Joost van den Vondel: De tranen, Petri ende Pauli, door I. V. Vondel. Op muzyck gebracht, met 2,3,4, en 5, stemmen, en een gemeene-grondtstem, door C.T. Patbrué, jubalist van Haarlem. 1646. Deel 1 Neurie (de melodie- of tenorstem): p. I-IV en 1-56 (foto 1-60) Deel 2 Tweede boven-zangh (Rey van gekerstende soldaten),: p. I-XVI (foto 61-76) Deel 3 Tweede boven-zangh (Traenen Symon Petri),: p. I-VIII (foto 77-84) Deel 4 Gemeene grondtstem. (foto 85-136) Uitgegeven door drs. G.C. van Uitert Red. dr. A.J.E. Harmsen, Universiteit Leiden. Ceneton094390 e.v. Ursicula In deze uitgave zijn evidente zetfouten gecorrigeerd en gemarkeerd met een asterisk. Tekst onder genoteerde muziek nemen wij regel voor regel over, aangegeven met donkergroen. Teksten in gotisch schrift geven wij aan met donkerblauw. |
DE[Vignet: fleuron met putti]tAMSTERDAM, |
Opdraght der TRAENEN |
WY openen hier voor SYMON FELT, wiens geest nergens liever weydt als in den beemt van Maetspel en zangh, de lieffelycke en heylzame weyde, of het velt van dien grooten Herder Symon Petrus en Paulus, zynen mee genoot, beyde waerdigh tot hun eeuweige gedachtenisse eeuwigh op gezongen te worden, om de Cristenen op te wecken tot navolginge van hunne uytnemende deught en stantvastigheit, gebleken tot voorstant des Cristelycken geloofs; weshalve zy met de heerlycke martel-kroon in t eeuwigh leven beloont en gekroont zyn. Onze Neerlantsche Dichter, en zonderlingh begaefde Poët, van de VONDEL had dit zoo beweechlyck en stightelyck op het tooneel gebrocht, dat myn Zang-kunst omvonckt wert, om de reyen op het tooneel aen te voeren, zyn maet en rymen met snaeren en stemmen te volghen, en de kracht en het pit van dien styl naer myn vermogen wat natuerlyck en krachtigh uyt te beelden, zulcks dat myn Nooten, zoo my gezeyt wiert, uwe E. hart raeckten, en bykans tot traenen beweeghde, als uwe lief-hebbende ooren het bittre traen geluit van onsen Symon Petrus en zyn mee-gezel Paulus omvingen. Ick sedert van verscheyde lief-hebbers der Muzycke aengeport om dit werck door den druck gemeyn te maecken, vont geraden te schuylen onder de gunstige schaduwe van uwe E. met eenen zonderlingen treck tot deeze Hemelsche kunst ingenomen, en in t byzonder tot dezen Apostolycken toon. De kunst-beminders ziende uwen Naem op het voorhooft van dit werck, zullen het met meerder smaeck en graegheyt omhelzen, en helpen bevorderen dat de goddelycke Zangh-kunst door deftige Dichters meer en meer groeye en bloeye, terwyl ick blyve, |
Te Haerlem, 1646. den Novemb. | CORNELIS TYMONSZ: PATBRUÉ. |
MAer de Christenen, beide mannen en vrouwen, die te Rome waren, vluchtende naer de koningklycke kercken der Apostelen, PETER en PAUWELS; zoo ten tyde van Alarick, als van Theudorick, berghden hun leven, en hare kuischeit, volkomentlyck door een gelycke goddelycke voorzienigheit, waer door, in Hierusalems ondergangk, van Godt wierden behouden, die zyne wet hadden ghehouden. |
Noch een luttel verder: |
DE Christenen deden t geen Godt begeerde. Zy gingen uit Babylon, dat is uit de stat Rome naer de HEILIGE PLAETSEN Die buiten de stat waren; en werden daer, als in gerusten vreede, gheberght; niet zoo zeer door der Gotten ghenade, als door Godts beschuttinghe. Zoo regeerden de MARTELAERS met Christus. |
OPDRAGHT |
OPDRAGHT |
TRANEN, |
TRANEN,NEURIE. |
Vervolgh van de |
XXIV. a 5. | REY. Van gekerstende Soldaten. NEURIE. |
Rey van gekerstende Soldaten. |
FINIS. |
REGISTER. |
DE
[Vignet: fleuron met putti]tAMSTERDAM, |
Opdraght der |
WY openen hier voor SYMON FELT, wiens geest nergens liever weydt als in den beemt van Maetspel en zangh, de lieffelycke en heylzame weyde, of het velt van dien grooten Herder Symon Petrus en Paulus, zynen mee genoot, beyde waerdigh tot hun eeuweige gedachtenisse eeuwigh op gezongen te worden, om de Cristenen op te wecken tot navolginge van hunne uytnemende deught en stantvastigheit, gebleken tot voorstant des Cristelycken geloofs; weshalve zy met de heerlycke martelkroon in t eeuwigh leven beloont en gekroont zyn. Onze Neerlantsche Dichter, en zonderlingh begaefde Poët, van de VONDEL had dit zoo beweechlyck en stightelyck op het tooneel gebrocht, dat myn Zangkunst omvonckt wert, om de reyen op het tooneel aen te voeren, zyn maet en rymen met snaeren en stemmen te volghen, en de kracht en het pit van dien styl naer myn vermogen wat natuerlyck en krachtigh uyt te beelden, zulcks dat myn Nooten, zoo my gezeyt wiert, uwe E. hart raeckten, en bykans tot traenen beweeghde, als uwe liefhebbende ooren het bittre traen geluit van onsen Symon Petrus en zyn meegezel Paulus omvingen. Ick sedert van verscheyde liefhebbers der Muzycke aengeport om dit werck door den druck gemeyn te maecken, vont geraden te schuylen onder de gunstige schaduwe van uwe E. met eenen zonderlingen treck tot deeze Hemelsche kunst ingenomen, en in t byzonder tot dezen Apostolycken toon. De kunstbeminders ziende uwen Naem op het voorhooft van dit werck, zullen het met meerder smaeck en graegheyt omhelzen, en helpen bevorderen dat de goddelycke Zanghkunst door deftige Dichters meer en meer groeye en bloeye, terwyl ick blyve, |
Myn Heer, |
Uwe E. dienstwillige |
Te Haerlem, 1646. den Novemb. | CORNELIS TYMONSZ: PATBRUÉ. |
Woorden Voor die niet en singen, om met meerder aendacht te hooren, als mede met wat stemmen yder stuck ghesonghen werdt. |
OPDRAGHT |
PETRI ende PAULI. |
Vervolgh van de |
Tekstkritiek: |