I. V. VONDELS
[Vignet: Elck zyn beurt]t AMSTERDAM, Gedruckt by Jacob Lescaille. |
Den Heere |
ICk brenge nu Koning Salomon op het heiligh tooneel; niet gelijck hy den beloofden Messias in zijne heerlijckheit uitbeelde, maer uit zijnen geluckigen staet in den poel der afgoderye komt te verzincken. In dit treurspel wort geen bloet, maer die groote ziel gestort, door wiens heiloozen voorgangk sedert zoo vele duizent zielen omquamen, en in haer bloet versmoorden, en het gescheurde Koningkrijck, Samarie, en Ierusalem, met den tempel en godtsdienst endelijck verdelght, en dovergebleve stammen in ballingschap weghgevoert werden. Het misbruick van Godts overvloedige gaven, de wellust, en begeerte tot verbode schoonheden teelen zulck eenen oegst van schrickelijcke jammeren, en leveren stof om dit treurtooneel te stichten op dien deerlijcken afval des allergezegensten Konings, die naulix Godts tempel volbouwt en geheilight hebbende, zich zelven door het bewieroocken der afgoden, en dallergruwzaemste offerhanden zoo lasterlijck ontheilighde. De Koningin van t Zuiden quam te voren van het einde der weerelt, om te hooren de wijsheit van dit Goddelijck Orakel, wiens dwaesheit namaels de gantsche weerelt ten spiegel diende, om door Salomons onstantvastigheit tot stantvastigheit in den wettigen godtsdienst opgeweckt te worden. De Personaedjen en toestel, tot dit treurspel vereischt, zijn gepast naer den yver van het Iodendom en Heidendom, de gelegentheit van zaecke, tijt, plaetse, en andere omstandigheden. Uwe E. onder de Kunstbeminners gerekent, zal met den zijnen, die lust in dusdanige stoffe plaghten te scheppen, dit niet ongerijmt vinden, en gelieven tontfangen met zulck een genegenheit als het u opgedragen wort, tot een blijck, dat ick blijve |
Uwe E. dienstwillige |
JOOST VAN DEN VONDEL. |
INHOUDT. |
KOning Salomon, Davids zoon, die allerwijste Profeet, en gezegenste Vredevorst, hoogh op zijn dagen, en door voorspoet en weelde verydelt, schepte, tegens Godts en Moses uitgedruckte wet, zijnen wellust in duizent Heidensche Vorstinnen en schoonheden; en verslingerde al te jammerlijck op Koning Hirams dochter, hier Sidonia genoemt, zulcks dat hy, tot razens toe van hare minnetreken betovert, en vervoert, buiten Ierusalem den tempel aller Goden stichte, op den bergh, sedert den bergh des aenstoots geheeten. Ten leste nochte Sanhedrin, nochte Wetgeleerde, nochte Aertspriester Sadock aenziende, bewieroockte hy Astarthe, een Sidonische afgodinne, en andere afgoden, zijne Koninginnen en Gemalinnen ten gevalle; waer over Godt met een onweder van gramschap tegens hem uitborst, en door Profeet Nathan hem en den rijcke met plagen en uitheemsche, zijnen zoon en nazaet met inheemsche oorlogen, en een deerlijcke scheuringe dreighde, en allen Hebreen en den naburigen Rijcken een gruwelijcke verwoestinge en ellende voorspelde. Het tooneel wort buiten Ierusalem gebouwt. De Rey bestaet uit Ierusalemmers. Het treurspel begint met den dagh, en eindight in den avont. Een Wetgeleerde is de Voorredenaer. |
PERSONAEDJEN. |
J.V. VONDELS |
BENAJAS. |
ITHOBAL. WETGELEERDE. |
REY VAN JERUSALEMMERS. KEER. |
TEGENKEER. |
HET TWEEDE BEDRYF. |
SIDONIA. SALOMON. |
REY VAN JERUSALEMMERS. KEER. |
TEGENKEER. |
KEER. |
TEGENKEER. |
TOEZANG. |
HET DERDE BEDRYF. |
SABUD. SANHEDRIN. |
REY VAN JERUSALEMMERS. KEER. |
TEGENKEER. |
TOEZANG. |
HET VIERDE BEDRYF. |
WETGELEERDE. SADOCK. SALOMON. |
SIDONIA. SALOMON. |
ITHOBAL. SIDONIA. SALOMON. |
REY VAN JERUSALEMMERS. I. KEER. |
I. TEGENKEER. |
2. KEER. |
2. TEGENKEER. |
TOEZANG. |
HET VYFDE BEDRYF. |
BODE. SABUD. |
SALOMON. SABUD. |
REY. NATHAN. |
UIT. |
LASTMANS |
Op M. KRETZERS |
GEBOORTEZANG, |