Continue

J. Meerman: Phyllis aan Demophoön.

Gebruikt exemplaar: UBL Portefeuille 31 : 2 nr 6.

Continue

PHYLLIS AAN DEMOPHOÖN

NA OVIDIUS. HEROÉD. Ep. 2.

Aan haren gast, aan Demophoön, klaagt uwe Thracische Phyllis,
    Dat gij boven den tijd, dien gij beloofde, verwijlt.
Viermaal zoude de Maan haare zilveren hoornen vervullen,
    En uw anker op nieuw neêrzakken voor onze kust.
(5) Viermaal schuilde de Maan, en viermaal wiessen haar hoornen
    Doch van Attica toont hier nog geen schip zich op zee.
Zo gij den tijd berekent, en minnenden kennen die reekning,
    Waarlijk zoo koomt onze klagt zelfs geenen dag eer zij moest.
Lang ook duurde onze hoop; wij gelooven eerst laat, ’t geen ons smerte
    (10) Aandoet, en uw minnaares nu ook onwillig bedroeft.
Vaak misleidde ik mij zelve om uwentwille: daar, dacht ik,
    Brengt een vliegende wind gunstige zeilen hier heen.
Theseus heb ik verwenscht, die u weigerde van zich te laten;
    Echter was hij ’t misschien niet die uw schreden weêrhieldt.
(15) ’k Heb somwijlen gevreesd, dat uw schip op de droogten des Hebrus,
    Midden in ’t schuimende vocht, berstend was ondergegaan.
Dikwijls heb ik voor u, trouwlooze, gesmeekt, en de Goden
    Needrig met wierook geëerd, vuurig geëerd met gebeên.
Dikwijls, den heemel schoon, de winden gunstig bespeurend,
    (20) Zeide ik: vaart hij maar wel, tegen mij zelve, hij koomt!
Alles verzon een standvastige liefde, wat haastenden hindert.
    ’k Heb mijn geheele vernuft aan uw verschooning besteed.
Gij intusshcen, gij traage, blijft weg; en de Goden, waarbij gij
    Zwoert, of de kracht onzer min brengen u hier niet terug.
(25) Ach! uwe woorden, Demophoön, gaaft ge aan den wind, die uw schip drijft;
    ’t Schip verloor zijne baan, als uwe woorden de trouw.
Zeg mij, wat heb ik gedaan, dan u zonder maat te beminnen?
    Door mijne misdaad zelv’ had ik u meerder verdiend.
Ééne ondeugd beging ik: ondeugende, dat ik u opnam.
    (30) Doch deeze ondeugd draagt ’t merk en ’t gewigt eener deugd.
Continue