Als Cyrus, Koning van Persen, met Weelimus sijn Edelman op een tijd ter Jacht was, vont hy Fleremont (die hy t Koninghrijck van Babel ontrooft had) met haer Soon Arbacis, hoedende de Schapen, bly-geestig sit te singen. Cyrus verwondert sijnde, over haer lichthertigheydt, wert met liefde tegens haer ontsteecken, terwijl zy weygert s Koninkx versoeck, komt Arbacis haer Soon, beweegt sijn Moeder, de gunst des Koninckx aen te nemen; Cyrus geefter sijn kostelicken Ringh. Chambysus s Koninkx Zoon dreygt hem selven te door-steeken, doch wert door Weelimus komst belet, die hy beweegt om Fleremont met haer Soom tot schande te helpen brengen. Cina des Koninckx Dochter, verlieft op Arbacis, biet hem haer trou met een gouwe Keeten, hy t eerst niet geloovende, dan neemt se eyndelick aen, geeft haer weer een Penninck, t welck Weelimus verspiet, bootschapt het Chambysus, besluyte Fleremont te beschuldigen, dat sy den Ringh by Weelimus heeft versoent, en Arbacis de Keeten by Dorida, die hy (onder schijn van vrientschap, en den dronck) uyt Arbacis sack gehaelt hadt. Chambysus versiert een droom om t herte sijn s Vaders op te hitze, laet sijn Vader wrecken door Gerion, en brengt het soo veer, dat Weelimus en Fleere- [p. 6] mont voor sijn Vader gevancklick gebragt werden, daer den Ring by Weelimus werd gevonden,*die bekentse (voor t by-slapen) van Fleremont genooten te hebben, van t selve met den Keeten aen Cina, die sulcx hoort en siet, valt in onmacht, totter selfs komende, gaet voor Arbacis gevanckenis, schelt hem uyt, dan verschoont sig selven. Cyrus doet de beschuldige voor hem komen; dewelcke stilswijgen en al t schelden verdragen, Chambysus sweert soo t niet waer is, in daerde te sincken, gelijck geschiet. Eyndelijck, nae dat Cyrus een groot misbaer om sijn Zoon gemaeckt heeft, bidt hy Fleremont om vergiffenis, trout haer tot sijn Vrouw, geeft Arbacis sijn Dochter, kroont hem tot Koningh. Arbacis vergeeft Weelimus en Dorida al t geen aen hem is gedaen. Fleremont en Arbacis droefheyt verandert in vreugde, besittende niet alleen t Koninghrijck van Babel (t geen hun eertijts was geschoncken, en af-genomen) maer de gansche Monarchi van Perssen. Weelimus en Dorida door-steeken haer selfs,*terwijl de Bruyloft in t Hof wert gehouwen. |