Annen Broeders; daer ick God voor danck; die U tot Broeders heeft ge- schapen, ende onder mijne oogen tot Mannen laat opwassen; Broeders in Vreughd van Eendracht, Mannen
in Kracht van Jaren, van Reden ende van geen gemeene Wetenschap; Ick en bevele U-lieden dit Werck niet, maer dit By-werck. Overleeft het my neffens U-lieden, verdedight my naer my, tegens die gene die t her-doopen moghten. Ick schaemde my daer over geseten te hebben: sulcks noyt en is geschiet. Heb ick er over ge- legen, by slape-loose onrust, het kan supina di- ligentia heeten. Datter gestolen Uren van wande- lingh aen gehangen zijn, midden uyt den drangh van swaere besigheden ten dienste van de Gemee- ne saeck, ben ick soo verre van tontkennen, dat ick het U-lieden voor een Lesse derve aenwijsen, hoe selfs de Snipperingen van den dieren Tijd niet verwaerloost moeten werden. Ick ontfange daer-en-tegen geern de vermaning uyt U-lieden voordoen, hoi zèloûte tà charísmata tà kreíttona, po- tuisse has horas minus perdi: want ick voor winste