SEdert eenige jaaren herwaert had Nederduitschlant het geluck dat vernuftige Schryvers en Letterkunstenaers loflyck hunnen yver besteedden in onze Spraeck te verrycken, te schuimen, te zuiveren, en te regelen, door schriften, of letterkunstigh onderwys; waerover wy tegenwoordigh niet voornemen ons inzicht, onder verbeteringe van letterwyzen, te melden, dan alleen wat de misspellinge belangt, in het verdubbelen der klinckletteren, by weinigen begonnen in te voeren: gelyck (om een voorbeeld te stellen) voor Vader, Vaader; voor vrede, vreede; voor Koning, Kooning, en diergelycke walgende verdubbelingen van klinckletteren meer; quansuis om de langkheit van den klanck der syllabe of lettergrepe uit te drucken, en niet te lezen Vadér, vredé, Koning: welcke verdubbelinge ick, gelyck oock eertyts van wylen den hooghgeleerden Heere Vossius zelf, oordeele een gansch ongerymde en overtollige misspellinge te wezen, tegens den voorgang van Hebreen, Griecken, Latynen, Italianen, Spanjaerden, Fran- [p. 79] schen, Hooghduitschen, en andere tongen: en schoon men dezen voet van verdubbelen al volghde, noch blyft evenwel de twyfelachtigheit der langkheit of kortheit des klancks der syllabe of lettergrepe, in een ongelyck grooter getal van andere woorden, daer de klanck lang valt, op deerste of tweede of derde lettergreep, gelyck by deze voorbeelden blyckt, namelyck op deerste, in áfgaen; op de tweede, in beerín; op de derde, in koopvaerdy: het welck ick noodigh vondt aen te wyzen, om den inbreuck van deze wilde woestheit te stuiten, de Nederlantsche pennen voor daenstootelycke klippe dezer misselycke misspellinge te waerschuwen, en zulck een inckvlack uit onze boecken te wisschen.
HORATIUS:
Leef lang: vaer wel. of slaet ghy beter gelt als dit,
Zoo deel het rustigh me: zoo niet, bestem myn wit.
|