dien [fol. *2v] Doorluchtige Vorst sulcks vrywilligh op hem genomen, om het Verkrachte Nederlant vande Spaensche Inquisity te verlossen, t welck alles in dit bloedige Moort-Tonneel onser Voor-vaderen met een Tragedy wort afgebeelt. Waer in gesien wort de wonderlijcke verlossinghe der Spaensche Tyrannie, daer toe God dien doorluchtigen Vorst gebruyckte als een instrument om t gansche Nederlant te stellen in haer aenghebooren Vryheydt, t welck hy vrywilligh op hem nam en uytvoerde: Niet met macht, maer alleen door een bysondere wijsheyt heeft hy de woedende machtige menighte der Spangiaerden tegen gegaen ende vernietight. Schoon of het Roomsche seven-hoofdige Beest alle Fenijn uyt-schoot inden boesem der Spangiaerden, om sulcks uyt te storten teghen zijn doorluchtigheyt; soo hebben hare pijlen ruggelincks gekeert en gequest den genen die de selfden uytwierpen, Heeft alsoo uyt een punt getrocken diversche linie door Gelderlant, Hollandt, Zeelandt, Utrecht, Vrieslant, Over-Ysel, Groeningen en dOmmelande; en heeft die als een Circkel besloten en aen een gebonden tusschen de klaeuwen van een waeckenden Leeuw, hier over Spangien op-swellende als een adder van t fenijn, practeseert met het Roomsche Hof een moordadigh feyt, t welck de groote God menighmael verhoedt heeft tot haer boos voornemen te komen en eyndlijck toegelaten (tot roem vanden doorluchtighen Vorst, en opweckingh van sijn Princelijcke na-zaten om haer Vaders doot te wreecken) dat hy door een Moordenaer verradelijck binnen Delft is doorschoten, dus verre is t dat onse Tragedie hem uytstreckt, waer in wy alle voorvallen vanden Troubel hebben aengeroert naer ons kranck vermogen. [fol. *3r] De reden die my bewogen hebben tot dese Tragedie, zijn om dat de wreetheyt der Spangiaerden daer onse Voor-Vaderen onder hebben moeten suchten, noyt mocht gaen uyt de gedachten der Nederlantsche Natie, daer toe de Vertooningh op een Tonneel meer kracht heeft om de memorie te verstercken dan thien mael met het te door-lesen, en voor de ongheletterde is t een Spiegel der Spaensche Tyrannie, dewijle den ganschen Bloet-raedt met de wreetheydt der Inquisitie (daer onder de Reformatie heeft moeten suchten, met vervolgingh van Hanghen, Branden en Moorden, soo Jongh als Oude, Mans en Vrouws-Persoonen) worden vertoont, dit zijn de Reden die ons bewogen hebben, om dit U doorluchtigheyt op te dragen, terwijl dat noyt geen wateren komende uyt den grooten Oceaen op-schieten inde Revieren, ofte komen met de Ebbe wederom inden selfden boesem, alsoo is er niet uyt U Princelijck Stam-Huys neergedaelt of moet tot u doorluchte Vorst weder keeren als de eenighste Erf-genaem. Uyt geen anderen oorsaeck is t dat dese gheringe Poëzy U wort toege-eygent, als niemant in Nederlant die het anders in Persoon aengaet dan U Princelijcke hoogheyt, wiens waerdigheyt (ten aensien uwer Voor-Vaderen waer uyt dit voor komt) wy ons te geringh kennen naer waerdie uyt* te drucken, bidde dat God U Princelijcke Hoogheyt verleene gesontheyt en voorspoet, en bekroone U doorluchtige Vorst met Ampten en Heerlijckheyt, naer waerdie uwe Stam-Huys hooghloffelijcker memorie, ontfanght ondertusschen dit afgebeelde Verkrachte Nederlant (waer in men siet spelen het breyn van u doorluchtige af-komst, en vertoont [fol. *3v] in hem U Vorstelijcke Hoogheyts eygen Beelt,) dat wy wenschte te zijn in u voorsorge, soo verde het sich selven uytstreckt tot ruste en welstant van ons lieve Vaderlant, tot hier toe hebben wy ons verstout, hope dat U Doorluchtige hoogheyt t selfde sal aennemen, dat het voort komt uyt oprechte Liefde en sucht tot het Vaderlandt, waer onder wy blijven U E. Princelijcke Doorluchtige Vorst alder ootmoedigste Dienaren en Regenten van t Edele Broederschap des Reden-rijcke Spruyte Jesse De Heer Mr. JACOBUS PECKIUS, als Gededeputeerde wegen het Collegie van mijn Heeren van Middelburgh, als Opper-Prins. ARENT ROGGEVEEN, en PHILIP de WAEL, Regeerende Princen. ANDRIES van ORTEGEM, als Regeerende Boeck-houder. ROELANDT ADOLFS, als oude Prins. PIETER de la RUE, als oude Prins. MELS JANSSEN, als oude Prins. ZACHARIAS van GEEL, als oude Prins. ANTHONI PIETERSEN van DYCKE, als ouden Boeck-houder.
