Variatie op Horatius derde Epode door Willem Bilderdijk.
In: Schemerschijn. Gent, A.B. Stéven, 1829, p. 97-98.
Quid hoc veneni saevit in praecordiis!
Die heb met Godvergeten hand
Zijns grijzen vaders nek gebroken,
Die t eerst dat heilloos stinkend rooken
Heeft ingevoerd in t Vaderland.
(5) Hy gaf t verachtlijk wormgebroedsel
Der laffe en vuile luiheid, voedsel
In breinbedwelmings tooverrust:
Hy was t die vlijt en spierkracht doofde,
En t menschdom s levens waarde roofde
(10) Voor dronkenschap der zwijmellust.
Waar ben ik? in wat Hel van rampen?
Op ieder voetstap waar ik treê,
Omwalmt my t walglijk onkruiddampen,
En doet my borst en longen wee.
(15) Hoe keert my t hart en de ingewanden,
Wanneer dit stinkende oliebranden
[p. 98]
Zijn gif door heel de lucht verspreidt,
In t lichaam om met pijnlijk wringen!
En geldt dit voor versnaperingen,
(20) Voor feestonthaal en lieflijkheid?
ô Gouden tijd van onze Vaderen,
Toen de ouderwetsche goede cier
Vernieuwde krachten stortte in de aderen
In t smaaklijk voedzaam garstenbier!
(25) Doch, Frankrijk, ja by uw venijnen
Van aangezette valsche wijnen
Heeft ook dit gif zijn rechte plaats.
Welaan, het moog wien t lust vermaken;
Voor my zal nooit die wierook blaken;
(30) Voor my geen stinkend dampgeblaas!
1828.