Steven Theunisz. van der Lust: Herstelde hongers-dwangh, of Haerlems langh en strenghe belegeringhe, ende overgaen der selver stadt, door het scherpe swaerdt der ellenden. Haarlem, 1660. Uitgegeven door drs. G.C. van Uitert. Red. dr. A.J.E. Harmsen, Universiteit Leiden. Ceneton05629 - Ursicula In deze uitgave zijn evidente zetfouten gecorrigeerd en gemarkeerd met een asterisk. De fractuurletter is in een aparte kleur weergegeven. 4°: A4, 2A-G8, H2; [68] p. Het eerste A-katern wordt hier genummerd met I-VIII, daarna 60 folia als A1r-H2v. |
Herstelde
[Vignet: Gravure] |
AEN DE |
DOOR dien dat men leest de grouwelijcke wreetheden, die de Spangiaerden hier in de Nederlanden, in onse Voor-ouders tijden, bedreven hebben, soodaenigh zijn, dat zy de selvige nimmermeer en behooren te vergeten, nochte uyt de Memorie gestelt te werden; nochtans siet ende bevindt men datter veele Menschen alle daghen meer en meer als in een diepen slaep der vergetenheydt en ongheloove zijn ghevallen, en derven segghen: Den Duyvel en is so swart niet als men hem schildert; den Spangiaert en is oock soo quaet niet als men van hem wel seght: de wreedtheden, ghewelt en [p. IV] moetwil, aen den Lijve ende Conscientie, die in de veertigh Troubel-Jaren, in onse Voor-Ouderen tijden geschiet zijn, en konnen zy qualijck ghelooven; en meenen dat de Vryheydt des Vaderlandts soo mackelijck verkreghen is ghelijck als het selve nu beseten wort; waer van de lofbare Historien anders getuygen, met veele vande Nederlandtsche Steden: Daerom dit vergeten Treur-Spel weder uyt zijn As voort komt, als een Jonghen Phenix, waer van U. Ed: Achtbaerheden een staeltjen Opgeoffert wort: Het Spaensche gewelt en ongenade, in dit Herstelde werck te zien is, welcke overlast, in dese strenghe ende harde Belegeringe onses Geboorte-Stadt Haerlem ghesmaeckt en gheproeft heeft, vol bedroefde Armoede, Gewelt, Verdriet, Hongers-noot en Sterft; maer door de dappere wederstant, en moedighe verduldigheydt, verdedinge en willighe Doodt onser Voor-Ouders, hebben zy haer ghemoedight ende ghetroost; Gelijck Cicero seght: Datter geen perijckel soo groot is dat men behoort te vreesen int verweeren zijns geboortelijcke Vaders-Stadt, want die int beschermen van de selve weygert te sterven, die sterft oock tsamen met de selve: Daerom seght hy vorder, Het is beter te sterven voor veele, dan met veele: Een zin Spreucke waerdigh gegriffijt te zijn in de herten van alle Stadtlievende kloeckmoedige Borgeren, die hier in zien konnen, wat haer Voor-Ouders voor dese Stadt en Vryheyt hebben uytgestaen, en opgeset Goedt en Bloedt. Doch soo langh moedighden haer de vroome Burghers, dat den Spangiaert sagh en zeyde, dat zy door Stormen, Mijnen, ofte ander ghewelt van Oorloge niet en konden gedwonghen worden; maer het Honger en Kommer-Swaerdt heeftse madt ghemaeckt, en saten sonder hoope van verlossinghe, en niet voor ooghen als dat zy den Moordadighen Vyandt moesten in de Handen vallen. En alsoo de Belegeringe van de Stadt Haerlem een vande aldergedenckwaerdighste is in t gantsch Nederlandt, soo is t hooghnoodigh dat deselve op een Toneel levendigh vertoont werde: want door dees strenge en harde langhduerighe Belegeringhe, is Haerlem in t gantsche Christenrijck berucht ende vermaert gheworden, door de Burgerlijcke moedigheydt: En weet dat het U. Ed: Achtbaerheden [p. V] eyghentlijcken toekomt van U. Ed: Ampts-halven, het Hooft deser Haerlemsche Borgerye, op te Offeren. Dus ick U. Ed: Achtbaerheden bidde dit Bedroefde werck in danck aen te willen nemen. U. Ed: Achtbare, wijse, voorsienge Heeren, den Godt des Vreedes gheve U. Ed: Achtbaerhedens vreedsame Regeeringe langh vreedsamelijck magh dueren: Den selven Vrede-Godt behoede U. Ed: Achtbaerhedens Vreede-Stadt voor soodanige schadelijcke droeffenis; ende gunne U. Ed: Achtbaerheden hier naer met den Grooten Al in het onsterffelijck Leven mocht Regeeren, t welcke van herten toewenscht |