JACOB WILLEMSEN. PAULUS van SLINGERLANDT. PIETER van GOETHEM. Middelburgh de Son zijn- de 29 Gr. 12 Minu. inde twelinge 1669. |
Aen den |
BEminde Leser, de Historie van het Nederlantsche Treur-Spel zijnde de VERKRACHTE BELGICA, is ten deelen gerijmt geweest door den welervaren Poët Samuel Bollaert, en diverse mael verthoont over eenighe Iaren op t Edel Reden-Hof binnen Middelburgh. |
Beginnende als inden Inhout van t Spel en eyndigende met het onthalssen van Eggemont en Hoorn. |
Welckers begin en eynde inhiel seven duysent regels, soo dat den vertoonder sulcks vertoonde met overlast, tot verdriet van den toesiender. |
Soo heb ick na veel versoeck vande Liefhebberen het werck by der hant genomen en voltrocken als den Leser kan sien. Hebbe t selve verdeelt in twee deelen. |
En voorts geleyt tot de doot van Wilhelm de eerste Prince van Oraengie, waer door ick ghenootsaeckt was het werck van Bollaert (t welck heerlijck gerijmt was) af te breecken, en hebbe somtijts nieuwe Hooft-stucken en andere slot-reden daer in gevoeght, t welck my meer moeyte was dan of ick t selfde met doorvloeyende Rijm hadde gecomponeert, soo dat van den voor-noemden Bollaerts Compositie ontrent duysent regels in wesen sijn ghebleven, en de reste door my by gevoeght, waer by wy den Leser waerschouwen sulcks niet op my te legge, dat ick soude wille proncken met ander mans veeren, maer geve seer geeren de eere aen die het waerdigh is, en trecke niet eer na my dan mijn toekomst, wille vorder den Leser vermane alle Druck-faute te verbeteren [fol. *4v] die anders den rijm mochte lam ofte kreupel maken, versoecke wijders niet, dan dat het selve met soodanigh een Liefde magh ontfangen worder als t u van my wort mede gedeelt, soo doende sal my den arbeyt noyt verdrieten, Vaert wel. |
Lof-Tijtel, |
t TWEEDE DEEL. |
J. P. S. Slingert recht. |
ANAGRAMMA, |
J.P.F.I. |
A Monsieur |
Chanté par I P. F.I. |
Idem Auctor. |
Sonnet, |
R. Adolfs. |
Lof-Vers, |
Ontfanght en geeft. J. WILLEMSEN. |
[fol. 1r]
Ons hier in Zeelant rees, als Arent Arents oogen; En sijn breyns Cabinet gestaegh door Neerlant vloogen, Hier van roert Roggeveen de Pen in Duytsche Tael. (5) En gaet Minerva toe in haer vergulde Zael, Orpheus stelt sijn snaer; de Calliope vreughde, En susters dry mael dry haer op het hoogst verheughde Om dees; die Roockent schreef het Oceaans gemael, En wijst ons Belgica Verkracht, niet sonder reden, (10) Wijl Keyser Carels Soon ons op den neck quam treden: Egmont en Hooren doot, duc dAlbe in het Lant; Die met veel Tyrannie de volckren heeft bestreden, Prins Willem dreef hem weg wiens bloet noch roemt tot heden, Dit toont ons Roggeveen door sijn verlicht verstant.
