Begraaf-ceel en inventaris van den boedel van Steven van der Klok. ca. 1735.
Uitgegeven door Marti Roos
Red. dr. A.J.E. Harmsen, Universiteit Leiden.
Ursicula
In deze uitgave zijn evidente zetfouten gecorrigeerd en gemarkeerd met een asterisk. De omgekeerde inspringingen in de ceel op fol. 1v-3r hebben wij met een gewone inspringing weergegeven.
Continue
[
fol. π1r]

Wonderlijke en Aardige
BEGRAAF-CEEL,

Nevens de onkosten van de
BEGRAFFENIS:

Mitsgaders de
INVENTARIS van den BOEDEL,

Van den Overleedene en nooyt ge=
hoorde Takkebosse-maker


STEVEN van der KLOK.

[Vignet: acht portretten]

Gedrukt voor twee Gesellen, Piet Vroeg-
bedorven, en Philip met de Bellen.



[fol. π1v]

De Begraffenis Ceel van Steven
van der Klok.

DE Vrienden die de Wondere Steven,
Hoog beminnen in zyn leven,
Luystert met verdrag te zaam,
Naar het leezen van haar Naam,
Om het Lyk van zulk een braven;
Die men heden zal begraven,
Wel te volgen en daar na,
Helder eens in gloriâ,
Hem met Roemers te beluyen,
Vryft uw Oogen braaf met Uyen,
Nu wel aan dan al den bras.
Dat gaat heen of ’t niet en was.

ABraham Arendse Altevies, Aker-maaker in de Aap, in de Antony-straat; tot Aarnhem.
    Beelitje Boudewijnse Breedlip, Brouwster: in de Baviaan, over de Beurs; tot Bommel.
    Cornelis Coensz. Cromneus, Coorn mee-
[fol. π2r] ter: in ’t Compas, in de Coe-straat; toe Coeverden.
    Dirck Daniëlsz. Dommekragt, Doot-graver: in den Dom, in de Donker-straat; tot Doesburg.
    Eremijntje Everdse Een-oog, Eyer-kraamster: in de Eenhoorn, in de Elands-straat; tot Embden.
    Fransje Florisz. Froeg-bedurven, Foely-slager: in de Fret-gang; tot Franiker.
    Gerrit Goversz Graauwneus, Geel-gieter in de Goot, in de Gort-straat; tot Grol.
    Hendrik Hendriksz. Halfmal, Hoede-maker: in de Hant, in de Haut-straat; tot Haarlem.
    Jan Jochemsz. Jongbloet, Jakke-maaker: in ’t Jak, in de Jonker-straat; tot Jaars-velt.
    Klaas Klaasz. Kijkscheel: een Kleyn Karel; van Kul-staart.
    Leendert Louwrensz. Lampoot, Leer-
[fol. π2v] touwer: in de Laars, in de Lauwrier-straat; tot Loenen.
    Meyndert Meeuwisz. Malbek, Maakklaar: in de Moor, in de Moriaan-straat; tot Mastrigt.
    Neeltje Nolderse Naauw-naars, Naayster: in de Naalt, in de Netel-straat; tot Naaltwijk.
    Onne Olverse Onderdeur, Ouwel-maakster: in de Ojevaar; tot Oosterwijk.
    Pieter Paulusz. Platbek, Pompe-maaker: in de Pomp, in de Peper-straat; tot Purmerent.
    Quintje Quaarse Quakdoos, Quaste-maakster: in de Quast, in de Quink-straat; tot Quinksburg.
    Riempje Reynderse Rottekeutel, Rokke-maaksters: in de Ronde-maat; tot Rotterdam.
    Susje Symonse Soetemont, Smokkelaarster: in de Soeten-inval, tot Soeterwouw.

