VOORZIGTIGE[Vignet: Deen lacht en dander schreit.]tAMSTELDAM, |
Opdracht, |
NU ik u E. een toonneelspel derf toebrengen, is mijn hertelijkste wensch, dat uw edelmoedige gedagten zich niet inbeelden, dat ik dit tot eenige afdoening denk te doen gelden van zoo veel onverdiende weldaden, als my wel eer door zijn edelheit, mijn heer uw edts. gemaal beweezen zijn: want de letteren en t papier, (die ik Spanje in tijdt van vrede [fol. *2v] ontleende) tegens zulke gunsten op te weegen, waar een ongemeene ondankbaarheit: maar de naaste trap tot dankbaarheit, is weldaaden erkennen; daar mijn onvermoogentheit in plaats van erkennen, alleen bekent; hier waar ook mijn swijgen ondankbaarheidt geweest, en door het bekennen en spreeken schijn ik naar roem te staan: want het is my onmogelijk te bekennen, hoe seer ik van u Ets. gemaal begunstigt ben, of ik moet met eenen aan al de werelt verkondigen, dat zijn Edelheit my zijn gunsten waardig achte: maar het staat my beter vermetel; als ondankbaar te schijnen. Ik breng dan een dankbaaren koning (die op het Duitsch toonneel de weldaaden en plichten zijnes trousten onderzaats met gunsten en ampten betaalt zet) voor uw voeten, niet zo zeer om uw schrandre oogen te vermaaken, als om mijn eigen machteloosheit aan te wijzen, en deze dankbare regulen van Seneca te gemoet te voeren. Nimmermeer kan ik u voldanken, doch zal niet laten over al te belijden, dat my zulcx ondoenlijk is. Vergelding was ook t oogmerk der Burgermeesterlijke mildadigheit niet; want Dan is weldoen een deught, als het niet vergolden [fol. *3r] wort: wiens vrucht een dapper man in t geven al genooten heeft. Ik schrijf dan, om dit te betuigen onder dooghen des gemaals, deze erkentenis de gemalin toe; ik brengh ghedighten aan een vernuft, dat de dichtkonst zoo langh omhelsde; en nu noch niet haaten kan: Als uw verstandt van hemelsch man bedouwt Gaat weiden, als een pen gedoopt in t gouwt, Die trekkend haar geleert vernuft ontfout Op zuivre bladers. [naar Vondel] Vloeit ook van hier af het geluk des Burgermeesters niet? want de hoogheidt zijner Ampten, het koninglijk gezantschap, doorluchte burgermeesterschappen, gunst van volkren, stenden en staaten, vervullen zijn gelijkmoedige ziel met zo veel genoegen niet, als uw eenige liefde: Vitae vita amor est, nec perfectus nisi unus: Ook heeft de bron te veel volmaaktheit, om geen volmaaktheit voort te brengen. Qualem blanda Venus, daretque Iuno: Formâ, simplicitate, comitate, Censu, sanguine, gratiâ, decore. [fol. *3v] Ontfang dan in uw beleefde beschermingh mijn belaagde Koning, en oordeel waar hy wel of qualijk geveinst heeft; zijn vervolgde Lucinde lacht alreedts, om datze uit zo veel doorgeworstelde ellende in uw armen werdt opgenoomen: de staatzugtige Rosania bekent met Dinardo onder uw rechtvaardige oogen haar ongerechtigheit; Morosin zijn onbedachtzaamheit, en ik, dat ik in plaats van ouwde weldaden af te doen, my in nieuwe schulden steek door dese toeëigening, die ik verzoek ten goede genomen te werden, |
Aan den |
TErwijl* ik mijn gedaghten op het volg-geschil der dingen liet gaan, en met een aandagtig oogh van buitten het schoutoonneel des werelts, en in mijn leesvertrek van binnen de kleene toonneelen der ouwde en hedendaagsche geschiedenissen overzag, bevond ik, dat deze zijd aan zijd niet als rollen van gheveinstheidt speelden; en dat de verloopen tijden wel veranderden van aanzigt, maar niet van gebreken. Onze nabuurige Koningrijken zijn met te veel bloet bevlekt, om geen treurtoonneelen van geveinstheit af te beelden, en geveinst te wezen; terwijl ik met bedroefde oogen dongehoorden ondergang van Koningrijken en Koningen aanschouwde, viel my de gelukkige uitkomst van het deurgeworstelt gevaar eens uitheemschen Konings in handen, en mijn schrijflust vond gelegentheit, om Koningen aan te wijzen, dat zy geen quaatheit, als te veel goetheits hadden, en in daldergeveinste wereldt daldergeveinste vyanden niet ongeveinst behoorden tomhelzen. Terwijl dit huidendaags toonneel haar gordijnen open schoof, wiert mijn pen verwekt om het