SPEELENDE PERSONAGIEN. |
Claes vander Laen. Joncker Jan van Vliet. Gerrit Stuyvers. Pieter Kies. | } } | Borghermeesteren. |
Don Frederico, Soon van Ducq dAlba. Juliaen Romero. Mons Dragon. De Heer Noircarmes. | } } | Spaense Officieren. |
t Gerucht. { is | { | Goedt ende Quaet | } | gekleedt { | Droevigh ende Blijde. |
Voorspoet, Neering, Honger, Ongedult, Trouloosheyt, Bedrogh, Gheweldt, Wraeck, Bloetdorst, Staetsucht, | } | Stomme. |
DRIE |
IN dese eerste Spiegel Vertooningh, voort Spel, vertoont zich het Onthoofden van de Twee Kinderen van Batenburgh, Heer Gijsbert en Diderick, met de Graef van Egmondt en Hoorn, en meer Edelen des Lants: het Tyrranniseren der Mannen by de Beenen, en de Vrouwen by de Borsten. |
VERKLARINGH. |
TWEEDE. |
AChter dese Eerste Vertooningh vertoont zich de Moordt van Sutphen, Vrouw en Maeghden-schenden, vluchtende Naeckt uyt de Stadt, en op het Veldt Doodt vroosen, en veel in den Yssel verdroncken: En nae Roof, Moordt en Plonderingh, steecken zy de Stadt aen Acht-hoecken in den Brandt, den 23. November 1572. |
VERKLARINGE. |
DERDE. |
AChter dese Tweede Vertooningh vertoont zich de Moordt en t Verwoesten van Naerden, de Hooft-stadt van Gooy-Landt, het droeve Specktakel van de Organist, die het Hert uyt zijn Lijf ghescheurt werdt, en de vluchtende Kraem-Vrouw Grietje Claes, van een Dagh oudt inde Kraem, vluchtende Bloot-voets in Vorst door Sneeuw, met haar Jonghe Kindt inde Schoot, en een van anderhalf Jaer oudt aen de Handt, vlucht nae Huyssen, daer zy t ontquam. |
VERKLARINGH. |
EERSTE DEEL. |
Tweede Uytkomst. |
Derde Uytkomst. |
Vierde Uytkomst. |
Verklaringh. |
dHeer van Aldegonde, Claes Verlaen, Gerrit Stuyver, Pieter Kies, Joncker Jan van Vliet, en eerste Borger, tsamen uyt. |
Vyfde Uytkomst. |
Seste Uytkomst. |
Sevende Uytkomst. |
Achtste Uytkomst. |
Steenbach, en Bordet, tsamen uyt. |
Negende Uytkomst. |
Thiende Uytkomst. |
1. |
2. |
TWEEDE DEEL. |
Tweede Uytkomst. |
Derde Uytkomst. |
Vierde Uytkomst. |
Kennau Zijmons, al roepent uyt. |
Hier wort van buyten en binnen Gevochten, en den Spanjaert uyt sijn Schanssen gejaeght, met geraes van Schieten en Tromlen, Men blaest Wilhelmus van Nassouwen |
Vijfde Uytkomst. Het blijde Gerucht, uyt |
Seste Uytkomst. |
Sevende Uytkomst. |
binnen |
Achtste Uytkomst. |
REY. |
Negende Uytkomst. |
Thiende Uytkomst. |
Elffde Uytkomst. |
Dese Vertooningh ist betalen van den Thien- |
DERDE DEEL. |
Tweede Uytkomst. |
VERTOONING. |
Verklaringh. |
Dreygh-Vertooningh. |
Verklaringh. |
Derde Uytkomst. |
Vierde Uytkomst. |
De twee Burgers uyt, en voeghen haer mede aen de Clacht-Rey, met haer Vrouwen. |
(1320) OCh! rijck en wijsen Godt, Vol macht en Heerlijckheden, JEHOVA, Zebaoth, Verhoort ons Clacht-ghebeden. | |
De droefheyt heeft gheheel (1325) Ghestopt en toe-gheslooten, Hart, Borst en droeve Keel: De Troost is weghghestooten. | |
Wanneer? wanneer? wanneer? Wanneer sullen wy mooghen (1330) Sien onse Stadt? ô Heer! Met onbetraende ooghen. | |
Och! sal donnoselheydt Te zijn betalen schuldigh? t Geen voor ons is bereydt, (1335) En wort verwacht gheduldigh. | |
Wee u dan, lieve kint! Wee u mijn Suygelingen: Och! mocht de doodt gheswint, U stracks ter aerden bringhen. | |
