[CH1619:011]
PSAL. 114
Doe Israël vry uyt Egypten trock,
De kinderen van Jacob t sware jock,
Des vreemden volckx verlieten.
Godt stelde sich in Juda prys en eer,
(5) Werd selver Vorst, werd selver Prins en Heer
Van syn Israëliten.
De Zee sagh t aen, en vlood van stonden aen
Te ruggewaert, de stroomende Jordaen
Werd ruggelingh gedreven:
(10) Daer werd gesien de Rotsteen springen op
Gelijck een ram, daer sagh men Bergh en top
Als lammeren staen beven.
Wat wasser, Zee, dat ghy van stonden aen
Te rugge vloodt, ghy stroomende Jordaen
(15) Werdt ruggelingh gedreven?
Wat sagh men u, Rotsteenen, springen op
Gelijck een ram, wat hadt ghy, Bergh en top,
Als lammeren te beven?
Voor t aengesicht des Heeren die daer leeft,
(20) Godt Israëls, die alles doet en geeft,
Moet heel de werelt schroomen,
Voor t aengesicht des wonderlicken Godts,
Die uyt een steen die uyt een drooghe rots
Rivieren dede stroomen.
[CH1619:017]
SCHRIFT-MATIGE
UYTBREIDING
Der
ARTYCKELEN ONSES GELOOFS.
I.
Ick geloove in Godt den Vader almachtich, schepper
des Hemels ende der Aerden.
ICk stelle myn Geloof in eenen God, almachtigh
Van altijd, voor altijd, alleen, in alles krachtigh;
Huygens - Korenbloemen
Voorkeurenpagina Opleiding Nederlands