Thans is de langduurige vacantie geëindigd, thans hebben onze losse vermaaken en verkwikkende uitspanningen een einde, die de harssenbreekende letteroefeningen moeten volgen, gelijk de nuttige braaktijd de voorspoedvolle bouwjaaren opvolgt; het warme jaarsaisoen was geduurende eenigen tijd den letterbeminnaaren ongunstig, en toonde ons zonneklaar, dat de Wijsheidkweekende Godin Minerva meer gemeenschap heeft met den bij nacht vliegenden uil, dan met den heetkoesterenden Hemelhond, ja, dat het voor den wijsbegeerigen rusttijd is, wanneer de blaakende Zomerzon onze Carmozijne vochten met geweld uitzet, die dus te weinig verstandwekkende leevensgeesten kunnen opleeveren, al- [p. 101] lervlugste leevensgeesten door het kunstig, alles overtreffend harssengestel met oneindig kleine vaatjes vervaardigd, die wij tot het beöefenen onzer werkzaame zielvermoogens allernoodigst hebben.
Thans jaagt de druifrijke herfst den min of meer letteroefeningkrenkenden Zomer van s waerelds veranderlijk schouwtooneel. thans blaast de vaale avond al vroeger de schitterende en allesvervrolijkende dagtoorts uit. welhaast zal de aangenaame warmte voor kille koude moeten vluchten; welhaast zullen de ruime vlakten des velds, welhaast zal het lommerrijk geboomte, in plaats van met glansrijke bloemen, die den veelkleurigen hemelboog in schoonheid van verwen tarten, in plaats van met lagchend en bekoorlijk groen, met hagelwitte luchtdons prijken. welhaast zal het vloeiend en vochtrijk element tot glad en glinstrend spiegelglas stollen, dat den met ijzergevleugelden schaatsrijder zal torsschen, gelijk de harde wandelweg des zomers den wandelaar draagt.
Ja, eerlang zullen guure buien ons uit het behaaglijk veld naer de muffe stad jaagen, en aan den heeten winterhaard boeien..... en geschiedt dit alles te vergeefs, zonder gewigtig oogmerk?.... ô neen! Dit leert ons onze verpligting; dit roept als uit éénen mond den wijsheidminnaaren toe: nu, nu de nijvre landman, die nuttige, schoon door sommigen steeds verachte landman zijn goudgeel graan heeft ingezaameld, en, na het welzijn der menschelijke maatschappij op t sterkst betracht te hebben, van al zijn zweetend zomer-zwoegen rust, eindigen ô Kennis- [p. 102] minnaars! uwe Uitspanningen, en komt uw tijd om eenen rijken oogst van letterschatten op te gaêren, en schier bij nacht en dag een reeks van nuttige of zachtvermaakende weetenschappen te doorzoeken. Dan zult gij uwen waaren pligt betrachten, die volstrekt niet kan missen u een aangenaam zielgenoegen te geeven. een aangenaam zielgenoegen! waar voor het dartel en wulpsch vermaak van den kostelijken tijd verspillenden losbol verre moet wijken; een aangenaam zielgenoegen, dat den gelukstaat van uwen verderen leevenstijd oneindig zal vergrooten; een aangenaam zielgenoegen, t geen de verkwistende lichtmis honderdwerf tot zijne verregaande schade en schande vuuriglijk zal wenschen met u in rust gesmaakt te hebben..... Welaan dan gy, die tot diepdenkende Wijsgeerte geschikt zijt! die vermaak schept, om de uitwerkselen der natuurlijke en door eene alles vermoogende hand geschaapene dingen, met aandacht te beschouwen, en met uw welgevormde en somtyds fijn gewapende zintuigen, na te speuren. niet om uw zinnelijk vermaak alleen daar in te vinden, maar ook om er, zoo verre de menschelijke bepaalde denkingskracht toelaat, de verborgene oorzaaken van te ontdekken, ja vooral, om er de kunstig werkende hand uwes geduchten Scheppers in te beschouwen. Welaan dan, tracht u, terwijl gij God ter eere en uwen evenmensch ten nutte bezig zijt, van de menigvuldige menschelijke vooroordeelen te ontdoen, vooroordeelen, die zelfs nog, in zulk eene sterke maate, in deeze hoogverlichte eeuw merkelijk de overhand heb- [p. 103] ben; welaan, tracht de verscheiden oorzaaken der bezielde en onbezielde zaaken opmerkzaam na te gaan en aandachtig op te speuren, om er uwe zielvermoogens door uit te breiden, om er uwen evennaasten alzins door nuttig te zijn, ja, vooral om er de goddelijke nooit genoeg geroemde Majesteit door te verheerlijken.