[fol. 1v]
[fol. 2v]
Matthijs Aertshertogh, wort verkoren als Gouverneur der Nederlanden vande staten zijde. De doodt van Don Jan. Hartogh van Parma komt uyt spaengien inde Nederlanden als Gouverneur. Den Koningh van spangien doet den Prince van Oraengien in den Ban. Verantwoordingh vanden Prince van Oraengien op den Ban. Den Prince van Oraengien wort tot Antwerpen door t Hooft geschooten. Wonderlijcke Genesingh vande wonde vanden Prince van Oraengie, De Prince vertreckt na Vlissinghen. Parma practeseert door een Hans Janssen het Huys daer de Prince in Logeerde door Bus-poeder inde lucht te doen springen. Baltazar Geeraerts neemt voor de Prins te vermoorden. Baltazar in raserny. Baltazar doorschiet den Prince tot Delft. [fol. 3v]
|
EERSTE DEEL |
NAAMEN |
Belgica. Keiser Karel. Eenige Edellieden. Staten Generael. Bestaende uit 17. Per- soonen. Pagie vanden Keiser. Secretaris vanden Kei- ser. Konink Philippus. De Vryheid. Maria Regentesse. Pencionaris der Staten. dAssonville. Raetsheer Berty. Raetsheer Maes.* Philebert de Brusselles. Bisschop van Atrecht. De Nyt. De Waerheit. Prins van Oraengie. Graef Egmont. Graef van Hoorn. Spaens Edelman. Eenige Vluchtelingen. | Inquisitie Dienaars. Lakay vande Prins. De Heer Florens. Den Marquies van Bergen. Roffiaen. Onrust. Madamma de Parma Gouvernante. Granvelle. Barlamont. Brederode. t Gewelt. Schyn. President van de Koning in Spangje Hartogh van Alba. Capiteyn van Koninghs Lyfwacht. Vigilius. De Heer van Mansvelt. De Heer van Hooghstraa- ten. Graef Lodewyck. |
EERSTE BEDRYF.Belgica in Heerelijcken glans verciert, met alder-hande geschencken soo van Mooren als Africanen en Americanen. De Nederlantsche Vryheyt Spreeckt. |
EERSTE BEDRYF.Keyser Karel met zijn Adel, en de Staten Generael. |
De Staten Generael buygen haer al ter neer. |
President van den Staet. |
VERTOONINGH.Al waer Koningh Philippus van sijn Heer Vader wort ontfangen beneffens al den Adel en Staten Generael.De Nederlantsche Vryheyt spreeckt. |
Gordijnen toe. |
EERSTE BEDRYF.Keyser en Coning Philippus, Maria Regente, de Staten Generael uyt de beschreve Proventie vergadert. |
De Pensionaris van de Staten Generael. |
Keyser binnen. |
Gordijnen toe. |
EERSTE BEDRYF.Keyser Karel met zijn Soon Philippus, met Edel-lieden en Lakayen; Gordijnen op. |
Philippus spreeckt al staende. |
Gordijnen toe. |
EERSTE BEDRYF.De Gedeputeerde van de Provincie met den ganschen Adel. Keyser Karel leunende op de schouderen van de Prins van Orangien. Den Koningh met de Koninginne, als oock Maria Regente. Den Hartogh van Savoy, alle de Coninghlijcke Gesante, de Heere van den Ordre van t Vlies.PHILLEBERT de BRUXELLUS. |
Den Keyser staet op en spreeckt uyt een Memoriail. |
De Staten die buygen t hooft. |
Philippus valt voor den Keyser op zijn knien. |
Philippus opstaende spreeckt tot de Staten en den Adel. |
Den Bisschop buyght voor de Vergaderinge. |
De Pensionaris vande Staten Generael spreeckt tot den Keyser. |
De Koninginne Maria Regente spreeckt aen den Keyser. |
Den Keyser buyght hem danckelijck ter neder. De Governante spreeck tot de Staten Generael. |
De Pensionaris vande Staten Generael bedanckt de Governante uyt naem vande Staten. |