(1340) Mijn uyt-verkooren goedt, Mijn hooghste welvaerts hoope, Och! mocht ick met mijn bloedt U ware vryheydt koopen. | |
Licht daer en sterft voorheen, (1345) Wy willen ons doodt strijden; Soud ich u laten? neen! De ziel en wilt niet lijden. | |
De waerheyt komt dalen uyt de Wolcken. | ô Mijn onnoosel Lam! Och! mocht ick u toch dragen, (1350) Daer ick, ghy aen de mam Wierden bey doodt gheslagen. |
Dan sou mijn oogen niet Sien onse dochters schenden: ô Heer! laet ons verdriet (1355) Tot Zaligheydt toch enden. |
Vijfde Uytkomst. |
Seste Uytkomst. |
binnen. |
Sevende Uytkomst. |
Dese Vertooningh is een Ghespreck tusschen beyden, |
Verklaringh. |
Achtste Uytkomst. |
Negende Uytkomst. |
Thiende Uytkomst. |
Elffde Uytkomst. |
Twaelfde Uytkomst. |
Derthiende Uytkomst. |
Veerthiende Uytkomst. |
Vijfthiende Uytkomst. |
De Schildtwacht singht, Toon: Poliphemus. |
VIERDE DEEL. |
Toon: Van t Schildertje. |
Verklaringh. |
Tweede Uytkomst. |
Derde Uytkomst. |
Vierde Uytkomst. |
Don Frederick Toledo, Soon van Ferdinandus, Alvares van Toledo, Hartogh van Alba, Maerschalck van Corja, Grave van Salvaterre, Ridder van t Gulden Vlies, Overste Generael van sijn Conincklijcke Majesteyts Veldt-Leeger in Nederlandt, laet een yder met Trommel-slagh weten: DAt alle de Borgers en Soldaten hun Gheweer op het Stadt-huys sullen brengen, ende dat de Borgers in het Zijl-Clooster sullen gaen sonder Gheweer, en de Vrouwen met de Kinderen in de Groote Kerck, de Duytsen en de Schotten op de Wal, tot dat de Spanjaerts in de Stadt komen, en dan sullen zy hun Gheweer oock op het Stadt-huys brenghen, ende sullen dan in t Clooster van St. Catrijn en St. Ursel, in verseeckeringe mede gaen. Oock alle die Uyt-landigh geweest zijn, sullen hun openbaren en tevoorschijn komen, op verbeurte van in haer eygen Deuren opgehangen te werden. Vorder dat een yegelijcken het Geldt t welck in de Belegheringh deser Stadt, geslaghen is ten huyse van Sybrandt van Bercken-Roode, brengen sal tot af kortinghe van t Rantsoen, alles op Lijff-straff. |
Tromslager binnen. |
Vijfde Uytkomst. |
Hier vertoont sich de Onthoofdingh van de Walsche Soldaten om dat zy Rooms-Catholus waren, zijnde een deel onthooft, anders souden zy gehangen hebben, noch een deel staende om onthooft te werden, alwaer een deel af geslagen Hoofden liggen, en de Lichamen daer rondom op de Marckt, de Paep daer by met het Cruyseficx in de handt. |
Verklaringh. |
Hier Verthoont sich het Tyrannische ombrenghen van de Oosterlingen ofte Hoogduytschen, welcke een deel gehangen zijn om datse niet Rooms en waren, en de rest staet oock ghereedt om mede op gehangen te werden, als slacht-schapen. |
Verklaringh. |
Hier Verthoont sich het Onthoofden van den kloecken heldt en Gouverneur Ioncker Wybald Ripparda, welck afgeslagen hooft den Beul verthoont aen Don Fredrick, en t Lijf sonder hooft daer by liggende, desgelijcks oock zijn Luytenant en Predikant van Steenbach, gehangen. |
Verklaringh. |
Hier Verthoont sich een grooten hoop Soldaten twee hondert seven-en-veertigh sterck, dees zijnde gevleugelt en arm aen arm gebonden, en soo nae de mondt van het Meer toe gheleyt, de bedroefde Vrouwen volghen achter aen; maer worden van de wreede Beuls met swaerden te rugh ghedreven. |
Verklaringh. |
Hier Verthoont sich het verdrincken van twee hondert en seven-en-veertigh Soldaten, (waer onder veel Borgers waren,) in de mondt van het Haerlemmer Meer, rugh aen rugh, en arm aen arm ghebonden. |
Verklaringh. |
Seste Uytkomst. |
Verklaringh. |
Sevende Uytkomst. |
Achtste Uytkomst. |
Negende Uytkomst. |
Tekstkritiek |