Gij deugdzaam Godgeleerde! die reeds de leerzaame schoolen der nuttige Wijsgeerte met werkzaamen ijver hebt doorgewandeld, die in uwe eerste studiejaaren ook de taalen der ouden, doch niet enkel taalen, geleerd hebt; die thans der ongelijklottige stervelingen geschiedenissen grondig kent, die zeker weet, wat onderscheiden tooneelen, zoo gewijde als ongewijde, zoo treurige als aangenaame, er op deezen bewoonden aardkloot gezien zijn, van zijn geboorte af aan tot zijnen tegenwoordigen leevensdag toe. ja, die de wijduitgestrektheid zoo wel als engbeperkte grenspaalen der menschelijke kundigheden kent, begeef, ei! begeef u thans met lust aan uwe letteroefeningen, gij weet, der menschen zinnelijke vermaaken kunnen zonder lastige tijdverveeling niet altijd voordduuren, beschouw wat de eenvoudige natuur, beschouw wat de Heilige schrift ons van s waerelds grootmagtigen Opperheer overtuigend leert; zie of uw wel redeneerend hart alle de grondbeginselen van uwe door geboorte, of anderzins aangenoomen, en door u grondig bedachte Kerkgevoelens volmondig toestemt: zoo ja, leg er met vollen ernst op toe, dezelve grondig aan te leeren, om ze naderhand op eene geschikte wijze, en met eenen verstandigen roem, uwen [p. 104] evenmensch te kunnen voordraagen.... Ja, zegt gij, met de prijsselijke uitoefening van mijnen pligt, betracht ik mijn geluk: en legt u met vlijt ter grondige kennisse toe. doch wankelt uw geloof omtrent eene zaak van t uiterste gewigt, keer, keer in tijds te rugge, opdat gij geen gruwelijke schandvlek der dan gehoonde menschlijkheid wordt; een ander godsdienstige gevoelens met nadruk in te boezemen, waar aan men zelf twijfelt, of welke men zelf niet voor waar erkent, welke eene hemeltergende misdaad!
Gij waardig jongeling! die u der nuttige Rechtsgeleerdheid, die geen minder vaardig denkvermoogen vergt, toewijdt, na meede reeds uwe eerste studiejaaren aan de taalen, gebruiken en geschiedenissen der ouden, als meede aan de wijsgeerte, die ook uwe studie zulk eenen luister bijzet, opgeofferd te hebben; want zonder die, ik spreeke vrijmoedig, zonder die kunt gij wel eene groote, eene uitgebreide, doch nooit eene grondige welberedeneerde kennis uwer te verkrijgene kundigheden magtig worden. gij kunt in t vervolg, in den sterksten zin, meede uwen ongelukkigen en deugdlievenden evenmensch voordeelig ja zelf onontbeerelijk zijn, en der gansche wijduitgestrekte menschelijke maatschappij dienstig weezen. Welaan, onderzoek dan met gescherpt oordeel de nuttige wetten der eenvoudige, doch zeker werkende natuur, onderzoek, wat zij al of niet tot eene geruste en gelukvolle genieting der menschelijke omstandigheden gebiedt, zie wat zij met het zelve gewigtig oogmerk verbiedt Ja, daar wij thans in de beschaafde wae- [p. 105] reld in eene maatschappij leeven, speur tevens vlijtig na, wat u het meestentijds wel gegrond Burgerenrecht door de schranderheid der Romeinsche Rechtsgeleerden gevestigd, door andere verheeven verstanden uitgelegd, leere, ja betracht zulks ijvrig, dan kunt, dan zult gij de zilte traanen eener bedrukte, eener verongelijkte weeze, eener bedroefde en van veelen verlaatene weduwe, met uwe wijduitgestrekte kennis, en met uw deugdzaam vreede- en menschenlievend hart, afdroogen, dan zult gij met eene treffende mannentaal de vertrapte onschuld verdeedigen, en de godonteerende en deugden smaadende ondaaden gerechten loon verschaffen, dan zult gij de staatige Stadsregeering, of het glorierijk Staatsbewind, met grootschen roem en zielbekoorlijk genoegen bekleeden, ja dan zult gij uw Stad, uw Vaderland, en de gansche waereld van nut kunnen zijn.
Gij eindlijk, minnaar en hoogschatter der pijn- en smartverzachtende Geneeskunde! die ook zonder waare wijsgeerte, vooral die der natuur, geen treflijk Arts kunt zijn. U nodigt wederom de kundigheidlievende tijd des tegenwoordigen jaarsaizoens, om den voor een geruimen tijd weggelegden draad uwer letteroefeningen op te vatten, om naderhand den met ziekten bezochten sterveling tot nut te verstrekken. — Leer, leer met aandachtige zielbeschouwing, hoe het allerkunstigst gevormd lighaam wonderbaarlijk gemaakt zij, leer uit wat onderscheiden nuttigheid aanbrengende, wonderlijk zaamenwerkende deelen, de te recht genoemde kleine waereld bestaa, en wat on- [p. 106] derlinge gemeenschap zij met elkanderen hebben, dit kan niet nalaaten u hooge gevoelens van eenen onbegrijplijk allesovertreffend wijzen Maaker, die zoo hier als in het gansche geschaapendom allerverheevenst werkt, in te boezemen; gevoelens die u wijzer, en wat meer is, deugdzaamer maaken zullen. Doch leer boven al de bewonderingswaardige werking dier kunstrijk gevormde deelen en zintuigen kennen; zoo zal uw diepdenkende aandacht nog meer verwonderd staan; ja, wonderen ontdekken, wier nuttige overeenstemming en dierlijke zaamenwerking u al leerende op het sterkst zal verrukken.