tegendeel van deze openhertige, doch ongelukkige oprechtigheidt mijn tijdt genooten ten toon te stellen, door een spaansche Dolheit, die haar poëet, en niet te onregt, de naam van Voorzigtigheit toepast; maar eer op ons toneel de rollen des voorzigtigen konings afliepen, had de gekroonde Lijdzaamheit voor haar erfpaleis; maar op een moordtoonneel haar rol volspeelt; evenwel heb ik, hoe wel te laat, noch willen voortgaan, om te betuigen, dat ik wenschte voorgespeelt te zien, t geen dit toonneelspel nagespeelt heeft. Mijn geest heeft het gelust zich hier in te oeffenen, en mijn gedachten schieppen vermaak uit treurstof; daar de Koningen ten koste van haar mogentheit, en dikwils van haar bloedt leeren veinzen, heb ik met meerder genoegen, en minder gevaar, deze konst onderzocht, en de wetenschap van mijn koning Antony nu wel, dan qualijk, en ten lesten geluk- [fol. *4v] kig zien uitvallen. Ik verhoope dat uw beleeftheit zo veel vermaak int lezen zal vinden, als ik int schrijven vont. Den naam van Hof-spel dacht my niet oneigentlijk voor dit werk te voegen; om dat het veinzen, daar dit spel van aan een hangt, het rechte spel der hoven, of hofspel is. Dit heb ik bescheide lezer gewilt, dat u niet onbewust zouw zijn; gebruik het dan tot uw voordeel; maar veins niet, ten zy het den vaderlande ten dienste, uw*vrunden te nut, en niemandt tot hinder kan strekken. Vaar wel. |
J. de Wijze. |
Inhout: |
TOen Phlips koning van Albanien en Epiro gestorven was, liet hy zijnen enigen zoon Anthony tot erfgenaam des rijks, en hem een stiefmoeder na, die (verlieft zijnde op den staatzuchtigen veldheer van zijn legers) bedekte lagen leit, om zich zelf in den troon van Anthony te draajen. I. De jonge koning int bloejenst van zijn jeugt, en overzulks minzuchtig, slaat* dit weinig acht; maar zijn zinnen op de schoone Gravin Lucinde, die zijn liefde erkent en met vrye toegang begunstigt, waar over de Koning zich in haar vertrek vindende, op een nacht van den Graaf Morosin haar broeder beloopen, en onbekent wechgeholpen wiert; de graaf hier door vol gramschap, beschuldigt zijn zuster met onkuisheit, en begeert, om zijn eer te voldoen, de man te weten, die hem ontkomen is: hier stijf op aanstaande vint hy zich belet voort te varen door het bevel des konings, die hem te hoof doet haalen, en veltheer maakt van het leger, dat op zijn vertrek stont, om Sfetisgrad (welke stadt van den Turk belegert was) tontzetten; hier door wert Morosin gedwongen metten dageraat te vertrekken, en zijn zuster ongequelt te laten. Het begeven van dit ampt verbaast den afgezette veltheer Dinardo, en de stiefmoeder Rosania, die beducht zijn dat de koning haar lagen gemerkt, en daarom Morosin veltheer gemaakt hadde; hier over gaan tusschen Rosania, Dinardo en haar vloekverwanten Tancredo en Domicio hette raatslagen om; men zoekt den jonge vorst naâ zijn staat: maar men derft, om de [fol. A1v] haat der gemeente niet op den hals te haalen, naar zijn leven niet staan: ten laasten besluitmen hem door vergift t verstant te bedwelmen, en onder schijn van een rechtvaardige tijtel zijn rijk (geduurende zijn onzinnigheit) te beheeren; hier over trachtmen den drankbereider Robbrecht om te koopen, die haar zijn hulp belooft. II. En echter den koning alles ontdekt. Anthony om al zijn vyanden tontdekken, te bedriegen en onder te brengen, beveelt zich de trouw van zijnen oprechten dienaar, en wil dat hy zich gelaat om hun te believen, drinkt zijn gewoone maagdrank, veinst zich in het byweezen van Rosania, den hartog Dinardo en t hofgezin vergeven en buiten zinnen te weezen. hier door wert hy gewaar wie met zijn vyanden aanspannen, en eindelijk door last des hartogs van zijne eige lijfwacht vast gestelt in verzekering geleit, en Lucinde door de haat van Rosania met dit verraat bericht, en ook gevangen. III. Dinardo waanende nu meester te zijn, laat door zijn medestanders Tancredo en Domicio de gemeente des konings razerny bekent maken; en beleit de zaaken door zijn list tot voordeel van Rosania, die door dadel en gemeente eenstemmiglijk tot