[fol. π3r]
    Teunis Teunisz. Tonteldoos, Tand-trekker, Touwerker en Tovenaar: in de Tang, in de Tak-steeg; tot Tongeren.
    Volkert Volkertsz. Vlasbaart, Vlak-bal-maaker: in de Valk, in de Vogel-straat; tot Voorschooten.
    Wijntje Wijbregtse Wijtbek, Wol-waster: in de Wan, in de Wije-steeg; tot Worcum.
    Xequijntje Xenekaase, Xercses-suster: Xiter-maakster; tot Xasterpoot.
    Ysbrant Ys, Yser-smit: in de Yser-straat; tot Ysselsteyn.
    Zalomon Zalomonsz. Zoetefrik, en Zaartje Zuykerbuyk; tot Zwartsel-burg.

    De verdere Vrienden en goede Bekenden gelieven maar uyt te treeden, en het Lijk in order te volgen.



[fol. π3v]

Hier nevens de Dootschulden van den
overleeden Steven van der Klok
BEtaalt aan den Secretaris van Boxdehoe, de zomme van drie Vetmannekens, voor den Impost op ’t begraven van den Overleedene, volgens Biljet en Quitantie.
    Vereert aan de Knegt van de Koster, de zomme van twee Mannetjes duyten, voor het brengen van de Roef.
    Betaalt aan een Gilde-broeder van St. Josephs Gilde tot Boxdehoe voorsz., de zomme van twee blanken, over leverantie van een Doot-kist met het bekleeden van dien, volgens een onsigtbaare Reekening en Quitantie.
    Betaalt aan de Heeren Doot-gravers, de zomme van drie Fransche stuyvers, om daar voor Brandewijn te drinken, ten tijde, wanneer het Graf zou geopent en klaar gemaakt werden.

[fol. π4r]
    Betaalt of wel Vereert aan de veertien Dragers, die het Lijk van den Overleedene ter Aarden hebben gebragt, yder een enkelde Stooter.
    Betaalt aan Giovanni Precatorie, Commissaris van de Aanspreekers der Dooden, alias, Bidders, de zomme van drie Vijf grooten, voor het Regt en Zalaris van de drie bidders, op de Begravenis gedient hebbende, &c. volgens een Rekening en Quitantie zonder letters.
    Vereert aan de voorsz. drie bidders tot een fooytje, yder een Friesch Oortje, voor haar extraordinaire dienst en oppassen, als mense niet van nooden had.
    Betaalt aan Donna Veuglia, de zomme van twee Spaanse Matten, voor huur van de Bef en Mantels, op de begravenis gebruykt zijnde: volgens een Rekening en Quitantie met Potloot geschreeven.
    Betaalt aan de Na-neef van Jan Pietersz. van Sneek, de zomme van veertien
[fol. π4v] stuyvers, over leverantie van Hantschoenen en Rouwbanden voor de Dragers, Bidders en Koetsiers: volgens een Rekening en Quitantie aan duysent stukken gescheurt.
    Betaalt aan Matteus Wagensis, Commissaris van de Huur-koetsen, de zomme van een Reaal, over huur van zes Rouw-koetsen en een Lijk-koets, op de begravenis gedient hebbende: Volgens een Rekening en Quitantie geschreven op een Swiep.
    Betaalt aan den Koster Flip Hangoor, de zomme van twee Patacons, voor de Kerke Geregtigheyt, ’t versetten der Stoelen en banken, ’t ligten der Zark, en zijn Zalaris (mede niet te vergeten) volgens Quitantie zonder Rekening.
    Betaalt aan Gio Klompio, de zomme van drie Duyten, over leverantie van een paar Haagsche Rouw-klompen voor de Dienstmaagt van den Overledene: volgens een Rekening en Quitantie geteykent op de Polvye van de regter Klomp.

