JULFUS,
[Vignet: Perseveranter]tAMSTERDAM, |
Den Weledelen gestrengen Heere, |
Om dat al wat nieuw schijnt, veelen het brein kittelt en de ooren streelt, hebbe ik een Treurspel, Didoos doot genaamt, misschien deerste alhier, in dry deelen [fol. *2v] gedeelt, en gemengt met een Blyspel van de zelve verdeeling, genaamt Julfus. Maar om dat ook, al wat nieuw schijnt, eenigen het brein tergt, en de tong scherpt, heeft deze nieuwicheit geen gemeen beschermer van nooden. Ik draag dan het leste aan uw Weledt. op, gelijk ik het eerste aan mijnen Heere Uwen Vader opgedragen hebbe, met het vertrouwen, dat Gy niet weigeren zult een beschermer van t een en het ander te zijn, wijl het niemandt beter en met meerder voorrecht voegt. Maar buiten twijfel zal ik mijn dank al weg hebben, dat mijn inzicht hier op iets anders doelt, als op een erkentenis, die ik uw Weledt. voor zoo vaak-genooten vriendschap en gunst schuldig ben. Doch uw Weledt. late zich niet mishagen, dat ik den hanthaveren der kunst hier mede aanwijze dien Heere, van wiens rechtzinnig oordeel, zonder vreeze van vooroordeel, zy den waaren prijs hunner werken hopen mogen. Want, mijn Heere, den stof daar van Gy opgeleit zijt, doet ons haaren goeden aart van verstant en neigingen kennen in alle die t geluk hebben van den beroemden stam des Heeren van Vlooswijk te zijn; en dit voordeel van de nature heeft in uw Weledt. grooten aanwas gekregen door de lessen die [fol. *3r] Uwe leergierige jeugt van ervaarene meesters in alle wetenschappen ontfing; maar endelijk haar volkomenheit en luister van den verscheiden ommegang, die uw Weledt. in t doorreizen van verre en veele landen zoodanig geoeffent heeft, dat Gy met recht een waardigen Burger der waerelt heeten moogt; en by gevolg niet alleen door geluk van Uw geboorte, maar door Uwe eigene verdiensten, eene der waardigste Burgeren dezer stad zijt; om welker vermaax wil gezeide twee stukken, onder de schaduwe van zoo verzeekerde vleugelen, den dach zien, en het Tooneel betreden durven. Alle deze ingestorte en aangewonne gaven zou uw Weledt. immer met onrechtvaardigheit, ten minste te vergeefs bezitten, ten waare hunne vruchten tot eens anders nut gedijden. Gun my dan eenige der zelve, mijn Heere, en laat toe, datze my strekken tot een schilt, waarop alle tongen, hoe scherp gevlijmt, en hoe hart verstaalt, zich stomp schieten. Laat my toe, haar uit Uwe naam te zeggen, dat hunne onervarenheit eene nieuwicheit noemt, dat elders out en gemeen is; en schoon het eene nieuwicheit was, dat alle nieuwicheden niet verwerpelijk zijn; anders bleven verdorven zeden onhervormt. Niet dat ik deze verdeeling stelle boven die van [fol. *3v] vijf bedrijven, die dOude naar een lankzame ondervinding voor best gekeurt hebben. t Is verre van daar. De gemeine achting, die zy by alle verstandigen hebben, heeft my zoo diepen ontzach ingedrukt; dat ik veiliger acht, hun blindelings te volgen, als verwaant te wederspreken. Ook hebbe ik dezelve stof van Didoos Doot voor ettelijke jaren eens ondernomen, en bond my geheel aan hunne wetten, voor zoo veelze my toen bekent waren; maar van die beginselen hebbe ik niet een gedachte, ik laat staan regel, behouden. En als t daar alleen op aan quam, Gy, mijn Heere, en die zich der kunst verstaan, zullen er vijf bedrijven in vinden, hoewel ik maar dry delen stelle; alzoo het derde deel dry bedrijven begrijpt, de welke wat verlengt door voeghlijke in- en toevallen, of omstandelijke beschrijvingen en werkingen, met dandere twee wat gekrompen, dat gemakkelijk geschieden kan, vijf gelijke deelen uitmaken zullen. Maar, t slopen van ons heerlijk out Tooneel, is dat geschiet, en de groote onkosten van dit nieuwe zijn die gedaan, om altijd speelen, op de gewoonlijke wijs, te vertoonen? onze oogen getuigen ons immers, dat al dien omslag op wat nieuws en voornaamlijk op het nabootsen van den Italiaan zach: wien men [fol. *4r] niet dacht toetegeven in zijne slach van spelen, by hen Opere genoemt; gelijk blijkt uit een of twee op dien voet ten Tooneele gevoert. Doch de Dichters der zelve de swaricheden bezeffende van alles op die manier