De Secretaris geeft aenden Keyser de Acten en instrumenten van de Eden van getrouwigheyt, sijne Onderdanen daer van ontslaende en quiteerende besegelt die met sijn eygen handt, eerst onderschreven hebbende. |
Den Keyser staet op van zijnen stoel en set zijn Soon daer op geeft hem alles over. |
TWEDE BEDRYF.Koning Philippus met de Staten Generael.Pensionaris van de Staten* Generael spreeckt. |
De Segels vanden Keyser worden verbroken en de Segels vanden Koningh werden voort gebracht. |
De Zegelen werden overgegeven aen den Bisschop van Atrecht. |
De Coningh op staende gaet na binnen, de Staten spreecken eenparigh |
Binnen. |
Hier volght nu de Tryumph van
Coningh Philippus met sijn Coninginne op sijn Throon, den Adel rontom met Iufferen en Damen in ordre, op sulcke wijse of sy een Balet dansten: daer op volght alderhande gespeel, als blasen op Trompetten en los-branden van Canon. |
TWEDE BEDRYF.De Tijt met de Waerheyt uyt. |
Tweede Bedrijf.Van binnen een Velt-geschrey met Trommels en Trompetten en t losse van Pistolen, Prins van Oraengien, Graef Eggemont en de Graef van Hoorn alle dry gelijck uyt met Pistolen inde handt. |
TWEDE BEDRYF.Den Coningh vergadert met sijn Adel, seyt haer sijn vertreck aen naer Spangien, en de reden waerom. |
Den Coningh rijst op en gaet binnen. |
Poseert wat. |
TWEDE BEDRYF.De Prins van Orangien en Egmont speelen op t verkeer Bort. |
Spaens Edelman en Hoorn uyt. |
Spaensch Edelman binnen. |
Prins en Hoorn een weynig binnen. Egmont en Spaens Edelman uyt. |
Edelman binnen. |
Prins Hoorn en Adel uyt. |
TWEEDE BEDRYF.De Staten Generael, den Adel met de Prins van Orangien en Graef Egmont en Hoorn en de Koninck uyt. |
binnen. |
TWEDE BEDRYF. |
DERDE BEDRYF. |
Alle bey binnen. |
DERDE BEDRYF. |
Valt op sijn knien. |
Vluchtelingen met de Dienaers binnen. |
Binnen. |
DERDE BEDRYF. |
Gordijnen toe. |
DERDE BEDRYF. |
Prins klopt met de voet en spreeckt. |
Binnen. |
Heer Florens uyt. |
DERDE BEDRYF. |
Binnen. |
DERDE BEDRYF. |
Den Adel van t Lant komt uyt. |
Lakay komt het Pasquil. |
Leest het Pasquil binnens mons en schudt haer hooft. |
Het is een schuym van volck, Het is een laster tuygh, t Is reden dat de Kroon, dit voor ons voeten buygh Door strengh en reght Placcaet, wat dunckt u sie Granvelle, t Sijn nickers uyt de helle, die Paus en Koning quelle, (1255) t Is recht dat haer het swaert of strop of vier verteert, | Barlaymont leest mede. Granvelle leest. |
Granvelle leest het pasquil. |
Geeft een Request over. |
Allegaer binnen. |
DERDE BEDRYF. |
Waerheyt uyt, |
Gewelt, Schyn, Nijt, met de hoofden tusschen de Gordijne en guygelen naer de Tijt met de Waerheyt. |
Tijt en Waerheyt binnen. |
Schijn en Nyt uyt. |
Nyt binnen. |
Schyn binnen. |
DERDE BEDRYF. |
Geeft t Request aen Bredero. |
Bredero leest het Request binnensmonts. |
Den Adel binnen met miscontentement. |
d Assonville uyt. |
Adel uyt. |
Allegaer binnen. |
VIERDE BEDRYF. |
Belgica geplundert, sit met de Handen aen t hooft, haer schatten zijn eenighsins ontnomen. De Nederlandtsche Vryheyt geboeyt onder de Schijn en de Nijt. |
VIERDE BEDRYF. |
Binnen. |
Koninghs President ofte Pensionaris. |
Capiteyn binnen. |
Heer Florens en den Markies uyt. |
Koning met zijn Raet binnen. |
Allegaer binnen. |
VIERDE BEDRYF. |
Prins en Egmont uyt. |
Prins en Egmont binnen en vertreckt na St. Truyen. |