[fol. π5r]
    Betaalt aan Georgius Rokkius, Mr. Kleermaker, de zomme van zeven Oortjes over leverantie van een Rouw-Zamaar en rok, mede voor de voorsz. dienstmaagt: volgens Quitantie op den El geteykent.
    Betaalt aan Lydia Kuyvius, de zomme van vijfthien stuyvers, Kleefs-gelt, over leverantie van een Rouw-muts en een Neerstik, mede voor de voorsz. Dienstmaagt: volgens Quitantie by deselve in de Vrong van de Muts genaayt.
    Betaalt aan Wijvetje Stops, de zomme van elf Duyten, over leverantie van een paar Rouw-koussen voor de voorsz. Dienstmaagt: volgens een Rekening en Quitantie geschreven in de holligheyt van de regter kous.
    Betaalt aan Jeroen Kraan, de zomme van elf stuyvers, brabants Permissie gelt over leverantie van 12 Stoop Wijn op het Doot-maal geconsumeert, op de gesontheyt van den Overleedene: volgens een
[fol. π5v] Rekening en Quitantie, zeer fraay op een Half-pints Romer gegraveert.
    Betaalt aan Ewout Buffels, Meester Been-hakker, de zomme van zeven stuyvers, over leverantie van een Koepoot, by de Vrienden op het Doot-maal geconsumeert: volgens een Quitantie geteekent op de onderste klauw.
    Betaalt aan Grietje Klaas, de zomme van drie Duyten, over huur van Tinne borden, Schotels, Kannen en Glasen, op het Doot-maal gebruykt: volgens een Rekening en Quitantie geschreeven op de bodem van een Stoops-kan.
    Betaalt aan Jaques bollanger, Meester Bakker, de zomme van zeven Grooten Hollants, over leverantie van broot, koekjes en krakelingen op het Doot-maal geconsumeert, volgens een Rekening en Quitantie zeer deftig met een stoute hant geschreeven op een duyts Timpje.
    Betaalt aan twee Pelgrims, yder een
[fol. π6r] halve stuyver, voor ’t afleggen van het Lijk van den Overleedene.
    Betaalt aan Joannes Ignotus Medicijne Doctoor de zomme van negen Duyten, over gedaane Visiten en leverantie van Medicamenten in de laatste ziekte van den Overleeden, volgens een Rekening en Quitantie die onlees-baar geschreven is.
    Betaalt aan Petrus Quid pro quo: Apothecaris, de zomme van dertien Duyten, voor het zetten van een doordringent klisteer aan den Overleedene: volgens een geele Quitantie vercierende het uytterste* Top-punt van de klisteer-spuyt.
    Betaalt aan Casparus Pantier de zomme van twee Groot min drie stuyvers, voor zijn oppassen en nagtbraken in de ziekte van den Overleedene: volgens een Quitantie, door den zelve al slapende op rijm in zijn Musiek-boek geschreeven.
    Betaalt aan Justus Insolator, Meester Bleeker, de zomme van een Quaartje,
[fol. π6v] voor het wassen en bleeken van het Doot-goet: volgens een Rekening en Quitantie, door den zelven zeer accuraat met een Gieter* vol Ink op een half-vel Papier geschreven.



INVENTARIS van den IMBOEL.
EEn curieuse Goude-ketting zonder schalmen en slot.
    Een dito Ring zonder beugel.
    Een dito Hayr-naalt aan twee zijden valsch.
    Een dito Pennikje, waar op zeer proper verbeelt staat de conjunctie van Mars en Venus.
    Een Zilver Schenk-bort zonder rant of bodem.
    Een dito Lampet-schotel zonder bodem.
    Zes dito Lepels zonder steelen.
    Drie dito zonder bladen.
    Twee dito zonder steelen of bladen.
    Een dito Snuyter zonder hantvat.
    Een dito Mostert-pot zonder bodem.
    Een dito Kandelaar zonder pijp.

