Op verslingert soude wesen,
Dan op Ennaes bloemen lesen:
(15) Bloemen daer om Proserpijn
Geern noch eens ontschaeckt souw zijn,
Soo men haer in t ander leven
Daer de schoot vol van quam geven:
Bloemen van soo schoon gelaet.
(20) Als den heldren dageraet,
Daer by dEliseesche velden-
Vruchten niet en zijn te melden:
Bloemen die geen aerden-schoot
Maer des Ridders hooft ons boodt;
(25) t Ridders hooft groen van Laurieren,
Die sijn grijse hooft vercieren:
Bloemen die Laurieren-krans
Nu verduystren door haer glans:
Bloemen van Tijdts-snipper uuren,
(30) Die veel langer sullen duuren,
Dan des Hof-wijcks Heeren-Hof;
Noch vervallen in het stof,
Noch verwelcken door het handlen,
Sullende t heel al door wandlen,
(35) Sullend Sonne-bloemen zijn,
En sich met sijn Koets en schijn,
Wenden Oost en West-waert heenen,
Loopende met letter-beenen:
Bloemen van geleert papier,
(40) Onder maet-zangh van de Lier,
De ver-Gode Lier gebooren:
Bloemen klinckend in die ooren,
Die om haer wel te verstaen,
Aen geen plompaerts hooft en staen,
(45) Die men moet, als Midas, groeten,
En als Esels met twee voeten:
Bloemen daer door Ceres toogh,
t Hert van Pluto licht bewoogh,
Om haer dochter niet tontschaecken
(50) Soos een ruyckertje gingh maecken
Huygens - Korenbloemen
Voorkeurenpagina Opleiding Nederlands