De Gouvernante spreeckt tegen den raet. |
VIERDE BEDRYF. |
Gordijne op. |
Prins en Eggemont komen uyt. |
VIERDE BEDRYF. |
Allegaer binnen. |
VIERDE BEDRYF. |
VIERDE BEDRYF. |
Prins Hoorn Eggemont Hooghstraeten uyt. |
Prins, Egmont, Hoorn, Mansvelt, Hooghstrate, binnen. |
Prins Eggemont Mansvelt Hooren Hooghstraet allegaer uyt |
Allegaer binnen. |
VYFDE BEDRYF. |
Gordijne op. |
Allegaer binnen. |
VYFDE BEDRYF. |
VYFDE BEDRYF. |
Allegaer binnen. |
VYFDE BEDRYF. |
Waerheyt uyt, de Nijt wijckt achterwaerts. |
De Nijt met het hooft tusschen de Gordijnen. |
Schijn uyt. |
De waerheyt treet na de Schijn, de Schyn wyckt. |
Schyn en Nyt binnen. |
VYFDE BEDRYF. |
Egmont binnen. |
Allegaer binnen. |
VERTOONINGH. |
Gordijne toe. |
Rey van Gereformeerde Maeghden, eenige klagende andere verheugende, |
Voor-Zangh. |
Tegen-Zangh. |
VYFDE BEDRYF. |
De Schyn spreeckt. |
Gordynen toe. |
Eynde des eersten Deels. |
TWEEDE DEEL, |
Namen der |
Duc d Alba. Staten s Lants. Graef Eggemont. Graef van Hoorn. Hooghstrate. Mansvelt. Vergas, Cancelier van dAlba. Fiscael of Advocaten Vitelly. Soldaet. Granvelle. Barlaimont, Pensionaris. Prins van Orangien. Brederoode. Lodewijck. Pagie. Sabina. Bisschop. Vryheyt. Romero. Iannetje, Camenier. Sabinas Soon. Don Frederick. Lonnerval. Coninck. | Raets-heer. Cancelier vanden Koninck. Lumey. Worst. Lowys Commandeur. Heemstede. Bode. Heer van St. Alegonde. Hertogh van Aerschot. Don Ian. Ascovedo. Perez. Matthias Hartogh. Iasper. Anthony. Ian Ianregry. Hartogh van Parme. Hans Ianssen. Hohenloo. Dienst-maeght. Stadt-houwer. Balthasar. Schiltwaght of helbardier. Edelman. Princes. |
TWEDE DEELS. |
Geeft het Placcaet vanden Koningh over aen de Staten. |
Staet van Brabant. |
Duc d Alba ryst op |
binnen. |
EERSTE BEDRYF. |
Binnen. |
EERSTE BEDRYF. |
Leest Koninghs last, gegeven aen den Hartogh van Alba. |
Alba rijst op. |
Hartogh van d Alba gaet binnen met zyn Bloet-raet. |
De Staten steken de hoofde tsamen en nemen haer vertreck naer binnen, aen d ander zy van t Toneel. |
Hoorn en Egmont en eeninge Edelen meenden te vertrecken maer wort belet. |
Vitelly Kapeteyn van des Hartoghs Lijf-wacht uyt. |
Soldaten uyt met bloote degens. |
Hoorn en Egmont leggen haer geweer af en gaen met Vitelly mede. Allegaer binnen. |
Granvelle, Vitelly, Vergas en Barlaymont uyt. |
Allegaer binnen. |
EERSTE BEDRYF. |
Allegaer binnen. |
EERSTE BEDRYF. |
Sabyna met acht Sonen en drie Dochters. |
Sy staet op bitterlijck wenende en gaet binnen. |
Allegaer binnen. |
EERSTE BEDRYF. |
Den Hartogh rijst op. |
Gordijnen toe. |
VERTOONINGH. |
Gordijnen toe. |
EERSTE BEDRYF. |
Gordijne toe. |
VERTOONINGH. |
Terwijl leght Egmont op syn knien, den Beul achter hem met een verheven swaert gereet om te slaen. |
Gordijne open en weder toe. Gordijnen op. |
Egmont onder een swart kleet bedeckt, het Tonneel beset als vooren. Hoorn uyt. |
Gordijne toe. |
VERTOONINGH. |
Hoorn op syn Knien, de Beul gereet om te slaen. |
Gordijne op. |
De Hoofden op Pennen. |
Gordijnen weder toe. |
Alle toestel wegh behalven den Rouw, en t Lichaem van Eggemont. |
EERSTE BEDRYF. |
Gaet wat sitten met de hant onder t hooft. Rijst schielick op in raserny. |
Valt weer in rasernye. |
Sy Licht het kleet op. |
Gaen om de Kist leggen. |
Gordynen toe. |
TWEDE BEDRYF. |