Regente verkooren wert, om het rijk (geduurende haar zoons onzinnigheit) te regeeren. De nieuwe Regente besluit Lucinde by Anthony te laten brengen, te doen doorsteeken, en dan uit te laten stroojen, dat de koning in zijn razerny zijn handen aan haar geleit, en haar afgemaakt hadde; op dat haar broeder Morosin zich op Anthony werp, en zy door een tweede hand haar haat een slag zou voegen. Dit komt den veinsende vorst ter ooren, die zich verlegen vint, en te laat gewaar wert, dat hy door zijn veinzen de stiefmoeder gelegentheit gegeven heeft, om aan zijn kroon te komen: dat hy om zijn vyanden te leeren kennen, en zijn leven te verzekeren, zich zelf te diep in dit werk had ingewikkelt, en nu vergeefs naar zijn bedroge onderzaaten te rug, en Lucinde in gevaar zag; en hoorde dat Domicio zich aanboot om haar te vermoorden. maar wanneer nu Lucinde by den gevangen koning gebragt is, geeft hy zijn verstant en haar aanstaande doot te kennen: doch hy bedriegt en doorsteekt Domicio; wint hem in een laaken; betreurt en omhelst het lichaam in t bywezen van de lijfwagten (die op zijn geroep te laat toeschieten) gelijk of het Lucinde was: de bedro- [fol. A2r] ge lijfwacht ontweldigt hem het lijk van Domicio, t welk zy, door ordre van Domicio zelf, (terwijl zy meenden dat het Lucinde was) in een put werpen. De koning helpt Lucinde met zijn drankbereider (die door Dinardo ook vastgezet was) uit de gevankkenis, ondertusschen loopt het gerucht, dat Lucinde door den dollen koning vermoort is, waar op Rosania Tancredo afvaardigt om den veltheer Morosin zijn zusters doot bekent te maken en Anthony te beschuldigen. IV. Morosin vol haat en toorn maakt stilstant van wapenen met den Turk, en verbint zich met den Bassa Sinam, om gelijkerhant met beî de legers naar de hooftstadt Croye te trekken, Anthony over Lucindes moort te straffen, en het rijk te leen vanden grooten heer tont fangen. Lucinde verschuilt zich terwijl op t lant en doet Robbrecht naar den koning verneemen; dafgezonde Tancredo komt te rug Rosania aandienen, dat Morosin den koning Anthony in handen wil hebben; hier op wert Tancredo belast den gevangen vorst in een besloote koets na den graaf te voeren. Ondertusschen koomt Lucinde door hulp van Robbrecht vermomt by Anthony, wien zy een pook in een mande met fruit brengt, en de twee wachters helpt afmaken; doch op het punt van vluchten, wert Anthony van Tancredo, die opt slag komt, aangehouwden en op een koets geworpen, om naar den graaf te brengen. V. Hier op wert Rosania aangezeit dat Morosin met den Bassa voor de poorten zijn, en met een gedeelte des legers, tot hun verzeekering, intrekken; dit beweegt haar om Tancredo het overleveren van Anthony te verbieden tot nader last. Morosin komt op t hof en de Bassa maakt het lant chijnsbaar[???] onder zijn kaizer, en Rosania moet den gevangen koning afstaan, en last geven tot doverleveringe. eindelijk maken eenige soldaten, die de lantbestiering van Rosania wars waaren, een oploop, en rukken den koning uit de handen van Tancredo. De vorst toont zijn verstant en oordeel, verhaalt zijn stiefmoeders schelmery, en verzoekt haar gehoorzaamheit en hulp, trekt eindelijk naar het leger van den graaf, t welk hem toe, en den Turk op t lijf valt en ter stadt uit slaat. hier op trekt de verloste koning na zijn hof, daar Rosania, Dinardo en den Bassa zijn majesteit te voet vallen. Morosin zijn zusters leven, en eigen onbedachtheit, en eindelijk [fol. A2v] haar ongeluk hoort verhaalen, en haar gelukkig omhelst. Ten laasten neemt zijn majesteit Lucinde voor koningin en gemalin, en Robbrecht voor kamerling aan. Morosin wert in zijn veltheers ampt bevestigt, en des konings nicht ten huwlijk gegeven. Sinam ontslaagen en verzonden, en Rosania raakt met haaren hartog Dinardo in ballingschap, en ons toonneelspel ten einde. |
Het Tooneel is binnen, en een mijl twee of dry van Croye. |
PERSONAADIEN: |
Anthony, koning van Albanien. Morosin, een graaf, broeder van Lucinde. Lucinde, bemint van den koning. Rosania, stiefmoeder des konings. Dinardo, een hartog en veltheer.