uit te doen voeren, (want ons ontbrak behoorlijke maatklank van wint en snaarspel en uitgezochte keelen; dat de ziel van zulke werken is) hebben getracht het mogelijkste, doch moejelijkste gedeelte te eevenaaren. Dat zijn de werken, by hen Machine genoemt, die noch wel de vereischte volkomenheit niet hebben; maar buiten twijfel op het aanmerken van vorige wangestaltenissen en misslagen verre gebracht konnen worden; gelijk wy gespeurt hebben uit het onderscheit der twee Tooneelstukken van dien aart, waar in nochtans deen en dander Dichter, de konstwerken uitgezondert, den ouden voet van vijf bedrijven gehouden heeft. Ik stel er dry in mijn Treurspel, opt voorbeelt van den Italiaan; die zulx doet, om de gaping tusschen de bedrijven met aangenaam tijdverdrijf te stoppen; dat somtijds byspelen zijn, somtijds zinnebeelden, somtijds danssen; en somtijds verdichte goden, als t gewoel der wereltlingen bestierende. Op dat men ondertusschen de konstwerken, in de andere bedrijven te vertoonen, toebereide. [fol. *4v] Maar toen mijn werk al heel opgestelt, en vry verre opgemaakt was, vond ik my zeer verlegen; om dat men de kunstwerken, die men invoeren wilde, ook zelf uitvoeren moest. Want, mijn Heere, hoe slechten Dichter ik ook zijn moge, zoo vinde ik my echter noch minder tot het laatste als tot het eerste bequaam. En om dat het qualijk voegen zoude iemands onbetaallijken arbeit te veel te vergen, hebbe ik er zeer veele uitgewist en uitgelaten, sommige gepast op t gebruik van die op t Schouwburg waren. Van duitvoering der weinige die daar in blijven, komt my mede den lof niet toe; want een ander vrient heeft de moeite daar van op zich genomen, en ik niets als t verzoek daar toe gedaan. Deze ordre, hoewel het den nieuwen Dichteren buiten twijfel raadsaamst is, der ouden wetten en t gemene gebruik te volgen, dunkt my nochtans niet heel berispelijk, noch onbequaam voor allen den genen, die hunne Speelen met Kunstwerken willen vercieren; en lichtelijk zoo veel voeghlijker, als het iemand, in een Spaans kleet, beter past, op die lands wijze, als op de Fransche snof, die in t gemeen boven alle andere geprezen wort, te strijkvoeten. Des heb ik dit Blyspel gemaakt; op hoop, dat donnozele Julfus, die ik doe dienen, om de ongelukken [fol. *5r] van Dido met vermaak te doen afwachten, zoo veel te ontfankelijker by den Liefhebberen zijn zal, als ik de stoffe van t Byspel uyt die van t Treurspel doe vloeyen, en het eene onder t slechte volk speelt op den zin, die de Grooten in t ander uitbeelden. Maar daar valt noch veel te zeggen tegen andere byzonderheden der Tooneelwetten, daar ik tegen aanga; als, dat de bygeschiedenis van Serestus en Anna, in vergelijking vant voorneemste werk, veel te groot is; dat het leste deel, als gezeit, dry Bedrijven inhout; waarom ik het ook deelen, en geen bedrijven genoemt hebbe; alzoo t overwaar is, dat ieder bedrijf op een zelve plaats en aaneenhangende tijt afspelen moet; dat ik de verziering anders als Virgilius verhandel; dat ik t volk te Kartaag Amsterdams doe spreken, en de Vrouw van Julfus, om haar spraak te vermommen, in t eerste deel Brabands doe nastameren. t Een en t ander waare in t opstellen met gemak voorgekomen, hadde ikt voorbeelt der Italianen niet gehadt, en voornamelijk had ik niet geoordeelt dat het zoo meer vermaak als anders geven zoude; waarom ik ook Julfus, als te Kartaag op een stroowisch, gelijk men hier zeit, aangedreven, Westfaalsch of ander Nedersax zoude hebben doen spre- [fol. *5v] ken, waar het my zoo wel voor, als na het opmaken, ingevallen. En buiten dit alles zal er noch genoegh te zeggen zijn; maar staat my t schrijven vry, waarom een ander het spreken niet. t Heeft tongen geregent op de werken der grootste Schrijveren, op wat gront als op een ydele waan zoude mijne hoop steunen, indien ik tusschen de druppelen droogh dacht door te gaan. Ook moet menze niet alle vreezen. Een slag van tongen jaagt maar wat schrik aan, dat zijn de nijdige; maar die bekennen, zoo haast zy den mont openen, door de spijt van hun licht betimmert te geloven, dat men hun te boven en voorby streeft. Geen