In den Naame &c. Compareerde voor my Marten Schraper, Notaris by den Hoove van Holland geadmiteert, tot Amsterdam resideerende: ende den Getuygen naar genoemt, den Eersamen Lubbert Hooghart, Jongman, siek te Bedt leggende, nochtans sijn sinne en memorie en uytspraak wel machtigh sijnde, ende volkomelijck ghebruykende als uytterlijk scheen en bleek, de welke overdenkende de swakheyt des menschen Levens, de sekerheyt des Doots ende onseeckerheyt van de uure der selve, so heeft hy Testateur van sijne tijdelijke Goederen hier ter Werelt voor kregen, ende metter Doot te ontruymen, ende naar te laten naa beveelinge van sijn Lighaem de Begraeffenisse in den schoot der Aarden, gelegateert gemaakt en gesprooken aen sijn Suster Geesken Hooghart de somme van Duysent Carolus Guldens, eens. Legateert vorders aan sijn Speciale en wel bekende Vrient Ian Smeervet (alias) Bolbackers-Jan, de somme van thien duysent Carolus guldens, den welken hy sal genieten uyt de ghereedsten Inboel, ofte Ghelden, als dan in den Boedel berustende, ende in sijn vordere goederen, so heeft hy Testateur tot sijn eenighste ende universele Erfgenaem geinstitueert, ende genomineert als hy Institueert ende Nomineert mits desen hem sijn eenigste Broeder Mr. Koert Hooghart, in alle sijne Goederen, roerende en onroerende, Actien, Crediten en Gerechtigheden, geen uytgesondert, in wat plaatse de selve soude mogen wesen: al het welke hy Testateur verklaert, en verklaerde te wesen sijn Testament, laeste en uytterste wille, begeerende dat het selve als Codicil gifte, onder den Levende, ofte uyt saake des Doodts plaets houden ende effect sorteeren sal, schoon genomen alle nodige en versochte solemniteyten van rechten hier inne niet en ware geobserveert: ook niet tegenstaende eenige Clausulen van rechten ter Contrarie mochten dicteren, die hy Testateur hier by wettelijck renuncieerde, mits desen versoekende aen mijn Notaris t selve ad Notam te nemen, ende hem daer van te leveren een of meer acte in behoorlijcke forme. Aldus gedaen binnen Amsterdam ter presentie van Pieter Pan, en Frans Kluys als ghetuygen, hier toe versocht en specialijck gebeden, den 3 November, 1659. |