Joost van den Vondel: Op het overlyden van Isabella Klara Eugenia. 1633.
Oudst bekende publicatie: Vondels Verscheide Gedichten. Amsterdam, 1644, p. 298.
[p. 298]
OP HET OVERLYDEN
van
ISABELLA KLARA EUGENIA.
Aan haar zelf.
GOdtvruchtige Isabel,
Hoe pijnighde u dees Hel
Des oorlooghs, toen ghy socht
Het geen, uw leven lang, u noit gebeuren moght,
(5) Door dyverighste beê:
Ghy socht de heilge Vreê,
En vont haar al verblijt,
En greeptse, maar helaas! voor eenen kleinen tijt.
Sontglipte u wederom,
(10) En dongeruste trom
En dolle moordtrompet
Versteurde u, daar ghy laaght in t vierigh vregebedt.
Het schrickelijck geluidt
Van t heiloos donderkruidt
[p. 299]
(15) Verdoofde uw stem, en joegh
Alsins door Kristenrijck den landtman van den ploegh,
Den burger uit de stadt.
De dorpen leggen plat:
De sloten staan in brandt,
(20) En t wreede krijgsgedrogt dat weet van boey noch bant.
Toen kreeght ghy een verdriet
In t leven, en verliet
De weerelt, om den Pais
Te soecken boven daarde, in t Goddelijck pallais.
(25) De Pais had van om hoogh
U, toen ghy quaamt, in t oogh,
En vloogh u te gemoet,
Ontrent den manekloot, met eenen heuschen groet,
En groenen vredetack,
(30) En kuste uw mondt, en sprack:
O Klare, mijne vreughdt,
Die heerlijk blinkt door t gout en purper van de deugt;
Weest welkom, mijn bemindt
En vreedsaam voesterkindt.
(35) Wat sochtmen my om laagh,
Daar ik niet duuren kan, als voor een korte vlaagh?
Hier is mijn wisse wijck,
In t eeuwigh vrederijck.
Soo sprackse, en voerde Eugeen
(40) In t saligh rijck des vreeds, waarom sy had gestreên:
Daar wordtse niet gestoort
Door landgeschrey, of moordt:
Daar blincktse nu vernoeght,
Gelijck een nieuw gestarnt, den hemel toegevoeght.
(45) O Kristelijcke lamp!
Sie neêr in onzen damp:
Versacht uw Neerlants wee,
En steeck, is t mooglick, eens het bloedig swaart in schee:
Op dat men hier beneên
(50) Van witten marmersteen
U wye een vredealtaar,
Waar voor men, u ten roem, magh singen, jaar op jaar:
[p. 300]
O Vredemoeder, eer
Van Neerlant, nimmermeer
(55) Verwelck uw vredelof;
Ghy stond naar vrede in t aardsch, en sluitse in t hemelsch hof.