Zie te gelijk, behalven dle lagchende kruid- en schatrijke mineraalkunde, de verdere dierlijke waereld der zoogenaamde onredelijke weezens in, en vergelijk dezelve aandachtig met alles, wat gij in het vlijtig onderzoeken van den mensch geleerd hebt. dit is ten allen tijde nuttig geweest en kan uwe schoone kunst al meer en meer vergrooten en volmaaken.
Tracht de kunstige hulpmiddelen, die u de rookende scheikunde aan de hand geeft, in eene groote maate magtig te worden, zoo kunt gij alle de oneindige voordbrengselen der drie wijduitgestrekte natuurrijken tot de hoofdbeginselen, waar uit de geschikte orde der zorgvuldige natuur dezelve zo kunstig als wonderlijk zaamenstelde, brengen, om de zekere kragt der artsenijmiddelen, zoo verre mooglijk is, beslissend te bepaalen, en onbekenden tot weezenlijk nut des menschdoms te ontdekken.
Tot nog toe beschouwdet gij, t geen veelal betrek- [p. 107] king heeft tot den gezonden en van God met welzijn gezegenden sterveling; doch gelijk de alkoesterende zon niet altijd het aardrijk met heure luisterrijke straalen verguldt, gelijk het wenschelijk geluk den sterffelijken mensch niet altijd streelt, zoo wordt de lieffelijke gezondheid ook wel met smartelijke ziekten en knaagende pijnen verwisseld een voorbeeld van het moeielijk en misschien nimmer recht te begrijpen natuurlijk kwaad.
Wissel dus de doodsche ontleedzaal voor die plaats, waar de opmerkzaame, de voorzichtige ondervinding, gepaard met bespiegelend kunstbeleid, der menschen veelvuldige ziekten behandelt, zie wat de pijnelijke zieke kan ondervinden, zie wat hij daadlijk in zijn smartelijk gestel ondervindt; merk ordenlijk op, welke oorzaaken bepaalde ziekten voortbrengen. Zie wat voor heilzaame hulpmiddelen de kunst, van den griekschen Hippocrates af tot nu toe, ter wenschelijke herstelling aan de hand geeve, en betracht al verder uwen nuttigheidschenkenden pligt, die ook zijne hoog te schattene weervergelding met zich voert; want behalven de goudrijke winst, die u eene kundige vermaarde oefening aanbrengt, hebt gij niet zelden het zielstreelend genoegen van eenen waarden vader eenes talrijken huisgezins aan zijne braave gemaalinne en tederminnende kinderen weder te geeven, het troosteloos verlangen van kinderlievende ouderen te vervullen, in het ontrukken van eenen kostelijken liefdeschat uit de strenge klaauwen des bleeken doods; ja menig sterveling van onderscheiden aart, kunne, staat [p. 108] en leeftijd van den rand des aakeligen grafs te trekken, en der Maatschapije weder te geeven. Dit moet de anders onaangenaame moeilijkheden van een waardig geneesheer, dit kan dezelve, verzoeten. Doch wee u! die slegts deeze goddelijke kunst om de winst, om de al te geringe winst die dezelve met zich brengt, aanleert; die, zoo ras gij den zieken ziet, zonder een naarstig onderzoek der smartteelende oorzaaken, de ziekte te roekeloos een naam geeft, en die alle krankheden van den zelfden naam met dezelfde hulpmiddelen tragt te herstellen, waaromtrent naauwkeurige Artsen zoo omzichtig te werk gaan, met recht zijt gij te vergelijken bij eenen onvoorzichtigen kledermaker, die eens een kleed gemaakt hebbende, dat wel paste, alle zijne kleederen naer die zelfde maat wilde vervaardigen, en ze allerhande lieden doen draagen. Gij zijt het licht der zonne, gij zijt mijne penne geheel onwaardig.
Ja, dunkt mij, hoore ik de waare Zoonen der Wijsheid zeggen, ja trits van hartstreelende aanprikkelingen, thans hoor ik uwe luide stem, en wensch met al mijn hart, bij het geleide van hoogverlichte en de gansche waereld door beroemde mannen, aan die ernstige vermaaningen te voldoen, en mij met Pallas/ lievelingen geheel en al aan de nuttige en aangenaame letteroefeningen toe te wijden. Hoe zielverrukkend, hoe voordeelig zoude ik dan mijnen duur te schatten tijd in mijne boekcel doorbrengen, eenen kostelijken schat van Kundigheden opgaêren, en dus, tot wenschelijk heil van onzen nooit genoeg te achten medemensch, aan mijn verpligting en genoegen, ô aangenaame verëeniging! voldoen. |