Don Frederyco met alle Edele Binnen. Hartogh binnen en weer uyt alleen. |
Donfrederyco met d Edele uyt, en hebben gevangen Den Heer van Lonnerval. |
Allegaer binnen. |
TWEDE BEDRYF. |
Allegaer binnen. |
TWEDE BEDRYF |
Allegaer binnen. |
TWEDE BEDRYF. |
Leest het Placcaet van Pardon. |
TWEEDE BEDRYF. |
De Prins leest den Brief binnens monts en spreeckt. |
Ewout Pieterse Worst van Zeelant uyt. |
TWEDE BEDRYF. |
TWEDE BEDRYF |
Allegaer binnen. |
TWEDE BEDRYF. |
Allegaer binnen. |
DERDE BEDRYF. |
Binnen. |
Prins binnen en weer uyt met twee Edelen, |
Heemstede uyt. |
Binnen. |
Prins leest binnens monts. |
Binnen. |
Allegaer binnen. |
DERDE BEDRYF. |
DERDE BEDRYF. |
Heer van St. Allegonde. |
Hertogh van Aerschot. |
Gordijnen toe. |
De vingeren om hoogh met bloote hoofden. |
Gordijnen op. |
Nederlantse Vryheydt spreeckt.* |
Gordijnen toe. |
DERDE BEDRYF. |
DERDE BEDRYF. |
Allegaer binnen. |
DERDE BEDRYF. |
Binnen. |
DERDE BEDRYF. |
De Prins schudt het hooft. |
Staten binnen. |
Binnen. |
DERDE BEDRYF. |
Allegaer binnen met den Staet. |
VIERDE BEDRYF. |
De Cancelier leest den Ban tegen den Prins van Orangien. |
Allegaer binnen. |
VIERDE BEDRYF. |
Allegaer binnen. |
VIERDE BEDRYF. |
Gaet wat ter zijden. |
Anthony de Venero en Ian Iauregny. Cantoor knechts van Iasper de Anastro, tsamen uyt. |
Iasper keert hem om en spreeckt alleen: |
Iasper keert hem tot sijn Klercken. |
Binnen. |
Jasper heymelijck uyt. |
Alle bey binnen. |
Binnen. |
VIERDE BEDRYF. |
Leght hem de handt op t hooft. |
Helbaerdier uyt. |
Prins, Graef Hohenlo en andere Edelen komen uyt. |
Geeft vyer. |
Allegaer binnen. |
Slepen den Moordenaer aen een zy. |
VIERDE BEDRYF. |
Binnen. |
VIERDE BEDRYF. |
Binnen. |
VIERDE BEDRYF. |
Binnen. |
Prins uyt met syn stoet. |
Lakay en Meyt binnen. |
De Dienstmaegt en Lakay weder uyt. |
Dienstmaeght Lakaye met Stadt-houder en Dienders uyt. |
De knecht gaet achter Schout en Dienders komen voor de deur. |
Prins uyt met syn stoet achter de Gordyn. |
Gordijnen op. |
Stadthouder Dienders gevangen binnen. |
Binnen. |
VYFDE BEDRYF. |
Allegaer binnen. |
VYFDE BEDRYF. |
Poseert wat. |
Den Bisschop uyt. |
d Hartogh van Parma, Mansvelt, Dassonville uyt. |
VYFDE BEDRYF. Derde Uytkomst. Baltazar met een Lakay vande Prins uyt. |
De Prins uyt. |
Prins binnen. |
Binnen. |
VYFDE BEDRYF. |
Allebey binnen. |
VYFDE BEDRYF. |
Klopt aen de Deur. |
Geeft de Brief over. |
Helbaerdier binnen by de Prins in sijn slaep-kamer. |
Helbaerdier uyt. |
Binnen Gordijnen op. |
Binnen Gordijnen toe. |
Baltazar alleen uyt. |
Prins met syn Princes en Secretaris uyt. |
Prins en Princes binnen. |
Binnen. |
Laden de Roers. |
Baltazar valt neer in onmacht. Een Nicker komt hem aen d oor quaet in blasen. Baltazar komt tot zijn selven en heeft een strijdt. Baltazar keert hem om. |
Nicker binnen. |
Staet over ent al susebollende. |
De Nicker komt hem van achteren in t Oor spreecken en loopt wegh. |
De Nicker van binnen. |
Prins uyt. |
Treet hem te moet en geeft de schoot en vlught. |
Valt ter Aerden. |
Gordijnen toe. |
Eynde van het Tweede Deel van de Verkrachte Belgica. |
Tweevoudige Inhuldingh |
Pallas. |
A. Roggeveen. |
INHULDINGH, |
Ter werelt niet wis, dan de Mathésis. A. ROGGEVEEN. |
Tekstkritiek: |
Eerste deel: |
Tweede deel: |
Tweevoudige Inhuldingh: |