Negen heldinnenbrieven in Dichtlievende tydkortingen, bestaande in gedichten van verscheide stoffe en rymtrant, door *** onder de zinspreuk, Fugant carmina curas. Leiden, Samuel Luchtmans, 1717. |
DICHTLIEVENDE[Vignet: Quod felix sit faustumque]TE LEIDEN, |
BRIEVEN. |
INHOUD. |
Dina, de dochter van Jacob ofte Israël, zynde ten hove genood van Sichem, word van den zelven verkracht. hier over met droefheid aangedaan, onthoud zy zich eenzaam binnen haar vertrek, zonder Sichem vooreerst toegang by haar te vergunnen. Hy derhalven, mondeling haar niet konnende troosten, en voor zich vergiffenisse dier misdaad verzoeken, tracht zulx uit te werken by geschrifte, met aanbiedinge zyner trouwe. |
SICHEM AAN DINA. |
DINA AAN SICHEM. |
AMMON AAN THAMAR, |
THAMAR AAN AMMON, |
DICHTLIEVENDE[Vignet: Fugant carmina curas]TE LEYDEN, |
BRIEVEN |
INHOUD. |
Adonias, Zoon van Koning David, geteelt by Haggith, na het mislukken van zyn eerste aanslag op de kroon, legt toe, volgens raad van Abjathar en Jöab, om Abizag de Sunamitische, Davids ongerepte Weduwe, ten Vrouwe te neemen: dit oogmerk maakt hy by deezen haar bekend, en te gelyk, dat hy reeds ten dien einde door Bathseba het Koninglyke verlof had laaten verzoeken. midlerwyl belooft hy zig, indien zy zyne min begunstigde, en Salomon, op s moeders voorspraak zynen eisch toestond, dat hy, met aan haar te trouwen, ligtelyk het Ryk magtig worden, zig tot Koning en haar tot Koninginne zoude kunnen verheffen, getroostende zig alle gevaaren, om hier toe te geraaken, ja zelfs de dood, zoo zyn oogmerk eens quame te mislukken, en eindigt met eene verzekeringe zyner ongekreukte trouwe liefde en agting voor haar persoon en begaaftheden. |
ADONIAS AAN ABIZAG. |
ABIZAG AAN ADONIAS. |
MACHTELT |
Hoewel het de Geschiedenisschryvers onzes Vaderlands, nopende de waarheid der vrouwekracht, die aan Machtelt, dochter van Heer Harmen van Woerden, en huisvrou van Heer Gerard van Velsen, door Floris de vyfde, Grave van Holland, zoude geschied zyn, juist niet eens zyn, wordt hier echter zulks, naar eene Poëtische vryheid, vastgestelt: als mede dat Vrou Machtelt, daar door in de uitterste vertwyffeltheid gebragt zynde, dezen brief aan haren man schryft, waar in zy hem eerst haar ongeluk verhaalt, en hare onschuld voordraagt, en hem in t vervolg tot wraak over den schuldigen Grave aanmaant, t welk zy hem echter eindelyk weder afraadt, voornemende, zelf zich over den schender te wreken, en uit wanhoop zich mede het leven te benemen, wyl zy het zelve met eere niet behouden konde. |
MACHTELT |
GERARD VAN VELSEN |
KLEOPATRA |
Om tot het verstand dezes Briefs in te dringen, dient men te vooronderstellen, dat Kleopatra, wiens geschiedenis anders t over bekend is, na de dood van Marcus Antonius, zich in de Grafsteden der Koningen van Egipten opgesloten hebbende, aan Augustus hare voornaamste levensgevallen schryft, en op de behendigste wyze ter harer ontschuldiging opschikt. Voor al dient men aan te merken, dat Kleopatra, een zeer minzieke vorstin zynde, in den staat, waar in zy zich toen bevondt, geen ander hulpmiddel by Augustus overschoot, als een welbeleide minnevleierye. |
KLEOPATRA |
Gevolgd naar het Fransch van den Heere DE FONTENELLE. |
Tekstkritiek: |