Een nieuw raadsel-boek. ca. 1750.
Uitgegeven door Marti Roos
Red. dr. A.J.E. Harmsen, Universiteit Leiden.
KB Den Haag 174 K 55: 2 — Facsimile
In deze uitgave zijn evidente zetfouten gecorrigeerd en gemarkeerd met een asterisk.

Continue
[p. 1]

Een Nieuw

RAADSEL-BOEK

Inhoudende veel Verscheiden
Raadsels om de Melancholie
te verdryven.

[Vignet: houtsnede]

Gedrukt voor de Liefhebbers.


[p. 2]
Raad.
HOort* allegaar in ’t gemeyn, ’t Is een dink suiver en reyn, Daar toe klein en bloot, ’t Welk nogtans bedekt groot, Ten heeft voeten nog handen: ’t reist wel in alle landen, om te beschutten twist en discoort, Nogtans en spreekt ’t niet een woort, Alleen met sijn bieden, Helpt hy Land, Steden en Lieden?
    Antw.  Een Zegel met een Brief.
    Raad  Een Jonkvrouw had een Man eer sy een dagh oud was, Sy baarde een Soon eer sy twee jaar oud was?
    Antw.  Eva.
    Raad  Het is een vreemde saak, In ’t leven was het zwak, na de dood word het sterk, Het maakt eenen grooten merk, Tot goed en quaad is ’t bereyd, Den eenen schikt ’t blijdschap, d’ ander groot leyt?
    Antw.  Een Schrijf-penne, terwijle sy nog in de Gans is, so is zy zwak, [p. 3] na de dood van de Gans word sy hard, ende men gebruiktse tot goed en quaad.
Raad
    Ik sag drie sterken die waren seer groot, Haren arbeyd was ontallijk groot, doen sprak d’een ik wou dat het dag waar, De tweede ik wou dat het nagt waar, de derde sprak, ’t zy nagt of dag, Nimmermeer ik rusten mag?
    Antw.  Het is de Sonne, Maan en de Wind.
    Raad  Doen ’t leefde spijsde ’t levende, Doen ’t dood was, beschermde ’t levende?
    Antw.  Den eyken-boom geeft sijn vrugten de Verkens, als hy afgehouwen is werdender huysen afgemaakt, en beschermt de menschen, en alsser ook een Schip af gemaakt is dan vaart het over de Vissen en al wat ’er in ’t water leeft.
    Raad  Al ’t geen op aarden is geev’ ik inkorten tijd, wat elk begeert na sijn [p. 4] wesen: leven, dood; jonk, oud, ende en kan ’t my selve niet geven, dat ik een ander mededeele.   Antw.  Een Spiegel.
Raad
    Wat siet men ter Wereld dat niemand en haat, Ende over al gemerkt zijnde, weg gaat, Gevende den goeden ende quaden gelijke maat?
Antw.
De Sonne word van al de wereld gesien, Al eer dat Jaar ten eynde sal vlien, En moet goede en quade gelijke mate bien.
    Raad  Wie geeft dat hy niet en heeft eersame, En maakt dat een ander door hem word aangename, By alle hoge en leege van fame?
    Antw.  Den Slijpsteen grof en bot van natuiren, Maakt een mes subtijl t’aller uren, Om by hoog en leege te labueren.
Raad
    Wie wijst alle Natie ten Werelt door bedwank, Ende blijft selver van ver- [p. 5] stand* seer krank, Nogtans segt hem niemand lof en dank.
    Antw.  De hand an* de wijser, door de kragt van het Uyrwerk, geeft te verstaan den tijd voor alle Natie in ’t perk, En blijft selfs een onverstandige Klerk.
Raad
    Wat isser ter Wereld het quaadste feit, Daer door ’t vierendeel der Menschen ter dood werd geleyd, en van Man en Wijf seer jammerlijk werd beschreyd.
Antw.
    Door Cains nijdige moordigheid werd Abel eerst gedood: Zijnde ’t vierendeel der menschen op de wereld kloot; Adam en Eva beschreyd zulken weder-stoot.
    Raad  Een goeden Akker wel bezayt, Menige die daar voorby gaat, En weet niet wat daar gezayt staat?
    Antw.  Een geschreven Brief.
    Raad  In den winter uit in den somer aan, mijn Kind suigt een ander, aan [p. 6] mijnen zang word’ ik bekend, raad wie ik ben.
    Antw.  Een Koekoek.
   