kleine vergenoeging voorwaar in vergelding van een weinig blaffen, dat hoewel geen doodelijke nochtans gevaarlijke beten dreigt; en die langzaam te genezen zouden zijn, zonder den balsem van uw Weledts. en aller verstandigen goetwilligheit. Voor hen is t, dat meest alle werken in t licht komen, aan hen is t daar van te oordeelen, van hen is t, dat men zijne misslagen gaarne ziet aanwijzen, en door hen is t, dat men die kent, en zoekt te verbeteren. Donwetende verdienen niet, dat men na hen [fol. *6r] meer omzie, als na kleine hontjes, welker gekef niet gevaarlijker is, noch meer geklaters maakt, als de belletjes dieze dragen. Voor t overige zal my den grooten hoop der toezienders, wien het om t even is, of t maaksel wat beter of sleghter is, genoeg voldoen, zooze zich hunner uitgift niet beklagen. Doch die konnen zich troosten, dat et dan een aalmoes is, die zy den ouden stok en arme wees doen, gelijk ik hen die van mijnen arbeit schenke. Uw Weledt. mijn Heer, stelle de bescherming die ik U verg, mede op die rekening, zoo zult Gy, de Godshuizen ten voordele, veele tot andere nieuwicheden moedigen, van ons alle bedankt worden, en ik blijven |
VERTOONDERS. |
Lais, Tiribus, Mizo, Quibus, Kaja, | } } | Kartagenaars. |
Dit Blyspel speelt bequamelijk met zijne dry deelen, achter ieder deel der zelve orde van Didoos doot. Byzonderlijk aangezien, begint het een uur voor middag, en eindigt twee uuren naar den opgang der zonnen. Den Lezer diene tot narichting, dat ik met ae, de klank van de Grieksche η, als men in waerelt, blaeten, en diergelijke woorden hoort, uitbeelde. |
Qui facile credit facile decipitur. |
IULFUS |
II. TOONEEL. |
III. TOONEEL. |
IV. TOONEEL. |
V. TOONEEL. |
Laïs, en Tiribus zingen t volgende lietjen. |
VI. TOONEEL. |
Amantium ira amoris integratio est. |
TWEEDE DEEL. |
II. TOONEEL. |
III. TOONEEL. |
IV. TOONEEL. |
V. TOONEEL. |
VI. TOONEEL. |
VII. TOONEEL. |
VIII. TOONEEL. |
II. TOONEEL. |
Iulfus. (1010) Wie spreektme toe? waer zinje? zeg, | Echo. Weg. |
Spreek op. Waer of de lui hier binnen? | Hier binnen. |
Wel komt er uit, en spreek mit zinnen; | |
Of scheerje mit de lui de gek? | Gek. |
Dat was van jongs op mijn gebrek; | |
(1015) Maar wat zin jy mit jouw subtijlhait? | Ylhait. |
Ja, ja, t is dEcho, die t somwijl zait, | |
Zoo t is, maar meenig raisje mist. | Je mist. |
k Doe niet, maar k weet wel, datje gist, | |
Dat jouw elk ien hoort te vertrouwen. | Trouwen. |
(1020) Wil jy men gelt dan hier wel houwen, | |
Die zoo van trouw hebt opesneên? | Neen. |
Wel Iuffrouw, wilje niet, brus heên. | |
Maar waer verberg ik best deuz buiten? | Buiten. |
In t openbaar, dat ken niet sluiten. | |
(1025) Wat prykel, zoo k niet elders ga? | Scha. |
Wat quaet, zoo ik t op jouw gena | |
Daer in het hol leg? kijk, ik kom er. | Kommer. |
Dat praeten maekt ien dom mensch dommer. | |
Wel zeg dan, dreigtme verder iet? | Verdriet. |
(1030) We zellen t zien; ik loof het niet. Daer leit den aep, zouw jy die stelen, Dat zouw de drommel zelfs vervelen. t Ontbreektje wel an gien verstand; Maar leêloos wanspook, jy hebt hand (1035) Noch vinger; t is maar veul gekakel |
III. TOONEEL. |
IV. TOONEEL. |
V. TOONEEL. |
Tirib. (1140) Wie daer? me dunkt me roeptme derwaarts, | Echo. Herwaarts. |
Wie roeptme daer? ist haintje pik? | Ik. |
Ik zieje niet; je jaagtme ien schrik | |
Op t lijf; ik durf niet vorder treden. | Reden? |
Wat roert het jouw; laet mijn mit vreden. | |
(1145) Wat schuilt daer in dat drommels gat? | Schat. |
Wel iemand, die die buit graag had, | |
Zeg, wat hy doen moet in deuz hoeken? | Zoeken |
Me dunkt, je hebt me in t zin te doeken; | |
Wat schat of hier de moeit vergelt? | Gelt. |
(1150) Wanneer ontdekt men, ik bidje, melt | |
Het mijn, die schat vol wonderheden? | Heden |
Zouw k wel of qualijk tijd besteden, | |
Zoo k schatten zocht in mijn gequel? | Gek, wel |
Wat moet hy jouw doen, die hier zel | |
(1155) Nae gelt, en schatten durven trachten? | Achten. |
Ik heb niet zekerders te wachten; | |
[p. 37] | |
Ik zoek. Men tijd die is ook om. | Zoo kom. |
VI. TOONEEL. |
VII. TOONEEL. |
VIII. TOONEEL. |
EINDE. |
Tekstkritiek: |