GHesien hebbende de lust die uw E. is scheppende in bevallige boertigheden, ende mijn Pen (gheswangherd sijnde) dit ter Wereldt heeft gebraght: heb ik gheen bequamer hockelplaets kunnen vinden om dit selve te berghen, dan de Schaduw-rijcke Lommer van uw E.* bescheydenheyd. Waer onder desen onnoselen Iochem-Iool, bequamelijck sal kunnen schuylen voor de vinnigheyd van den Wyd-beckten All-bedil, door wiens ghevlymde tanden, desen soet-sapighen, anders lichtelijcken soude vernield werden. Bidde derhalven uw E. daer soo mee te willen doen als de Henne met hare Kieckens, want hy selfs niet machtigh is om sigh daer voor te hoeden, vermits hy ghenogh gherib-sackt werd van sijn loose Styn ende den doortrapten Hans, doet derhalven by hem, als ick uw E. redelijckheyd toe vertrouw, ende het sal aen uw E. by geleghentheyd eens weder vergoet werden, door den ghehelen uwen |