ZO dra ik, ô Lezer, my in de Muzijk eenigsins begon te oeffenen, heb ik op die edle Kunst, eenige Aanmerkingen gemaakt, die eindelijk tot een Inleiding ter Zang- en Speelkunst konden dienen. De redeneeringen van voorname Meesters en Liefhebbers kunnen ons hierin groot licht geven, waarom ik getracht heb my daar van te bedienen, en heb my derhalven ook niet ontzien mijne vaarzen en gedachten aan het brein van de zulken te toetsen, op dat zy eens het licht mochten verdienen, alzo my verscheide van hen aangemoedigt hebben omze aldus gemeen te maken. Ik hebbe dan my zelve deze lessen eerst voorgeschreven, en deel die nu aan anderen meede. Mogelijk zullen eenige Zang- en Speelkundige daar noch wel iets in vinden, dat hen ten nutte zal kunnen dienen, en het zy dat gy ô Lezer een oeffenaar of [fol. *3v] beminnaar van t muzijk moogt zijn, t zal my vergenoegen zo gy er eenig oordeel of voordeel uit zult kunnen trekken. Neem het niet qualijk indien ik ergens te veel schijn te steeken, maar denk dat ik alleenlijk de ondeugden in t gemeen treffe, trekt ymand zich dat aan, het zy hem zelf te wyten, wijl mijn oogwit meer is geweest te stichten en te vermaken, dan te quetsen, schoon het my reeds gebeurt is dat een Groot Meester, of die t zich inbeeld te wezen, aldus tegens my, t zy uit ouden haat of wangunst te mywaarts, in een plaats daar veel liefhebbers by een vergadert waren, en dagelijks komen, uitborst, wanneer hem iemand uit het eerste blad, dat toen even gedrukt was, deze vaarzen te voren las:
De Meesters zullen meest het Nederduyts niet veel
Waardeeren, door onkunde, ô neen: het meestendeel,
Zijn Italjaanen, of een soort van kromme Waalen,
Spanjaarden, Engelschen, verslaaft aan vreemde taalen,
Waarom zy onse taal verachten, Engels, Fransch
[fol. *4r]
En Italjaans, na hun manier aan s hemels trans
Verheffen, en ik acht in hen dit weinig wonder,
Want veele vremden hen verplichten in t byzonder,
By hen is vrye slemp ten besten, en het rot
Der zaagers is daar op als razende verzot.
Hier hoorde men hem den Rijmer schelden, en aan anderen deze woorden toeduwen! Wat kennis heeft hy er van? daar hy al wat gelijk in had. Wat kan hy zingen? wat verstaat hy hem de Muzijk? t is een onverstandige en waanwijze: Doch dewijl ik weet dat er Vogels zyn die haar eigen naam uitschreeuwen, kreun ik my daar niet eens aan: maar dus volg ik Horatius: Ik slacht de slijpsteen die het yzer snee kan geven,
En zelver bot blijft, door mijn dicht, voorby te streeven.
Evenwel zal ik zulk eene tot zijn onderrechting en mijn verschooning dit noch met gerusten moede te gemoet voeren: De Meesters, die ik achte en eere, zullen hen dit niet aantrekken, zoze eenig verstant hebben, want het rot der zagers, daar t hier [fol. *4v] meest op aan komt, weet yder dat slechts eenige weynige zijn, die men voor het uitschot moet neemen, voor de slechtste soort, dat het woord zaagers genoeg te kennen geeft; doch wil hem ymant, die zich dit aantrekt, daar mede onder stellen, het sta hem vry, of anders mag hy zich daar mede troosten, datmen ook wel eenige onder de voorname meesters, die liefhebbers van de vrye slemp zijn, vind, en die
Gelijk het rot
Der zagers, daar op zijn als razende verzot.
t Muzijkstukje van Apollo en Dafne gaat hier nevens zonder muzijk, dewijl het voor den Lezer en niet voor den Zanger hier by gevoegt is, doch eenige zangen zijn daar uit op muzijk te vinden in een Boekje genaamt Nieuwe Zangen van Anders &c, van welke onkosten hen de liefhebbers, (zo die hun gelt daar aan komen te besteden), hoop ik minder beklagen zullen, dan dat ze in een Schouplaats hun tijd en geld vruchteloos aan een deel grollen en ontuchtigheden besteed hebbende, onvergenoegt naar huis toe moeten keeren. Vaart wel. |