Celio, kamerling.
Robbrecht, des konings drankbereider. |
Tirsus, harders jongen.
De gemeente der Allbanoiseren. Het leger der Albanoiseren. Het leger der Turken. |
Eerste bedrijf. |
Binnen. |
Rijntje, Floris, Morosin, Lucinde. |
Binnen. |
Dinardo, Rosania. |
De Koning, graaf Morosin, Rijntje en Floris. |
Binnen. |
Een meenigte Soldaten, Jongens en Wijven met pak en zak. |
Dinardo. |
Sargiant. |
Binnen. |
De Koning, Rosania. |
Dinardo. |
Binnen. |
Dinardo, Rosania. |
Dinardo, Rosania, Domicio, Tancredo. |
Twede Bedrijf. |
Tebandro. |
Tebandro, Robbrecht. |
Binnen. |
Lucinde, Tebandro. |
Rosania, Dinardo, Tancredo, Domicio. |
De Koning, Finardo, Cloro met een lampet met water, Tebandro met een handdoek. |
Daar wert gezongen en gespeelt, en onder- tusschen komt Celio de kamerling, met den uchtend-drank van den koning, uit. WYZE: Ie voudroi bien o Cloris, &c. |
WYZE: Non ha Sotto il Ciel. |
Rosania, Dinardo, Tancredo, Domicio, |
Derde Bedrijf. |
De Koning, Rijntje, en Floris. |
Opschrift: |
Aan den grooten koning schrijft Abel tegens Cain zijnen broeder met bloedt int zandt, waar langs dat snel de hemelsche Nectar vliedt. |
Briefs inhout: |
Binnen. |
Lucinde, de Koning, Rijntje, Floris. |
Domicio, Rijntje, Floris, Koning, Lucinde. |
Binnen. |
Koning, Reyntje, Floris. |
Rosania, Dinardo, Reijntje, Floris. |
Rosania, Dinardo, Tancredo. |
Binnen. |
De Koning, Tancredo. |
Koning, Tancredo, Rosania, Dinardo, Reyntje, Floris. |
Binnen. |
Reyntje schiet toe, doch krijgt van de Koning een klabax. |
Dinardo, Rosania. |
Vierde Bedrijf. |
Ergastus, Lucinde, en Robbrecht, in onbekent gewaat. |
Tirsus uit. |
Rosania, Dinardo, Tancredo. |
De Koning in de gevankkenis. |
Lucinde in herderinne gewaad met een mantje met Fruit, de Koning, Floris, en Rijntje |
Tancredo, met eenige Soldaten uit. |
Lucinde. |
Robbrecht, Lucinde. |
Vijfde Bedrijf. |
Tebandro uit. |
Zinam Bassa, Morosin, met gevolg van diennaars uit. |
Een menigte Soldaten. |
Tancredo. |
Koning geboeit uit. |
Lucinde, Robbrecht. |
Dinardo, Rosania, Zinam Bassa, Morosin, met gevolg van Hofjonkers, Dienaars en Trauwanten. |
Filippo uit. |
De Koning vermomt met eenige Soldaten die, na dat hun dans uit is, zich ontdekt en al t hofgesin met gelade pistoolen dreight te doorschieten, en ophouwt, tot dat zijn gantsche maght te voorschijn komt. |
Het leger uit. |
Robbrecht uit. |
Lucinde, Robbrecht. |
UIT. |
Tekstkritiek: |