[p. 1]
[p. 2]
Antw. Een Zegel met een Brief. Raad Een Jonkvrouw had een Man eer sy een dagh oud was, Sy baarde een Soon eer sy twee jaar oud was? Antw. Eva. Raad Het is een vreemde saak, In t leven was het zwak, na de dood word het sterk, Het maakt eenen grooten merk, Tot goed en quaad is t bereyd, Den eenen schikt t blijdschap, d ander groot leyt? Antw. Een Schrijf-penne, terwijle sy nog in de Gans is, so is zy zwak, [p. 3] na de dood van de Gans word sy hard, ende men gebruiktse tot goed en quaad. Antw. Het is de Sonne, Maan en de Wind. Raad Doen t leefde spijsde t levende, Doen t dood was, beschermde t levende? Antw. Den eyken-boom geeft sijn vrugten de Verkens, als hy afgehouwen is werdender huysen afgemaakt, en beschermt de menschen, en alsser ook een Schip af gemaakt is dan vaart het over de Vissen en al wat er in t water leeft. Raad Al t geen op aarden is geev ik inkorten tijd, wat elk begeert na sijn [p. 4] wesen: leven, dood; jonk, oud, ende en kan t my selve niet geven, dat ik een ander mededeele. Antw. Een Spiegel. Raad Wie geeft dat hy niet en heeft eersame, En maakt dat een ander door hem word aangename, By alle hoge en leege van fame? Antw. Den Slijpsteen grof en bot van natuiren, Maakt een mes subtijl taller uren, Om by hoog en leege te labueren. Antw. De hand an* de wijser, door de kragt van het Uyrwerk, geeft te verstaan den tijd voor alle Natie in t perk, En blijft selfs een onverstandige Klerk. Raad Een goeden Akker wel bezayt, Menige die daar voorby gaat, En weet niet wat daar gezayt staat? Antw. Een geschreven Brief. Raad In den winter uit in den somer aan, mijn Kind suigt een ander, aan [p. 6] mijnen zang word ik bekend, raad wie ik ben. Antw. Een Koekoek. Raad Het leeft ende loopt, t is ongedoopt, en tweemaal gebooren, Zijn Ziel is verloren, En heeft nochtans sulken hooft daar de gansche wereld aan gelooft? Antw. Een Haan. Raad Vier been nam een been, doen nam twee been drie been, ende wierp na vier-been, dat hy leggen liet een been. Antw. Een Hond nam een Schaapsvoet, ende de Kok wierp hem met een drie-voet-stal, dat hy een been liet leggen. Raad Daar vloog een vogel vederloos Op eenen boom bladerloos, Doe quam de vrouw mondeloos, En at den vogel vederloos? Antw. De Sneeu* viel op eenen boom sonder bladeren, ende de Sonne verteerde hem. [p. 7] Raad Het staat boven t huys, t heeft de grote van een muys, het is groen als gras, wit als sneeuw, en bruin als een dorre eyken blad, Seg Gezellen wat dink is dat? Antw. Een Oocker Noot aan den boom. Raad Het heeft vleesch nog bloed, het draagt vleesch ende bloed, ende gaat een weg die niemand sporen kon. Antw. Een Schip op t water. Raad Wat heeft een Mensche meest van doen, Ende nogtans niet en begeert tot den avond ofte noen, Maar beklaget eerst in t leste saysoen. Antw. Een goede Conscientie en een deugdelijk leven; [p. 8] Antw. De Sifte, die werpt de bloem uit, en houd de semelen binnen, Gelijk men sulks dagelijks mag ondervinnen, dat er vele met de Sifte haar Brood moeten winnen. Antw. De Helle heeft een beginsel, en geen eynde Raad Wie is de voorsigtigste onder alle Creatuiren, die men vroeg en laat om de kost siet labueren, Nogtans niet geleerd door Schriftuiren. Antw. De Mier. [p. 9] Antw. De Honigbye die groeit van Ossen-drek: Raad Wie was ter wereld gelukkigst bevonden, Die het beste Loon ontfing uit louter gronden, Nogtans booslijk leefde tot aan zijn leste stonden? Antw. De Moordenaar: die beneffens Christus wierd gehangen, Heeft mondeling zijn saligheyd aldaar ontfangen, al had hy booslijk geleeft tot aan zijn leste gangen. Raad Wat gaat over t water en het maakt hem