(5)k Bid heyligh mijn versoeck al is ons breyn beneveld,
Omringelt soo het voeght met eene Man-kop Kroon,
Bestier mijn geest en pen, dat geen van beyde reveld;
Herstel de schorre Lier; nu voeghdme een hooger toon.
O Ridder! leen uw oor een weynigh aan ons neuren,
(10) Al is ons Vinger-tuck als uw niet afgericht:
En ons gedicht maar t swart in u volmaeckte kleuren,
Een nacht waar in uw Dicht gelijck een baacken licht.
Verwaardigh echter, dat ik magh u lof vertoonen,
Hooft-Dichter onser eeuw, ô Hof-Zwaan van ons Hof!
(15) En uw volmaackt gedicht met Heylge Lauren kroonen,
Uw wel-beploeght verstant geeft ons tot sullicx stof.
Op aard en souwer gene de lauwer beter passen
Als uw, ô Fenix! neem in danck mijn maaghde-krans.
Ter eer van t Vaderlandt soo zijt ghy opgewassen,
(20) Uw kennis die blinckt uyt gelijck de Sonne-glans.
CATHARINA QUESTIERS.
___________________________________________________
Op de Koren-bloemen van mijn Heer,
Mijn HEER van ZUYLICHEM, &c.
Aen den Leser.
KOren, uytverkooren Bloemen,
Boven alle Bloem te roemen,
Boven t blanck, en het gebloos
Van de Lely, van de Roos,
(5) Boven al dAngieren geuren,
Boven alle Tulps coleuren,
Daermen wel veel altemen
Kap en Keuvel heeft verset:
Bloemen die Apolloos Hoven,
(10) k Laat staen Floraes hof verdooven:
Bloemen van den Hof-wijcks Heer
Daer Proserpina veel meer
Huygens - Korenbloemen
Voorkeurenpagina Opleiding Nederlands