Philips Theodoor Toll: Den grooten Timoleon, of t verloste Korinthen. Amsterdam, 1661. Naar Le grand Timoléon de Corinthe (1642) van De Saint Germain. De stof is ontleend aan Plutarchus. Uitgegeven door Nanny t Hart Red. dr. A.J.E. Harmsen, Universiteit Leiden. Ceneton088290 Ursicula In deze uitgave zijn evidente zetfouten gecorrigeerd en gemarkeerd met een asterisk. |
DEN[Vignet: Perseveranter] tAMSTERDAM, |
INHOUT. |
OPDRACHT, |
ICk hebbe tot mijn vermaack, t geen ick buyten mijn sludien neme, noyt yets dienstiger uytgevonden, dan mijn tijt, t sy in eenige Poësy te lesen, t sy oock in yets te rijmen, te verslijten. En voorwaar, na t oordeel van soo veel beroemde luyden, hebbe ick een saack omhelst, welck oock t allerhartste gemoet sou vermaacken; want de aardigheyt, die in de Poësy gevonden wort, de aangename stellinge der woorden, de soete stijl, met wat sout somtijts doormenght, hoe veel die daar toe vermogen, hoe veel van de grootste verstanden die tot sich getrocken hebben, is niet noodigh dat ick verhaale: Daar en boven het gevoelen van de geheele werelt, nu door soo veel schrijvers eeuw op eeuw verhaalt, komt daar gelijck op uyt, dat de Poësy de geheugenisse van de oorlogsdeught, en manhafte daden der Koningen en Princen eeuwigh maackt; en dat die de beste verheuginge van een bedroeft gemoet is. In soo een heerlijcke oeffeninge, hebbe ick mijn geest, die dickwils vermoeyt was, altijt verlustight, en hebbe my tot rijmen, t sy oock hoe onvolmaackt en wan- [fol. *2v] schapen het oock was, eeniger voegen gewent: en eyndelijck een Tragedie siende overgeset uyt het Frans, in welcke taal sy gerijmt was, heb ick lust gekregen, om my selven, met dese stoffe uyt het rijmeloose te rijmen, wat te oeffenen; en seecker het heeft my soo vermaackt, dat ick het ten eynde hebbe moeten brengen. Ick neme dan, mijn Heer en vrint, oock die vrymoedigheyt, om aan U E. aan wien ick door soo veel weldaden verplicht ben, dat ick om deselve te vergelden, noyt middel sal kunnen verkrijgen, dese Tragedie, de eersteling van ons stamerende rijm, op te offeren: U E. sal de kleynigheyt van mijn plichtbewijsingh, gelijck ick hoop, niet verachten: maar deselve aannemen, als een teecken van een gemoet, t geen altijt betoonen sal, dat het behoorde danckbaar te wesen aan U E. die, volgens U E. gewoone beleeftheyt, voort sal varen te begunstigen, gelijck U E. tot noch toe gedaan heeft, |
Aan den vernufte en schrandere |
Op den |
Ultrajecto misit SIBERTUS COEMAN. |
Op het Treurspel van de |
Bartholomaeus Abba. |
Iuveni Ornatissimo, |
Α῎λλωστε. τοῦ αυτοῦ |
Aan |
C. Kroock. |
Aan |
A. Leeuw. |
Aen den geestigen Iongeling |
Fredericus Ouwens. |
Aen den hoogdravenden Treurdichter |
C. Vorstius. |
Amicissimo Iuveni |
Petrus Roeverius Thyla-Gelrus. |
AD LECTORES. |
P.T. Tollius. |
INHOUD. |
TImophanes, een opgeworpen Tyran van Cortinthen mishandelden sijn ondersaten gruwlijck, sette Philarcque een dapper Veltheer gevangen, en haate sijn broeder Timoleon, om dat hy hem tot afstant van wreetheyt aanporde, ja dreygden hem telckens om t leven te sullen brengen, t en zy hy ophiel: brande daar en boven in onkuysche min, verlieft op Melinte, Philarcques huysvrouw, die t hem heel moedigh afslaat, waar over hy haar van haar vaders sijde laat afrucken, en in hechtenisse voeren: over welcke wreetheden, Eschilles s Koningins broeder, en Ortagores een Velt-overste, Timoleon vermaanen om de doodt van Timophanes te helpen uytvoeren, t welck hy, na eyndeloose klachten, twijffelingen, en eygen lijfsgevaar, besluyt te doen, en het oock volvoert, tot groote blijdschap van Corinthen, en verlossinge van Philarcque en Melinte, waarom hem, als vermaart voor een edelmoedigh Vorst, van Eschilles en Ortagores de kroon wordt opgedragen, die hy, door wroeginge van t gemoet, niet aanneemt: doch wordt daar na, ten verheuginge van t heele Griecken, gekroont. |
PERSONAADJEN. |
Celinde, Doriane, | } | Staatjuffers van Eschillise. |
Het Toneel is te Corinthen. |
DEN GROOTEN |
Tweede Uytkomst van t eerste Bedrijf. |
Derde Uytkomst van t eerste Bedrijf. |
Vierde Uytkomst van t eerste Bedrijf. Timphanes, Lysandre. |
HET TWEEDE BEDRYF. |
Tweede Uytkomst van t tweede Bedrijf. |
Derde Uitkomst van t tweede Bedrijf. |
Vierde Uytkomst van t tweede Bedrijf. |
Vijfde Uitkomst van t tweede Bedrijf. |
HET DERDE BEDRYF. |
Tweede Uytkomst van t derde Bedrijf. |
Derde Uytkomst van t derde Bedrijf. |
Vierde Uytkomst van t derde Bedrijf. |
Vyfde Uytkomst van t derde Bedrijf. |
Sesde Uytkomst van het derde Bedrijf. |
Eschilles, achter t tapijt van daan komende met de poock. |
Hy leest Timoleons brief. |
Timoleon leest. |
Sevende Uytkomst van t derde Bedrijf. |
HET VIERDE BEDRYF. |
Tweede Uytkomst van t vierde Bedrijf. |
Derde Uytkomst van t vierde Bedrijf. |
Vierde Uytkomst van t vierde Bedrijf. |
Vijfde Uytkomst van t vierde Bedrijf. |
HET VYFDE BEDRYF. |
Tweede Uytkomst van t vijfde Bedrijf. |
Derde Uytkomst van t vijfde Bedrijf. Eschilles. Lysandre. Melinte. |
Vierde Uytkomst van t vijfde Bedrijf. |
Vijfde Uytkomst van t vijfde Bedrijf. |
Sesde Uytkomst van t vijfde Bedrijf. |
Sevende Uytkomst van t vijfde Bedrijf. |
Achtste Uytkomst van t vijfde Bedrijf. |
Paulla Tim. |
UYT. |
VERTOONING. |
Tekstkritiek: |