niet nat? Antw. De Sonne; Raad Wat schenkte een Ridder over Rhijn, de alderliefste Vrouwe zijn, goeden Wijn sonder vat of glas, raad waar in dat was, Antw. Hy schonk haar in een Druyve* daar sy den Wijn in hadde: Raad Het was een vroom eerlijk Man, die bad enen bosen snoden Man [p. 10] om een gifte die was beter dan den Hemel ende gafse hem; Antw. Dat was Joseph, die bad Pilatus om Christum, doen hy aan den Kruyce hing: Raad Ik ben seer klein, mijn magt is groot, Eerst ben ik ruig daar na word ik bloot, So lange als ik niet* besonders, Maar als ik dood ben, so baar ik wonders? Antw. Een Schrijf-penne; Raad Boven rond, onder plat, een voet in t gat, raad wat is dat? Antw. Een Schoe daar een voet in steekt; Raad Dobbel geknocht, twe-puntig ben ik in alle Mans huys, En als ik op t wijdste gaap ben ik een kruys? Antw. Een kleer-makers Schaar. Raad Ik steek so scherp als een doorn, en breng de kostlijkste waar voort die soet is, Ende ook een waar voort die niet goed is? [p. 11] Antw. Een Honing-bye: Antw. Judas wandelde met Christus onverborgen, Nogtans so ging hy hem selven verworgen, Sulken verrader vind men by avond nog morgen: Raad Mijn Moeder is slap en ik ben stijf, als Christal is al mijn lijf, en als de [p. 12] tijd komt dat ik ga verloren, So word mijn Moeder uit mijn geboren; Antw. Ys. Raad Veel blanker ben ik dan Helena pleisant, Ik worde begeert van de Vryers in t Land, Wantse dikwijls om my gaan buyten de Poort, En als ik Maagt ben wierd ik van de Vrysters bemind, Maar als my de Boeren maken met Kind, So komt er Maria Suster van af voort; Antw. Room. Antw. Een drink-glas: [p. 13] Antw. Een Kleer-beessem; Raad Digt zijn mijn mueren, vol van gaten mijn dak, mijn hert is vuir, mijn mage niet drey, is in een Ovent gebakken van geknede kley, meest ben ik ondersaat van dat elk begeert, Daar het lustige Troyen om is gedistrueert; Antw. Een Test in een Stoof; Antw. Een Pot; Raad Wat verbetert alle ding? Antw. De Boter, maar in de Kramers mars niet; Raad Mijn hert is heet, mijn vlees is ros, Caroliger is mijn vel dan de lippen van mijn lijf, En hy die my steelt is geen dief? Antw. Een keersse; Raad Mijn hooft is dikker als mijn lijf, Men heeft my lief als ik ben stijf, Mijn lijf is glad, mijn steert steekt door de kleren, Dies mogen my de Vrouwen qualijk ontberen; Antw. Een Spelde; Raad By dag ben ik meest bol en sagt, de meeste verdrukking lijd ik by nagt, Twee gelieven ploegen op my een vrugt, S. Luyaarts geselschap houd my in groter waarden, mijn vel is van t [p. 15] meest lijdende gewas der aarden, Mijn Ingewand heeft vleesch gedragen by der lugt? Antw. Een Bedde; Raad Dik-lijvig, sonder hooft, onder scherp, Ik worde dagelijks gegeesselt met een zweep, Gelijk een Ezel in luyheyd verstijft, Ga ik niet voort*, t en zy dat men my voortdrijft? Antw. Een Tol: Antw. Een werp-Tol, of batting*; Raad Waar vergaderen haar de meelsakken? Antw. By de banden; Raad Welk zijn de schandelijkste in de Wereld? [p. 16] Antw. Een stout Bedelaar, een rijk Leugenaar, en een oud Hoere-jager; Raad Welk is dat beste ende dat ergste dat men vind? Antw. De tonge, want met de tonge mag een Mensche winnen Lof, Eere en vrindschap, ende overmits de tong mag ook een mensche komen in schand en schade, en verdriet ende quetsinge des lichaams en der zielen; Raad Welk is de kleynste dronk en de hoogste dank-segginge, ook de ziele profijtelijker dan den lighame, welk dagelijks doen Man en Wijf? Antw. Soo wanneer men gegeten heeft, en gebeden, so drinkt men een weinig tot de Gratias, en is tot dank-segginge en lof Gods, aangesien dat t ter* eeren Gods geschied.
|
Tekstkritiek: |