Raad  Het leeft ende loopt, ’t is ongedoopt, en tweemaal gebooren, Zijn Ziel is verloren, En heeft nochtans sulken hooft daar de gansche wereld aan gelooft?
    Antw.  Een Haan.
    Raad  Vier been nam een been, doen nam twee been drie been, ende wierp na vier-been, dat hy leggen liet een been.
    Antw.  Een Hond nam een Schaapsvoet, ende de Kok wierp hem met een drie-voet-stal, dat hy een been liet leggen.
    Raad  Daar vloog een vogel vederloos Op eenen boom bladerloos, Doe quam de vrouw mondeloos, En at den vogel vederloos?
    Antw.  De Sneeu* viel op eenen boom sonder bladeren, ende de Sonne verteerde hem.
[p. 7]
    Raad  Het staat boven ’t huys, ’t heeft de grote van een muys, het is groen als gras, wit als sneeuw, en bruin als een dorre eyken blad, Seg Gezellen wat dink is dat?
    Antw.  Een Oocker Noot aan den boom.
    Raad  Het heeft vleesch nog bloed, het draagt vleesch ende bloed, ende gaat een weg die niemand sporen kon.
    Antw.  Een Schip op ’t water.
    Raad  Wat heeft een Mensche meest van doen, Ende nogtans niet en begeert tot den avond ofte noen, Maar beklaget eerst in ’t leste saysoen.
    Antw.  Een goede Conscientie en een deugdelijk leven;
Raad
    Wat is ’er so verduldig van verstand, Dat het beste verlatet, en ’t slegtste houd te pand, Nogtans seer geagt is hier te Land.
[p. 8]
    Antw.  De Sifte, die werpt de bloem uit, en houd de semelen binnen, Gelijk men sulks dagelijks mag ondervinnen, dat ’er vele met de Sifte haar Brood moeten winnen.
Raad
    Wat heeft ’er een beginsel, en eynde nimmermeer, Daar door de Mensche blijft in groot verseer, Ende lichtelijk toe komen tot slegte eer;
    Antw. De Helle heeft een beginsel, en geen eynde
    Raad  Wie is de voorsigtigste onder alle Creatuiren, die men vroeg en laat om de kost siet labueren, Nogtans niet geleerd door Schriftuiren.
    Antw.  De Mier.
Raad
    Wat leeft ’er ter Weereld dat niet is gegenereert, Nogtans op aarden in soetigheyd seer prospereert, En van veel Menschen word begeert.
[p. 9]
    Antw.  De Honigbye die groeit van Ossen-drek:
    Raad  Wie was ter wereld gelukkigst bevonden, Die het beste Loon ontfing uit louter gronden, Nogtans booslijk leefde tot aan zijn leste stonden?
    Antw.  De Moordenaar: die beneffens Christus wierd gehangen, Heeft mondeling zijn saligheyd aldaar ontfangen, al had hy booslijk geleeft tot aan zijn leste gangen.
    Raad  Wat gaat over ’t water en het maakt hem niet nat?
    Antw.  De Sonne;
    Raad  Wat schenkte een Ridder over Rhijn, de alderliefste Vrouwe zijn, goeden Wijn sonder vat of glas, raad waar in dat was,
    Antw.  Hy schonk haar in een Druyve* daar sy den Wijn in hadde:
    Raad  Het was een vroom eerlijk Man, die bad enen bosen snoden Man [p. 10] om een gifte die was beter dan den Hemel ende gafse hem;
    Antw.  Dat was Joseph, die bad Pilatus om Christum, doen hy aan den Kruyce hing:
    Raad  Ik ben seer klein, mijn magt is groot, Eerst ben ik ruig daar na word ik bloot, So lange als ik niet* besonders, Maar als ik dood ben, so baar ik wonders?
    Antw.  Een Schrijf-penne;
    Raad  Boven rond, onder plat, een voet in ’t gat, raad wat is dat?
    Antw.  Een Schoe daar een voet in steekt;
    Raad  Dobbel geknocht, twe-puntig ben ik in alle Mans huys, En als ik op ’t wijdste gaap ben ik een kruys?
    Antw.  Een kleer-makers Schaar.
    Raad  Ik steek so scherp als een doorn, en breng de kostlijkste waar voort die soet is, Ende ook een waar voort die niet goed is?
[p. 11]
    Antw.  Een Honing-bye:
Raad*
    Wie is gelukkigst op aarden vergaart, Nogtans de ongelukkigste ten besten vermaart, En geen Mensch ter wereld in boser daad vermaart;
    Antw.  Judas wandelde met Christus onverborgen, Nogtans so ging hy hem selven verworgen, Sulken verrader vind men by avond nog morgen:
Raad
    Wat heeft ter wereld beginsel en geen ende, Nogtans niet geboren en is door enig bekende, En niet gevoeld word dan in de meest ellende;
Antw.
    Die bitt’re dood is met Adam ter wereld gekomen, maar zijn Vader en Moeder word niet vernomen, Op dit eynde te denken, doed den Mensche schromen.
    Raad  Mijn Moeder is slap en ik ben stijf, als Christal is al mijn lijf, en als de [p. 12] tijd komt dat ik ga verloren, So word mijn Moeder uit mijn geboren;
    Antw.  Ys.
    Raad  Veel blanker ben ik dan Helena pleisant, Ik worde begeert van de Vryers in ’t Land, Wantse dikwijls om my gaan buyten de Poort, En als ik Maagt ben wierd ik van de Vrysters bemind, Maar als my de Boeren maken met Kind, So komt ’er Maria Suster van af voort;
    Antw.  Room.
Raad
    In my is geblasen eenen levendigen geest, Levendig ben ik nogtans niet geweest, Rond ben ik als een omgekeerde klok, Men siet deur en deur mijn klaren rok, ik ben aanvoerder en verdrijver van rouw, Meer word ik gesogt dan enig Vrouw.
    Antw.  Een drink-glas:
[p. 13]
Raad
    Hallif ben ik van enen morsig Verken genomen, d’Ander helft is uit het wilde gekomen, Met hete pek ben ik in ’t gat gesteken, Daar ik ben sal geen pluymstrijker gebreken, Die niet morsig en is houd my in de sak, Maar Pieter puntig draagt my in zijn dies-sak?
    Antw.  Een Kleer-beessem;
    Raad  Digt zijn mijn mueren, vol van gaten mijn dak, mijn hert is vuir, mijn mage niet drey, is in een Ovent gebakken van geknede kley, meest ben ik ondersaat van dat elk begeert, Daar het lustige Troyen om is gedistrueert;
    Antw.  Een Test in een Stoof;
Raad
    Met so veel letters als mijn naam kan bestaan, So veel voeten heb ik, ende en kan niet gaan, En mijnen naam en verscheelt niet van bot, Waar mijn eerste Letter een S so dogte ik niet een [p. 14] Kruys, want gy soud my allegaar aansien voor Sot?
    Antw.  Een Pot;
    Raad  Wat verbetert alle ding?
    Antw.  De Boter, maar in de Kramers mars niet;
    Raad  Mijn hert is heet, mijn vlees is ros, Caroliger is mijn vel dan de lippen van mijn lijf, En hy die my steelt is geen dief?
    Antw.  Een keersse;
    Raad  Mijn hooft is dikker als mijn lijf, Men heeft my lief als ik ben stijf, Mijn lijf is glad, mijn steert steekt door de kleren, Dies mogen my de Vrouwen qualijk ontberen;
    Antw.  Een Spelde;
   
