DAmintas van Tasso, is al van ouds vermaard, en voor een van d allerkeurigste werken gehouden; maar doverzetting daar van op rymelooze verssen in onze Nederduitsche spraak, zal mischien als iets nieuws voorkomen, en derhalven zoo smaakelyk niet zyn. Men heeft nogtans eens een proef willen neemen, of het geen in t Italiaansch zo gemeen is, in onze taal; die zeekerlyk even zoo bequaam daar toe is; niet konde naagebootst werden. Eenige voornaame Nederduitse Digters hebben voor deezen [fol. *4v] wel rymlooze verssen gemaakt, t geen men naderhand niet gevolgt heeft; en ik kan ze zelf niet goed keuren in een Heldendigt, of andere deftige stoffe: maar zoo ze ergens passen, het zal in diergelyke Bosch-tonneel-spelen zyn als dit is: en het schynt dat Tasso; dien het aan geest om te rymen niet ontbrooken heeft, dewyl hy het groote Heldendigt van t Verloste Jerusalem in konstig rymende verssen heeft uitgevoerd; nogtans in dit herders spel voordagtelyk onrymende verssen verkooren heeft, om dat hy geoordeelt heeft dat zulke stof wat gemeenzamer en minder hoogdraavend moest zyn: en hy moet zeekerlyk van dit gevoelen geweest zyn, om dat hy in zyn voorreden, de Min een soort van verschooning laat doen, dat de herders zoo ongewoone taal spreeken, en geeft daarvan een byzondere reden, als of zy nu door een buitengewoone goddelyke kragt waaren aangeblaazen.
[fol. *5r]
Indien men nu dierglyke werken wil in rym overzetten; t is zeeker genoeg, dat men zulks niet kan doen, zonder een meerder hoogdraavendheid daar in te brengen, t geen nogtans de Schryver* heeft willen vermyden: dit blykt aan de Getrouwe Herder, van Potter overgezet; t geen een treffelyk werk is, maar eenigsints veranderd door de verandering van verssen: Zoo is doverzetting van deeze Amintas in de Fransse taal, in zig zelf goed, maar wykt veeltyds geheel af van de gedagten die Tasso heeft, werdende om t rym somtyds iets overtolliges daar by gevoegt, of iets daar nogtans aardigheid in steekt: uitgelaaten, Zoo vind men Anakreon in t Frans overgezet; maar t geen in t Grieks geestige deuntjes zyn, zyn in de vertaaling deftige gedigten geworden, die wel fraay zyn, maar naa doorspronklyke niet gelyken.
[fol. *5v]
Ik verbeel my derhalven (hoe zeer deeze slag van verssen iemand mogt behaagen of mishaagen) dat men deeze werkjes allerbest kan overzetten, met dezelve trant van verssen te houden die ze in doorspronklyke taal hebben. Een ander had dit mischien gelukkiger konnen uitvoeren, maar ik heb t eens ondernomen; en overal zoo naa mogelyk dezelve trant van verssen gehouden, die ik in t Italiaans gevonden heb; de lange & korte regels van even veel lettergreepen gemaakt; daar ik lange of korte regels vond, heb ik ook zoodaanige gebruikt in myn vertaaling, en waar in t Italiaans eenig rym was, ook een rym tragten in te brengen: want ik bemerk klaar, dat Tasso zulks niet zonder reden gedaan heeft; dat sommige stof veel aardiger valt in de korte regeltjes, en dat hier en daar een ryment versje tussen beiden mede een sierlykheid geeft, die wel voegt met het onderwerp van [fol. *6r] zulke redeneringen, daar men dezelve vind: de Reyen tussen de bedryven, die in t Italiaans op rym zyn, heb ook op rym gemaakt, en ook zo veel mogelyk getragt, dezelve trant van rym & regels te behouden: op dezelve wys heb overgezet het vers van de weg geloopen Min (t geen hier als een Naa-reden stel, schoon ik weet sommige het voor een byzonder vers houden) daar ook omtrent zo veel en weinig rym in heb zoeken te brengen, als het in t Italiaans heeft.
Wat daar van zy, t zal my lief zyn, indien deeze myne Overzetting maar eenigsints bequaam zyn mag, om dit roemwaarde Bosch-tonneel-spel van Tasso in onze Nederduitse taal uit te beelden, t geen tot nog toe maar in onrym geschied is; behalven dat ik nu verstaa, een vermaard Digter bezig is met deeze Amintas, in maatlooze verssen te vertaalen: al t geen [fol. *6v] gezien heb, dat uyt zyn pen gevloeyd is, doet my niet twyffelen, of zyn overzetting zal ten minsten zoo aangenaam als de myne weezen; maar t zal beter zyn, dat dit pronkstuk van Tasso op tweederleye wyze te voorschyn kome, als dat het langer voor de Nederlandze konst-beminnaars verborgen blyve.
t Geen al voor meer als honderd jaaren van alle de wereld is goed gekeurd, is onnodig te pryzen: maar ik moet den Leezer alleen errinneren, dat hoe oplettender hy is, op de gedagten van Tasso, hoe meer aardigheid hy in dezelve zal vinden. k Durf hem vry spreeken van de beschuldiging die zeker Digter doed, zeggende dat de schryvers het wyze en t malle zoo t zaamen voegen,
Dat ieder voelen kan dat men het zot meest meent,
En t wyze om welstaans wil den tong of pen maar leent.
[fol. *7r]
In tegendeel zal men bevinden, dat Tasso onder deeze boertery veel wysheid en waarheid verbergt. Nooit kon iemand de herts-togten levendiger en natuurlyker afschilderen, met onderscheid hoe dezelve zyn in d eerste jeugd, en in wat meerder jaaren. Zyn vyf Reyen van Herders, schynen zoo veel wysgeers lessen te zyn, die over de minneryen redeneeren, en ieder een onwederspreekelyke waarheid in zig begrypen: hy leert hoe ongemakkelyk d uiterlyke gemaniertheit is voor d opregte en yverige minnaars; hoe weinig men de welspreekendheid nodig heeft, als de meening maar oprecht is; hoe men maar opregt beminnen moet om weder bemind te werden; hoe de Min onze aard veranderd, en ons zagtmoedig maakt; en endelyk dat de groote zwaarigheden en tegenspoeden niet wensselyk zyn voor de getrouwe minnaars: hy vertoond een yverig minnaar beschreumd en nog- [fol. *7v] tans wanhoopend; een ander afgeschrikt om zig weder in die moeylykheid te begeeven; hy mengt in zyn werk veel zedelessen tussen beiden, en endelyk schildert hy in zyn Naa-reden de eigenschappen der Min zeer aardig af. En alle zyn gevoelens komen veel meerder met de natuur en waarheid over een, als de minneryen, die men veeltyds in de Romans of andere diergelyke werken vind afgeschildert; t geen ik den leezer maar in t kort heb willen aanduiden, en voorts aan zyn opmerking beveelen. |