E.: Heldinnenbrief van Elize aan Ciron. In: Almanach van vernuft en kunst.
Amsterdam, J. van Gulik, 1796. Ex. UBA OK 61-2864.
[p. 100]
DE
VERLAATENE
AAN HAAREN
VERLEIDER
CIRON! als nog een vonk van menschlyk mededoogen,
Of plicht in uwen boezem woond,
Herdenk dan aan Elize, en koom haar traanen droogen,
Zie hoe gy myne min myn zwakke teêrheid loond!
(5) Is t mooglyk, dat een man weleer zo deugdzaam teder,
Een braave vrouw verlaat, die geene misdaad heeft,
[p. 101]
Dan dat zy haare min schonk aan zyn liefde weder,
En nog voor u alléén, voor u, ô CIRON! leeft!
Ik zwerf, door elk miskent door elk verächt te gader,
(10) In deeze streeken om, waar niets myn ziel vertroost;
By elke voetstap komt me ene neiuwe kwelling nader,
Wyl myn benaauwde borst de bangste zuchten loost.
Wat is myn misdryf toch? waartoe my dus verlaaten?
Ik heb u niets misdaan, dat zulk een lot verdient,
(15) Waaröm doet jalouzy u uwe Elize haaten?
Gy roofde alléén myn hart. gy zyt alléén myn vriend!
Ach! CIRON! k ben te zwak te krachtloos voor dit lyden
Uw wreedheid stor my neêr in t graf,
Gy doet my, wreed van aard, met duizend jamren stryden,
[p. 102]
(20) Gy vaagt de bles der jeugd van mijne kaaken af!
Keer weder, Liefling! van myn alteteder harte!
Keer weder in myn arm, waar u de min verwacht,
Beperk, door uwe komst, myn hoopelooze smarten,
Vereer in my de deugd van t vrouwelyk geslacht!
(25) k Zou minder treurig zyn, als ik u minder liefde;
Zyt geen verleider maar beschermer myner eer
Ik heb te veel geleên, toen me uw verächting griefde,
Koom, CIRON! vlieg tot my! keer tot Elize weer!