Raad   By dag ben ik meest bol en sagt, de meeste verdrukking lijd ik by nagt, Twee gelieven ploegen op my een vrugt, S. Luyaarts geselschap houd my in groter waarden, mijn vel is van ’t [p. 15] meest lijdende gewas der aarden, Mijn Ingewand heeft vleesch gedragen by der lugt?
    Antw.  Een Bedde;
    Raad  Dik-lijvig, sonder hooft, onder scherp, Ik worde dagelijks gegeesselt met een zweep, Gelijk een Ezel in luyheyd verstijft, Ga ik niet voort*, ’t en zy dat men my voortdrijft?
    Antw.  Een Tol:
Raad
    Ik heb een kleyn hooft, dik lijf, ende een been, By den onnoselen ben ik veel gemeen, Ik legge altoos want ik kan niet gaan, Maar als men my weg werpt so ga ik staan?
    Antw.  Een werp-Tol, of batting*;
    Raad  Waar vergaderen haar de meelsakken?
    Antw.  By de banden;
    Raad  Welk zijn de schandelijkste in de Wereld?
[p. 16]
    Antw.  Een stout Bedelaar, een rijk Leugenaar, en een oud Hoere-jager;
    Raad  Welk is dat beste ende dat ergste dat men vind?
    Antw.  De tonge, want met de tonge mag een Mensche winnen Lof, Eere en vrindschap, ende overmits de tong mag ook een mensche komen in schand en schade, en verdriet ende quetsinge des lichaams en der zielen;
   
Raad  Welk is de kleynste dronk en de hoogste dank-segginge, ook de ziele profijtelijker dan den lighame, welk dagelijks doen Man en Wijf?
    Antw.  Soo wanneer men gegeten heeft, en gebeden, so drinkt men een weinig tot de Gratias, en is tot dank-segginge en lof Gods, aangesien dat ’t ter* eeren Gods geschied.

EYNDE .

Continue

Tekstkritiek:

p. 2: Hoort er staat: Hort
p. 5: verstand in de custode staat: verstant
p. 5: van er staat: an
p. 6: Sneeuw er staat: Sonne
p. 9: Druyve er staat: Duyve
p. 10: ontbreekt: leef ben ik
p. 11: Raad er staat: Antw.
p. 15: niet voort er staat: voort
p. 15: batting er staat: battig
p. 16: ’t ter er staat: ter ter