Handschriftelijke bijlage bij het Groot lied-boeck van Bredero
Fondation Custodia, Collection Frits Lugt, Parijs, OBL-261
Uitgegeven door drs. P. Koning
Red. dr. A.J.E. Harmsen, Universiteit Leiden.
Ursicula
Op fol. A1v-F2v opdracht en achttien gedichten in zeventiende-eeuwse hand; op fol. F3r-F4r is in de achttiende eeuw een gedicht toegevoegd.
- fol. A2r: O cierlijck cieraedt [Starter: Friesche lusthof 4/1627 p. 16]
- fol. A3v: Mijn Coninginne
- fol. B1r: Doen ick was int klimmen van mijn tijdt [Starter: Friesche lusthof 4/1627 p. 173]
- fol. B2v: Ghegroet moet Phillis wesen
- fol. B3v: Schoonste nimphien dat hier beneen [Der minnaers harten jacht (1627), p. 11]
- fol. B4r: Men siet wel dat Godt sijn besluijt
- fol. C1r: Ghelijck een schipper wanneer hij vaert in zee
- fol. C3r: Amaril die door u soet ghelaet [Starter: Friesche lusthof 4/1627 p. 168]
- fol. C4v: Ha wispeltuijr geluck
- fol. D1r: Den hemel wil ghetuijghen [Apollo (1615) p. 41]
- fol. D2r: Nu schaepkens wilt u spoeijen
- fol. D2v: Als men te recht, de werelt wel door siet
- fol. D3v: Wt baldert woeste windt [Krul (1628) Vermakelijcke uyren, III p. 95]
- fol. E1r: Tijter ginck onlangs vermeijde [Krul (1628) Vermakelijcke uyren, III p. 100]
- fol. E2v: Rijst wt den slaep, rijst op Aurora soet [Krul (1627) Amstelsche Linde p. 259]
- fol. E3v: Laura droevich velt Goddinne
- fol. F1r: Claere Son, u gulde straelen
- fol. F2r: Ick kniel joffrou, in uwe dove stoep [Apollo (1615) p. 61]
- fol. F3r, andere hand (1731): Wel te doen en vrolijk weezen
|