[fol. π7r]
LINDEN.
    Zes paar Lakens tot een Ledikant van een El lang en drie vierde El breet.
    Drie paar Sloopen met gepikeerde gaatjes.
    Tien paar ongeweve Zervetten, zijnde het Lavendel-blommetje.
    Agt dito, zijnde het Amsterdamse Naay-kussentje.
    Vier dito, zijnde het Roosje.
    Twee Tafellakens vol motgaatjes.
    Drie Hantdoeken zonder vat ’er aan.
    Twee Kappen zonder Slippen.
    Vier Slippen zonder Kappen.
    Agt Trekmutsen zonder banden.
    Vier banden zonder Trekmutsen.
    Twee paar ongeplooyde Lubbens.
    Drie Mans Hembden zonder kragen.
    Drie Vrouwe dito zonder mouwen.
    Twaalf Neusdoeken van zes uyt een elle.
    De agterste Slip van het Bruyts-Hembt van des Overleedens Over-groot-moeder.

[fol. π7v]
    Agt Schorte-kleen zonder banden.
    Agt banden zonder Schorte kleen.
    Twee Neerstikken zonder gaten.
    Een Gat zonder Neerstik.

BEDDEGOED.
    Een curieus bed zonder Tijk en Veeren.
    Een dito Peuluw.
    Twee dito Hooft kussens.
    Een witte Deken zonder Wol.
    Twee groene dito.
    Een Chitse dito zonder bloemen.
    Een bed met Mosselschulpen gevult.
    Een dito Peuluw.
    Drie dito Hooft-kussens.
    Vier Dekens van koper draat geweven.

WOLLE EN ZYE.
    Een zwarte Rok, zoo goet als nieuw, uyt-gesondert dat het regter-pant vermist wort.
    Een zwarten broek zonder beenen.
    Anderhalve oude Onderbroek van groene baay.

[fol. π8r]
    Een paar curieuse versoolde Koussen.
    Een gecouleurde Rok zonder knoopen of knoop gaten, zeer weynig gedragen.
    Zes Trijpte kussens, zonder yets’er in.
    Een Roklijf zonder baleynen.
    Drie Vrouwe Zamaren zonder ployen.
    Drie roode Vrouwe Rokken zonder split-gaten.
    Twee Manteltjes zonder Mouwen.
    Drie Potdoekse borstrokken zonder rijg-veeters.
    Vier gare Zierpen zonder zye.
    Een fijne Castoor Hoet zonder rant.
    Een dito zonder bol.
    Een paar Spaans-leere Schoenen, zonder Polvyen.
    Een paar dito zonder zoolen.
    Een wolle Aperokje van den Overledene.
    Een Ledikants behangsel zonder Rabat en Gordijnen.
    Een curieuse Paruyk, driemaal vertrenst.
    Een out Greyne Manteltje van des Overleedens Over-groot-Vader.

[fol. π8v]
    Een kopere Gelt-kist wegende 3 pont, daar in, 3 Kopere Ducaten.
    Zes Vergulde Piauter Penningjes.
    Een Obligatie ten lasten van het Kakhuys, waar van de jaarlijkse Renten met een Purgatie moet werden betaalt.
    Een kopere blaker zonder Pijp.
    Een dito zonder hantvat.
    Een dito Koffy-kan zonder bodem.
    Twee dito Visch-keetels zonder randen.
    Drie dito Asch-keetels zonder hengsels.
    Vier dito Tangen zonder beenen.
    Een dito Tabaks-tesje zonder rant.
    Een dito Rasp zonder gaatjes.
    Een dito Lamp zonder pijp.
    Een dito kandelaar zonder gat ’er in.
    Een dito Snuyter zonder greep.
    Twee dito Thee-keetels, voor de rariteyt met eenige gaatjes versien.
    Twee dito Slot-strijk-ysers zonder deksels.
    En dito broederpan zonder bodem.
    Een dito Tafel-ring zonder rant.


EYNDE.

Continue

Tekstkritiek:

fol. π6r uytterste er staat: uytterstt
fol. π6v gieter er staat: gietier